Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Alsof Alberts nu pas echt is gestorven

Eus Wijnhoven 18 april 2017
Via de korte roman 'De honden jagen niet meer' (1979) leerde ik A. Alberts’ werk kennen. Daarna volgden de verhalenbundel 'De eilanden' (uit 1952) en weer een roman 'De bomen' (uit 1953). De uiterst sobere, overtuigende stijl die Alberts hanteert sprak me zozeer aan dat ik vanaf begin jaren tachtig zijn werk heb verzameld.
Albert Alberts (1911 – 1995) groeide op in relatieve welstand. Na de hbs met enige moeite te hebben afgerond, schreef hij zich in voor de studie Indologie aan de Universiteit Utrecht. Professor Gerretson had vanaf dat moment een grote invloed op zijn ontwikkeling in de tien jaren die volgden. Halverwege de jaren dertig verhuisde Alberts naar Parijs, waar hij enkele jaren als onbezoldigd ambtenaar werkte op het Franse ministerie van Koloniën. Vrij nutteloos werk verrichtte hij daar. Intussen voltooide hij zijn proefschrift Baud en Thorbecke, 1847 – 1851. Die periode halverwege de negentiende eeuw heeft hem altijd mateloos geïnteresseerd.
In de herfst van 1939 vertrok hij naar het eiland Madoera, waar hij als aspirant-controleur werd aangesteld. Zijn paradijselijk leven werd na enkele jaren ruw verstoord door de Japanse inval en bezetting van Nederlands-Indië. In diverse interneringskampen bracht hij de oorlog door. Hij overleefde die ternauwernood.
Na terugkeer naar Nederland (herfst 1946) pakte hij allerlei klusjes aan. Vanaf 1946 publiceerde hij in 'De Groene', eerst als journalist, later als (journalist-)redacteur. Zijn salaris was dermate karig dat hij daarnaast boeken vertaalde en in zijn rol als historicus – vaak in opdracht – essays schreef. Legendarische anekdotes passeren in dit deel van de biografie de revue. Zo kan Alberts’ drankgebruik nauwelijks worden overdreven. De laatste tien jaren van zijn werkzame leven werkte hij opnieuw als ambtenaar op een ministerie: dat van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Eindelijk ontving hij een goed maandsalaris, dat in de jaren daarna ook nog eens substantieel groeide. En dat terwijl hij ook in die nieuwe hoedanigheid nog wel eens bezopen op kantoor verscheen.
Indië komt veelvuldig terug in Alberts’ werk. Toch is hij nooit naar die regio teruggekeerd. Hij zou niet weten hoe hij de mensen moest aankijken die daar nu leefden. De ambtenarij heeft hij zijn leven lang geprezen. Zonder ambtenarij zou het land volgens hem in chaos ten onder gaan. Hij schreef daar het mooie 'Inleiding tot de kennis van de ambtenaar' (1986) over, een boekje dat overigens niet altijd door diezelfde ambtenaren op waarde werd geschat. Zoals 'Trouw' ooit schreef, kenmerkt Alberts’ werk zich “door de onkenbaarheid van de mens, de raadselachtigheid van hun levens.” Ook zelf was hij een einzelgänger, die samen met zijn Fientje aan het einde van zijn leven in een zwaar beveiligd ‘fort’ in Blaricum woonde. Nog altijd afgezonderd van de wereld, die hem inmiddels met literaire prijzen had overladen.
Bij velen is Alberts’ werk onbekend. Dat is een waar gemis. In 2007 is een mooie uitgave bij Van Oorschot verschenen met zijn verzamelde romans en verhalenbundels. Voor een prikje kun je kennismaken met een van de grootste Nederlandse schrijvers van de vorige eeuw ('Romans en verhalen'; isbn 9789028242517). Graa Boomsma heeft met Leven op de rand een waar eerbetoon geschreven. Na lezing voelt het of Albert Alberts ons nu pas echt heeft verlaten…

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Eus Wijnhoven

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.