Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een kathedraal van knapglas

Henri Osewoudt 01 maart 2024
Als de donkere dagen zich aandienen lees ik altijd een dikke Victoriaan. Dat is een zelfingestelde traditie, dus ik kan de regels naar hartenlust bepalen, bijstellen en breken. En als ik een jaartje geen zin heb, sla ik gewoon over. In mijn particuliere literatuurgeschiedenis begint de Victoriaanse roman bij Thackeray en loopt hij zo ongeveer tot Tolstoy, maar meestal draait het toch uit Dickens. Voor deze winter had ik Martin Chuzzlewit al in huis gehaald. Door sterfgevallen, niet uitsluitend maar zeker ook van auteurs die ik volg en bewonder, de generatie zeg maar die ik als bevattelijke jongeling zag aanschuiven bij Van Dis en die vanachter een glas wit, rood of gewoon water van wal staken en daardoor mijn kijk op en verwachtingen van literatuur deels hebben gevormd (Martin Amis of A.S Byatt bijvoorbeeld), wilde ik iets lezen uit mijn eigen tijd, bij leven van de auteur, nu dat nog kan. Gelukkig behoeft het een het ander niet uit te sluiten. Immers waar het modernisme de Victoriaanse roman de nek omdraaide, zorgde het postmodernisme voor een soort van wederopstanding (nog steeds aldus mijn eigen ongetwijfeld huiveringwekkend rudimentaire kijk op de literatuurgeschiedenis). Dat begon met The French Lieutenants Woman van John Fowles en leverde onder veel meer ook titels op als The Quincunx (Charles Palliser) en The Crimson Petal and the White (Michael Faber). Naar aanleiding van dat laatste boek hoorde ik Germain Greer ooit in een cultureel programma eens zeggen dat we zeker nog wel Victoriaanse romans moesten lezen, maar ze niet meer zouden moeten schrijven. Dat is een ferme oneliner die goed klinkt en die zich dus in een onrijpe geest gemakkelijk als universele waarheid laat gelden, maar die bij kritische beschouwing geen hout snijdt. Waarom zou je geen oude vormen kunnen gebruiken om nieuwe verhalen te vertellen of nieuwe perspectieven op oude verhalen te laten schijnen?

Op het internet staan hele lijsten met moderne romans op Victoriaanse leest geschoeid, waarvan ik sommige heb gelezen, maar de meeste natuurlijk niet en uiteindelijk viel mijn keus op Oscar and Lucinda van Peter Carey. Een boek dat in het Angelsaksische taalgebied een zekere faam geniet, Booker prize winnaar (in 1988), verfilmd (in 1998 met respectabele acteurs als Ralph Fiennes en Cate Blanchette en welwillende kritieken; desondanks in Nederland rechtstreeks in de videotheek uitgebracht), maar dat hier ten lande niet zozeer vergeten als wel nooit werkelijk opgemerkt is. Ik was er al eens eerder in begonnen, een leven geleden zo lijkt het, en ik kon ook nu nog precies aanwijzen waar ik toen opgehouden was: bij de tijdsprong naar het heden, als een kleinkind van Oscar het woord neemt. Helemaal in het begin dus. Soms komt een meesterwerk te vroeg op je lezerspad. De Nederlandse vertaling die ik toen uit de bibliotheek had geleend, is thans uitsluitend nog antiquarisch verkrijgbaar.

Van alle neovictorianen die ik heb gelezen is Oscar en Lucinda zonder twijfel de meest vormvaste. Peter Carey onthoudt zich van postmoderne poetsenbakkerij en qua taal, vorm en verteltechniek kon ik niets ontdekken wat Anthony Trolope zo’n honderd jaar eerder voor opzienbarend of ondenkbaar zou hebben gehouden. Als plotbouwer bedient Carey zich uiteraard wel van alle moderne verworvenheden en daarmee schrijft hij een caleidoscopische roman, dichtbevolkt met kleurrijke karakters en barstensvol tragikomische verwikkelingen die op de moderne lezer mogelijk Dickensiaanser zal overkomen dan een werk van Dickens zelve. Zie ook John Irving voor een auteur die weliswaar met hedendaagse settings eenzelfde effect tracht te bewerkstelligen. Carey concurreert echter met Dickens in diens eigen tijdperk: de periode tussen de jaren dertig en jaren zeventig van de negentiende eeuw. De stemmen die hij daarbij aan het woord laat (en die dus niet of niet op die manier opklonken in contemporaine romans, want dit is geen hommage), zijn die van (onder veel anderen en in willekeurige volgorde): vrouwen, Australiërs en gokkers (zowel obsessief (zij) als compulsief (hij)).

De beide titelpersonages, hij een Engelse domineeszoon, zij een Australische erfgename, ontmoeten elkaar pas op de helft van de roman aan boord van het stoomschip Leviathan (op dat moment het grootste schip van de wereld volgens – ik heb niet kunnen ontdekken of dit research of verbeelding is maar in laatste instantie is het gewoon verdomd goed schrijven) dat onderweg is van Engeland naar New South Wales. Carey weet bedrieglijk lang de schijn op te houden dat er nauwelijks sprake is van een dwingend plot. Hij lijkt zich er tevreden mee te stellen om de wederwaardigheden van zijn ten diepst excentrieke hoofdpersonages, hun worstelingen en botsingen met de heersende mores en machten en de hele en halve helden en schurken die zij onderweg ontmoeten (en die allemaal hun eigen achtergrond en motivatie krijgen) gedetailleerd op te tekenen om zo een subtiel, rijk geschakeerd beeld van de negentiende-eeuwse samenleving te schetsen, waarbij haast terloops mythes en historische gemeenplaatsen worden gedeconstrueerd. Voor de nog jonge natie die Australië is, is dit allicht belangrijker dan in de oude wereld, dus misschien daarom ook dat dit boek meer resoneert in (enkele landen van) het Gemenebest. Als Oscar en Lucinda elkaar lijken te vinden in (hoe kan het ook anders) een weddenschap gebeurt er echter iets wonderlijks. We zijn dan al ver in het laatste kwart van het verhaal, maar plotsklaps lijkt van alles op zijn plek te vallen werkt de roman dwingend naar een even onvermijdelijk als onverwacht einde toe. Een einde dat zo’n listig spel speelt met het genre en daarmee het verwachtingspatroon van de lezer, dat het aankomt als een stevige kaakslag. Het overkomt mij slechts hoogst zelden dat ik na het dichtslaan van een roman de behoefte heb om een eindje te gaan lopen, maar deze aandrang liet zich na lezing van Oscar en Lucinda sterk gevoelen. Ergens in het begin wijdt Carey een hoofdstuk aan de Bataafse traan of Sint Ruperts druppel. Dat is een glazen druppel met een staart als van een kikkervisje die hamerslagen kan doorstaan, maar in duizenden stukjes uiteen zal barsten als de staart wordt afgebroken. Wellicht lees ik er teveel in, maar het komt mij voor Carey met zijn roman succesvol een soortgelijk effect heeft betracht.

Oscar en Lucinda is een roman die met aandacht en geduld gelezen dient te worden. Zo het al leest als een trein, dan is dat een negentiende-eeuwse stoomboemel en niet een hoge snelheidsintercity of iets dergelijks. Wie zich hier op in kan stellen of wat uit- en instapmomentjes kan inlassen (voor degenen die op koers moet blijven voor de challenge of zo) wacht echter een hoogst beklijvende leeservaring. Een moderne klassieker die wacht op (her)ontdekking.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Henri Osewoudt

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.