Lezersrecensie
Een paar nuttige tips in een mijnenveld
Het zijn geen gemakkelijke tijden om een man te zijn.* Aan alle kanten wordt ons gevraagd om privileges in te leveren en ons aan te passen, en veranderen is niet makkelijk. Wie een positief mannelijk rolmodel zoekt, kan al snel verleid worden door toxische mannen en hun stoere praatjes over hoe je de baas moet zijn. Maar ook daar ga je de mist in, want (en hier volg ik Deida) échte mannelijkheid komt pas tot bloei met échte vrouwelijkheid als gelijkwaardige tegenpool, zoals een voetbalelftal tegenspelers nodig heeft om te kunnen voetballen.** En zoals feministe Anita Sarkeesian het al treffend formuleerde: ‘In het spel van het patriarchaat zijn vrouwen niet de tegenstander, maar de bal.’ Bij toxische mannen gaat het om controle (‘balbezit’), andere mannen te slim af zijn en natuurlijk om ‘scoren.’ Maar wie vrouwelijke energie geen ruimte en ondersteuning geeft om op te bloeien, komt ook nooit echt bij zijn mannelijke energie - en is bovendien een klootzak. Biedt David Deida ons betere inzichten? Het korte antwoord is: nee.
Laat ik beginnen met de positieve kanten. Als het gaat om in je mannelijke energie staan, heeft Deida echt wel nuttige tips. Dat het belangrijk is om na te denken over de projecten en doelen die je in je leven stelt, bijvoorbeeld, en dat het goed is om daar af en toe in alle rust op te mediteren. Want het is maar al te gemakkelijk om vast te lopen in een drukke baan en je avonden te vullen met afleiding, zonder je af te vragen of je daar echt gelukkig van wordt. Dat het belangrijk is om vrienden te vinden met wie je open en eerlijk over dat soort zaken kan praten. Dat het belangrijk is om te herkennen hoe verwachtingen van bijvoorbeeld je vader je leven hebben gevormd, zodat je kan nagaan of je aan zijn verwachtingen probeert te voldoen, of je eigen leven leidt. Volgens Deida streeft elke man naar vrijheid, en of je het daarmee eens bent of niet, zijn tips kunnen helpen om een authentiek leven te leiden.
Zodra Deida begon over vrouwen en liefdesrelaties, voelde ik me echter honderdvijftig jaar teruggeworpen in het verleden, naar de tijd waarin mannen bijeen kwamen in herensociëteiten om, lurkend aan hun Goudse pijpen en onder het genot van een potje whist, te bespreken dat je vrouwen niet serieus moet nemen omdat ze toch alleen vanuit hun emoties praten (hoofdstuk 16) die zo wisselend zijn ‘als de patronen van het weer’ (hoofdstuk 19). Hun vermaningen dienen niet letterlijk genomen te worden, maar zijn alleen bedoeld om je mannelijke standvastigheid te testen (hoofdstuk 30). Vrouwen moeten hun energie kunnen laten stromen ‘in spel en plezier zonder zinnig bezig te hoeven zijn…’ (hoofdstuk 50). Soms lijkt Deida te beseffen dat het wel echt enorm seksistisch is wat hij zegt, en probeert hij de zaak te sussen door te zeggen dat emotionele beslissingen vaak beter zijn (hoofdstuk 22). Een losse uitspraak die hij verder niet onderbouwt, en die hij ook niet kan menen zonder al zijn eerdere uitspraken over mannen onderuit te schoffelen. Want als beslissingen gebaseerd op onze ‘mannelijke analyse’ vaak niet zo best zijn, hoe kunnen we dan ooit onze authenticiteit echt vormgeven?
Deida’s nonchalante en in een spiritueel jasje gestoken seksisme legt enkele enorme tekortkomingen van dit boek bloot als gids voor de omgang van mannen met zichzelf en anderen. Ten eerste presenteert het zijn regels als universele waarheden die los staan van maatschappelijke ontwikkelingen. ‘Toevallig’ komen ze echter wel heel erg overeen met westerse vooroordelen die al bestaan sinds de Verlichting en die verantwoordelijk zijn voor eeuwen aan vrouwelijk leed***: van uitsluiting van werk, politiek en goede medische zorg tot fysiek en seksueel geweld. Vrouwenrechten zijn zwaar bevochten en staan op veel plaatsen onder druk, maar daarover rept Deida met geen woord. Nee, het probleem dat hij in dit boek wil aankaarten, is dat wettelijke gelijkheid tussen mannen en vrouwen ook vaak leidt tot gelijkheid in de slaapkamer, terwijl een bruisende relatie vereist dat mannen en vrouwen elk in hun eigen energie staan. En dat betekent dat de man een ‘nee’ moet zien als een weinig betekenende uiting van emotie in plaats van als een weloverwogen keuze (hoofdstuk 16). Of nog sterker aangezet: een ‘nee’ is een uitnodiging om door haar weerstand heen te breken om haar hart te openen: ‘Doe alles wat nodig is om het omhulsel van haar afgeslotenheid te doen barsten, laat je liefde door de barst naar binnen gaan en raak vervolgens haar hart.’ (Hoofdstuk 21). Dat dit soort adviezen enorm veel schade kunnen veroorzaken in een land waarin de helft van alle vrouwen wel eens te maken heeft gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag, en er gemiddeld elke acht dagen een vrouw vermoord wordt omdat ze vrouw is, meestal door een (ex-)partner****, is kennelijk een triviaal bij-effect. Deida heeft het er in elk geval nooit over. Ook over de grilligheid van vrouwelijke emoties kun je iets soortgelijks zeggen. Zoals een recensente elders al scherp opmerkte: als je vrouwen van jongs af aan traint om mannen te pleasen, en ze worden overladen met kritiek, scheldpartijen tot aan geweld en moord als ze met mannen de discussie aangaan*****, gaan ze uiteraard mannen naar de mond praten en zichzelf wegcijferen. Vervolgens claimen dat dat is hoe vrouwen van nature zijn, spreekt niet voor Deida’s sociale inzicht. Het is als iemand die naar een vertrapte bloem kijkt en dan vol zelfvertrouwen zegt, dat bloemen van nature plat zijn – en dat dus ook horen te zijn.
Wie goed kijkt, ziet dat dit gebrek aan reflectie eigenlijk de basis vormt voor het hele boek. De structuur is een aantal stellingen met uitleg, maar waar die stellingen vandaan komen, is onduidelijk. Laat ik me hier een Deidaatje permitteren en stellen waarom ik denk dat hij hiermee mannen tekort doet.
Er is een Indiase parabel waarin drie blinde mannen een olifant onderzoeken. De eerste voelt alleen de slurf, en zegt: “Het is een slang.” De tweede voelt alleen een poot en zegt: “Het is een boom.” De derde voelt alleen een oor en zegt: “Het is een waaier.” Mijn stelling is dat begrippen als ‘mannelijkheid’, net als bijvoorbeeld ‘spiritualiteit’ en ‘rechtvaardigheid’ als deze olifant zijn. Als je zulke complexe en veelzijdige begrippen wilt onderzoeken, moet je met een open geest luisteren naar verschillende partijen, want niemand heeft het hele plaatje. Deida moedigt dan wel zelfonderzoek aan, maar zeker geen onderzoek naar zijn stellingen. Er is weinig ruimte voor nuance, sterker nog, mannen die ervan afwijken worden al snel denigrerend weggezet als ‘watjes’ (hoofdstuk 37) of ‘zwak’ (hoofdstuk 42). Je vraagt je af waar Deida zo bang voor is, dat hij de noodzaak voelt om zo heftig te reageren.
Al met al hebben wij mannen aan Deida dus niet zoveel. In welke richting moeten wij onze mannelijkheid en onze relatie tot het vrouwelijke dan zoeken? Deze recensie is te kort voor een uitgebreid antwoord, maar een hint kunnen we vinden in hoofdstuk 36, waarin Deida schrijft: ‘Het verschil tussen verkrachting en verrukking is liefde.’ Dit is opnieuw gevaarlijke onzin: de meeste verkrachtingen worden gepleegd door bekenden en partners, die doorgaans oprecht zullen denken uit liefde te handelen. Het verschil tussen verkrachting en verrukking is toestemming, informed consent. En als we aannemen dat vrouwen heel goed in staat zijn om toestemming te geven (of niet), dan vallen er ineens allerlei puzzelstukjes op hun plek. Voor Deida zijn gesprekken over relaties iets dat ‘neutraliseert’, waar je in een relatie juist wilt ‘polariseren’: de man staat in zijn mannelijke energie, de vrouw in haar vrouwelijke energie. Dat is echter veel te kort door de bocht: toestemming vragen of geven kan ook heel speels of sexy zijn, en een veilige ruimte creëren om jezelf open te stellen. Zoals de wèl capabele relatie- en sekscolumnist Dan Savage stelt: hoe gepolariseerder je liefdesspel (zoals bondage of sadomasochisme), hoe belangrijker het maken van heldere afspraken, safewords en nazorg, om een veilige ruimte te scheppen waarin mensen zich helemaal kunnen laten gaan. Het introduceren van toestemming levert al gelijk een genuanceerder verhaal op dat ruimte biedt aan mannen en vrouwen om in hun energie te gaan staan, maar ook erkent welke barrières vooral vrouwen hierbij ervaren. Het laat alleen wel een diepere vraag open: als Deida zo de plank misslaat over vrouwen, hoe bruikbaar kan het dan nog zijn wat hij zegt over mannen?
* Maar laten we wel wezen, het zijn nog minder makkelijke tijden om een vrouw te zijn. Dat het makkelijker is om een man te zijn, betekent niet dat het makkelijk is. Wie meer over het verschil wil weten, verwijs ik graag naar John Scalzi’s essay op Whatever: ‘Straight White Male: The Lowest Difficulty Setting There Is.’
** Want een betoog over mannelijkheid is niet compleet zonder een voetbalmetafoor.
*** Het leed van tot slaaf gemaakten en anderen in onze voormalige koloniën werd vaak op dezelfde manier gerechtvaardigd: deze mensen werden routineus weggezet als emotioneel en kinderlijk, en hadden daarom de strenge maar rechtvaardige begeleiding nodig van de blanke man zich te ontwikkelen. Zie bijvoorbeeld Rudyard Kipling’s The White Man’s Burden.
****Bronnen: Rutgers Stichting en NPO3 Spot On.
*****De eerdergenoemde Anita Sarkeesian is hier een goed voorbeeld van, lees ook de discussies over haar en ‘gamergate’ en ‘ethics in games journalism’. De liefhebber van filosofie wordt uitgenodigd om te lezen over de filosofie Mary Midgley en hoe haar inzichten over mannelijke biases in de filosofie door mannelijke filosofen jarenlang werden weggezet als triviaal en irrelevant.
Laat ik beginnen met de positieve kanten. Als het gaat om in je mannelijke energie staan, heeft Deida echt wel nuttige tips. Dat het belangrijk is om na te denken over de projecten en doelen die je in je leven stelt, bijvoorbeeld, en dat het goed is om daar af en toe in alle rust op te mediteren. Want het is maar al te gemakkelijk om vast te lopen in een drukke baan en je avonden te vullen met afleiding, zonder je af te vragen of je daar echt gelukkig van wordt. Dat het belangrijk is om vrienden te vinden met wie je open en eerlijk over dat soort zaken kan praten. Dat het belangrijk is om te herkennen hoe verwachtingen van bijvoorbeeld je vader je leven hebben gevormd, zodat je kan nagaan of je aan zijn verwachtingen probeert te voldoen, of je eigen leven leidt. Volgens Deida streeft elke man naar vrijheid, en of je het daarmee eens bent of niet, zijn tips kunnen helpen om een authentiek leven te leiden.
Zodra Deida begon over vrouwen en liefdesrelaties, voelde ik me echter honderdvijftig jaar teruggeworpen in het verleden, naar de tijd waarin mannen bijeen kwamen in herensociëteiten om, lurkend aan hun Goudse pijpen en onder het genot van een potje whist, te bespreken dat je vrouwen niet serieus moet nemen omdat ze toch alleen vanuit hun emoties praten (hoofdstuk 16) die zo wisselend zijn ‘als de patronen van het weer’ (hoofdstuk 19). Hun vermaningen dienen niet letterlijk genomen te worden, maar zijn alleen bedoeld om je mannelijke standvastigheid te testen (hoofdstuk 30). Vrouwen moeten hun energie kunnen laten stromen ‘in spel en plezier zonder zinnig bezig te hoeven zijn…’ (hoofdstuk 50). Soms lijkt Deida te beseffen dat het wel echt enorm seksistisch is wat hij zegt, en probeert hij de zaak te sussen door te zeggen dat emotionele beslissingen vaak beter zijn (hoofdstuk 22). Een losse uitspraak die hij verder niet onderbouwt, en die hij ook niet kan menen zonder al zijn eerdere uitspraken over mannen onderuit te schoffelen. Want als beslissingen gebaseerd op onze ‘mannelijke analyse’ vaak niet zo best zijn, hoe kunnen we dan ooit onze authenticiteit echt vormgeven?
Deida’s nonchalante en in een spiritueel jasje gestoken seksisme legt enkele enorme tekortkomingen van dit boek bloot als gids voor de omgang van mannen met zichzelf en anderen. Ten eerste presenteert het zijn regels als universele waarheden die los staan van maatschappelijke ontwikkelingen. ‘Toevallig’ komen ze echter wel heel erg overeen met westerse vooroordelen die al bestaan sinds de Verlichting en die verantwoordelijk zijn voor eeuwen aan vrouwelijk leed***: van uitsluiting van werk, politiek en goede medische zorg tot fysiek en seksueel geweld. Vrouwenrechten zijn zwaar bevochten en staan op veel plaatsen onder druk, maar daarover rept Deida met geen woord. Nee, het probleem dat hij in dit boek wil aankaarten, is dat wettelijke gelijkheid tussen mannen en vrouwen ook vaak leidt tot gelijkheid in de slaapkamer, terwijl een bruisende relatie vereist dat mannen en vrouwen elk in hun eigen energie staan. En dat betekent dat de man een ‘nee’ moet zien als een weinig betekenende uiting van emotie in plaats van als een weloverwogen keuze (hoofdstuk 16). Of nog sterker aangezet: een ‘nee’ is een uitnodiging om door haar weerstand heen te breken om haar hart te openen: ‘Doe alles wat nodig is om het omhulsel van haar afgeslotenheid te doen barsten, laat je liefde door de barst naar binnen gaan en raak vervolgens haar hart.’ (Hoofdstuk 21). Dat dit soort adviezen enorm veel schade kunnen veroorzaken in een land waarin de helft van alle vrouwen wel eens te maken heeft gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag, en er gemiddeld elke acht dagen een vrouw vermoord wordt omdat ze vrouw is, meestal door een (ex-)partner****, is kennelijk een triviaal bij-effect. Deida heeft het er in elk geval nooit over. Ook over de grilligheid van vrouwelijke emoties kun je iets soortgelijks zeggen. Zoals een recensente elders al scherp opmerkte: als je vrouwen van jongs af aan traint om mannen te pleasen, en ze worden overladen met kritiek, scheldpartijen tot aan geweld en moord als ze met mannen de discussie aangaan*****, gaan ze uiteraard mannen naar de mond praten en zichzelf wegcijferen. Vervolgens claimen dat dat is hoe vrouwen van nature zijn, spreekt niet voor Deida’s sociale inzicht. Het is als iemand die naar een vertrapte bloem kijkt en dan vol zelfvertrouwen zegt, dat bloemen van nature plat zijn – en dat dus ook horen te zijn.
Wie goed kijkt, ziet dat dit gebrek aan reflectie eigenlijk de basis vormt voor het hele boek. De structuur is een aantal stellingen met uitleg, maar waar die stellingen vandaan komen, is onduidelijk. Laat ik me hier een Deidaatje permitteren en stellen waarom ik denk dat hij hiermee mannen tekort doet.
Er is een Indiase parabel waarin drie blinde mannen een olifant onderzoeken. De eerste voelt alleen de slurf, en zegt: “Het is een slang.” De tweede voelt alleen een poot en zegt: “Het is een boom.” De derde voelt alleen een oor en zegt: “Het is een waaier.” Mijn stelling is dat begrippen als ‘mannelijkheid’, net als bijvoorbeeld ‘spiritualiteit’ en ‘rechtvaardigheid’ als deze olifant zijn. Als je zulke complexe en veelzijdige begrippen wilt onderzoeken, moet je met een open geest luisteren naar verschillende partijen, want niemand heeft het hele plaatje. Deida moedigt dan wel zelfonderzoek aan, maar zeker geen onderzoek naar zijn stellingen. Er is weinig ruimte voor nuance, sterker nog, mannen die ervan afwijken worden al snel denigrerend weggezet als ‘watjes’ (hoofdstuk 37) of ‘zwak’ (hoofdstuk 42). Je vraagt je af waar Deida zo bang voor is, dat hij de noodzaak voelt om zo heftig te reageren.
Al met al hebben wij mannen aan Deida dus niet zoveel. In welke richting moeten wij onze mannelijkheid en onze relatie tot het vrouwelijke dan zoeken? Deze recensie is te kort voor een uitgebreid antwoord, maar een hint kunnen we vinden in hoofdstuk 36, waarin Deida schrijft: ‘Het verschil tussen verkrachting en verrukking is liefde.’ Dit is opnieuw gevaarlijke onzin: de meeste verkrachtingen worden gepleegd door bekenden en partners, die doorgaans oprecht zullen denken uit liefde te handelen. Het verschil tussen verkrachting en verrukking is toestemming, informed consent. En als we aannemen dat vrouwen heel goed in staat zijn om toestemming te geven (of niet), dan vallen er ineens allerlei puzzelstukjes op hun plek. Voor Deida zijn gesprekken over relaties iets dat ‘neutraliseert’, waar je in een relatie juist wilt ‘polariseren’: de man staat in zijn mannelijke energie, de vrouw in haar vrouwelijke energie. Dat is echter veel te kort door de bocht: toestemming vragen of geven kan ook heel speels of sexy zijn, en een veilige ruimte creëren om jezelf open te stellen. Zoals de wèl capabele relatie- en sekscolumnist Dan Savage stelt: hoe gepolariseerder je liefdesspel (zoals bondage of sadomasochisme), hoe belangrijker het maken van heldere afspraken, safewords en nazorg, om een veilige ruimte te scheppen waarin mensen zich helemaal kunnen laten gaan. Het introduceren van toestemming levert al gelijk een genuanceerder verhaal op dat ruimte biedt aan mannen en vrouwen om in hun energie te gaan staan, maar ook erkent welke barrières vooral vrouwen hierbij ervaren. Het laat alleen wel een diepere vraag open: als Deida zo de plank misslaat over vrouwen, hoe bruikbaar kan het dan nog zijn wat hij zegt over mannen?
* Maar laten we wel wezen, het zijn nog minder makkelijke tijden om een vrouw te zijn. Dat het makkelijker is om een man te zijn, betekent niet dat het makkelijk is. Wie meer over het verschil wil weten, verwijs ik graag naar John Scalzi’s essay op Whatever: ‘Straight White Male: The Lowest Difficulty Setting There Is.’
** Want een betoog over mannelijkheid is niet compleet zonder een voetbalmetafoor.
*** Het leed van tot slaaf gemaakten en anderen in onze voormalige koloniën werd vaak op dezelfde manier gerechtvaardigd: deze mensen werden routineus weggezet als emotioneel en kinderlijk, en hadden daarom de strenge maar rechtvaardige begeleiding nodig van de blanke man zich te ontwikkelen. Zie bijvoorbeeld Rudyard Kipling’s The White Man’s Burden.
****Bronnen: Rutgers Stichting en NPO3 Spot On.
*****De eerdergenoemde Anita Sarkeesian is hier een goed voorbeeld van, lees ook de discussies over haar en ‘gamergate’ en ‘ethics in games journalism’. De liefhebber van filosofie wordt uitgenodigd om te lezen over de filosofie Mary Midgley en hoe haar inzichten over mannelijke biases in de filosofie door mannelijke filosofen jarenlang werden weggezet als triviaal en irrelevant.
1
Reageer op deze recensie