Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Middle of the road melodrama

Henri Osewoudt 02 oktober 2020
Utopia Avenue heeft iets onontkoombaars. Een roman waarvan je redelijkerwijs wel had kunnen vermoeden dat hij eens zou gaan verschijnen. David Mitchells tweede roman (Number9Dream) was immers al vernoemd naar een wat obscure John Lennonsong, een aanwijzing voor een meer dan gemiddelde kennis van en belangstelling voor de popcultuur van de jaren zestig. Waarschijnlijk aangewakkerd, zo niet veroorzaakt, door de overstelpende sixtiesverheerlijking annex boomernostalgie waaraan hij als Generatie X’er in zijn vormende jaren moet zijn blootgesteld. En met zijn bewonderenswaardige gave om plot en genre-elementen te combineren en naar zijn hand te zetten, lijkt Mitchell ook uitermate toegerust om de caleidoscopische geest van ’67 in een roman te vangen. Hierbij moet wel worden aangetekend dat David Mitchell anno 2020 niet meer de auteur is die hij aan het begin van deze eeuw was. Na de duizelingwekkende tour de force Cloud Atlas (met een structuur die (zo bedacht ik mij tijdens het lezen van Utopia Avenue) niet alleen iets weg heeft van films als Magnolia, maar ook van de beroemde Beatlessong A Day in the Life met zijn in elkaar geneste liedflarden) waren Black Swan Green en The Thousand Autumns of Jacob de Zoet verbazingwekkend gewone (en gewoon goede) romans met een begin, een midden en een einde. Hier en daar wat vervaarlijk dicht aan schurkend tegen de kitsch. Dat wel. The Bone Clocks was weer een beweging terug naar de uitzinnige genrebending in Mitchells beste tijd, maar het resultaat was eerder schizoïde dan transcedent te noemen. Niet een literair equivalent van Magnolia, veeleer van het Tarrantinostiefkind From Dusk till Dawn.

Utopia Avenue is, op één episode (tegen het einde toe) na, een terugkeer naar Mitchells middenperiode. Een lineair vertelde roman gesitueerd in een voorbije tijd. Nog niet zo ver voorbij als negentiende-eeuws Japan, maar toch verder weg dan het Engeland in de jaren tachtig van Black Swan Green. Het vertelt het verhaal van de opkomst en de tragisch afgebroken carrière van de fictieve muziekgroep Utopia Avenue tussen januari 1967 en einde 1968 (De woest genrebendende rockroman is natuurlijk al eens geschreven door George R.R. Martin met Armageddon Rag, wat misschien mede verklaart waarom Mitchell de goeddeels realistische benadering heeft verkozen). Verteld in een reeks van korte episoden (genoemd naar songtitels die dan weer plaatkanten en albums vormen - een wat gratuit vormtrucje) beleeft de lezer het traject van moeizaam begin in kleine clubs in Soho tot triomfantelijke verovering van Amerika door de ogen van telkens een ander bandlid: bassist en werkende klasseheld Dean Moss, getroebleerde gitaargod en verstoten rijkeluisbastaardzoon Jasper de Zoet (inderdaad van Nederlandse afkomst en nakomeling van) en deugdzaam middenklassemeisje, dat maar niet begrijpt waarom ze niet gelukkig kan zijn in de liefde, Elf Holloway. Drummer Griff (from Hull), krijgt geen eigen perspectief maar wordt sprekend in Yorkshire accent (dat roept bij de zoveelste cursief gedrukte fookin’ dat wel enige irritatie op) opgevoerd in de verhalen van zijn bandgenoten. Daar zit vast een idee of misschien zelfs een (meta)grap achter, maar dat wordt binnen de roman uitgelegd noch verduidelijkt.

Hoewel de band Utopia Avenue duidelijke overeenkomsten vertoont met Fairport Convention (de memoires van hun producer worden ook nadrukkelijk in de verantwoording genoemd) lijkt Mitchell niet zo geïnteresseerd in het alledaagse realisme van rockclichés als hoe-de-band-bij-elkaar-kwam en de lange, moeizame met wurgcontracten geplaveide weg naar succes. Utopia Avenue wordt gerekruteerd (zoals de bemanning voor een onderzeeboot of een crew voor een bankoverval), geconstrueerd dus in wezen, door de integere manager Levon Frankland. Inderdaad, net zoals de fookin’ Monkees, zo moet Griff tijdens een interview met tegenzin toegeven. Maar ze doen het niet alleen maar voor het geld en het succes, maar toch heus ook voor de artistieke integriteit. Het zal allemaal, maar toch blijven de band en de onderlinge verhoudingen iets kunstmatig houden. De band eenmaal bij elkaar, gaat Mitchell geen enkel rockcliché meer uit de weg. Integendeel zelfs, hij lijkt zichzelf ten doel te hebben gesteld de fictieve versie van Rock and Roll Babylon te schrijven. Het melodrama blijft maar komen, plagiaat, drugs, arrestatie, afpersing, wiegendood, vaderschapsclaims, een fataal auto-ongeluk. Weinig blijft de bandleden bespaard, maar het lijkt op een curieuze manier ook weinig indruk na te laten. Ieder drama levert stof voor een nieuwe song en dan gaan we door en gebeurt er wel weer iets anders traumatisch.

Schrijven over muziek is als dansen over architectuur. Een gevleugelde uitspraak die aan vele bedenkers wordt toegeschreven. Mitchell legt hem in de mond van Frank Zappa, tijdens een van de vele verstikkende en klunzige cameo’s die het verhaal bijkans overwoekeren. Zappa, een van de oorspronkelijkste en scherpzinnigste geesten die de rockcultuur heeft voortgebracht, brengt, weer voor even tot leven gewekt door de pen van Mitchell, een sleets citaat ten berde. Dat is altijd nog beter dan Gene Clark die zich uitdrukt in lemma’s uit de popencyclopedie: ‘I liked how the album turned out. Too bad it sold shit. It came out the same time as my old band released their Younger than Yesterday LP and it vanished down a hole…’ Praatten muzikanten anno 1967 zo onder elkaar? Volgens David Mitchell wel en hij is overduidelijk heel erg ingenomen met deze gastrollen. Maar in plaats van het geheel een schijn van authenticiteit te geven, leiden ze echter voornamelijk af van het verhaal en slaan ze het op sommige momenten haast dood. Hetzelfde geldt voor de vervelend opdringerige verwijzingen naar vorige werken van Mitchell. Het idee dat het complete oeuvre ooit nog in het slot kan vallen als een verbijsterende metaroman heb ik vaarwel gezegd en hierdoor voelen de vele zelf referentiele verhaalelementen en personages (de bioscoopscene uit Number9Dream, weer iemand uit Cloud Atlas) leeg en betekenisloos aan. Een fanservice die Mitchell (volgens interviews) levert met behulp van een Wikia die door fans wordt onderhouden. Wat begon als een authentieke en innovatieve manier om verhalen te vertellen, verwordt zo tot een circle jerk. Wie Utopia Avenue wil vergelijken met een Beatlessong komt dit keer niet uit bij het majestueuze A Day in the Life, maar bij Glass Onion een amusant vullertje op de dubbele witte.

Tegen het einde gekomen waagt Mitchell, die klaarblijkelijk vond dat het wel mooi was geweest met al dat saaie realisme, zich toch nog op Bone Clocks terrein. Een van de bandleden is bezeten door een demon die zich al generaties lang in zijn bloedlijn ophoudt en na eeuwen wachten eindelijk voldoende kracht heeft verworven om zijn gastheer over te nemen. En wat wil de demon met zijn nieuwe stoffelijk omhulsel gaan doen? Wel, muziek maken natuurlijk. Wat anders? Het publiek trapt er echter niet in. Er ontbreekt iets. Maar wat? Mitchell laat zijn lezers niet lang in spanning. De demon kan wel de noten spelen, maar de emotie ontbreekt. Is er een Horologist in de zaal? Ja gelukkig. Eind goed, al goed. Of toch niet, Dean Moss die het hele verhaal door als een magneet heeft gewerkt op criminelen en profiteurs van velerlei slag en kaliber, vindt zichzelf nog een laatste keer terug op een verkeerde plek op het verkeerde moment. Het voelt als een willekeurig einde, opgedrongen door Mitchell omdat het makkelijker is de band die hij heeft gecreëerd te laten opbranden dan te laten uitdoven. De Let it Be fase van Utopia Avenue wordt de lezer hiermee wel bespaard.

Ik zeg het niet graag, maar na een best aardig intro, ging Utopia steeds meer slepen en werden er uiteindelijk veel teveel valse noten aangeslagen. Het voelt een beetje alsof Mitchell, mogelijk ten prooi aan een midlifecrisis, een oude tienerdroom: Swinging Londen, spelen in een band, Jimi Hendrix en Brian Jones tegenkomen, heeft uitgeleefd. Het gaat te ver om Mitchell als één-hit-wonder of oldies-act af te doen, maar door zo telkens nadrukkelijk zijn eerdere en veel krachtiger werken in herinnering te brengen en daarop voort te borduren, roept hij dit wel over zichzelf af..

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Henri Osewoudt

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.