Lezersrecensie
Het stille gevecht tussen schepping en vernietiging
“Ik stel heel hoge eisen, altijd,” zei Theo Wolvecamp ooit. “Maar daardoor twijfel ik voortdurend. Soms durf ik niet eens op een wit doek te beginnen.” In die ene zin ligt de kern van zijn kunstenaarschap besloten: het gevecht tussen scheppingsdrang en zelfondermijning, tussen innerlijke noodzaak en angst om te falen. Theo Wolvecamp – Experimenteel in afzondering, samengesteld door Gerhard Roetgering en Lex Schrama, beiden vrienden en verzamelaars van zijn werk, belicht een kunstenaar die stilte verkoos boven roem en afzondering boven de drukte van de kunstwereld.
De monografie verschijnt honderd jaar na zijn geboorte en biedt een rijk overzicht van zijn tentoonstellingen, een bibliografie, nog nooit gepubliceerd materiaal, interviews, brieven en foto’s. Wolvecamp komt hierin zelf veelvuldig aan het woord, waardoor een caleidoscopisch portret ontstaat van twijfel, toewijding en een tijdloze zoektocht.
Experimenteel én afzondering
De titel van het boek is treffend. ‘Experimenteel’ verwijst naar zijn betrokkenheid bij de Experimentele Groep Holland en later Cobra, waar hij in 1948 als jonge schilder deel van uitmaakte. ‘Afzondering’ duidt op de richting die hij daarna koos: stilte, concentratie en verdieping in Hengelo, ver weg van de Amsterdamse kunstwereld. Wolvecamp was geen man van rumoer, maar van verzet — tegen oppervlakkigheid, mode en haast. Zijn afzondering was geen isolement, maar een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen schilderen.
Het experiment als geloofsbelijdenis
Hoewel Wolvecamp behoorde tot de experimentele schilders van het eerste uur, week zijn stijl af van die van Appel, Corneille of Constant. Waar zij zich lieten inspireren door kindertekeningen en felle kleuren, koos Wolvecamp voor introspectieve, monochrome expressie. Hij was de mysticus van de groep, een schilder die, zoals Kandinsky het noemde, zocht naar de innere Klang van het beeld. “Als je daar gehoor aan geeft, word je vrij,” zei hij.
Zijn bijnaam ‘Théofiel’, Godlievend, verwijst naar de spirituele dimensie van zijn werk. Ed Wingen noemde hem de godzoeker in verf. Wolvecamp beschouwde schilderkunst als iets sacraals: elk doek was een ritueel, een poging via verf en vorm tot innerlijke orde te komen. Tegelijk worstelde hij met vernietiging: regelmatig trapte hij doeken door of overschilderde hij ze tot slechts sporen van eerdere gedaanten overbleven.
“Ik begin met een kleurvlak, met materie. Ik improviseer en tijdens de bijna automatische handeling van het schilderen begin ik me vrij te voelen,” zei hij in een interview uit de jaren tachtig. Voor Wolvecamp was schilderen een middel om vrijheid te ervaren en een innerlijke strijd te beheersen.
De weg naar afzondering
Na 2½ jaar aan de Arnhemse Academie vertrok Wolvecamp in 1947 naar Amsterdam, waar hij via zijn leraar Piet Landkroon in contact kwam met kunstenaars als Arie Kater en Dick ten Hoedt. Hij leefde er als een “clochard met verf”, tot Corneille zijn werk zag en hem uitnodigde voor Schilders onder de dertig (1948). Kort daarna was hij aanwezig bij de oprichting van de Experimentele Groep, later onderdeel van Cobra.
Maar terwijl Appel en Corneille faam verwierven, koos Wolvecamp steeds vaker voor afzondering. Zijn kunst ontstond in stilte, ver weg van galeries en tentoonstellingen. Hij wilde zelf geen monografie of film over zijn werk — al kwamen die er uiteindelijk toch.
Symbolische landschappen en innerlijke strijd
De jaren vijftig en zestig markeerden het hart van zijn ontwikkeling. Zijn “dichte” schilderijen met slingerende lijnen vormen een eigen visueel alfabet, een echo van patronen en tekens. Later evolueerde dit tot wat hij zijn innerlijke landschappen noemde.
“Het verhaal zit in de verf zelf,” zei Wolvecamp. “Ik schets, improviseer met kleur, en schilder vaak alles weer over. Het gaat om de symboliek van vormen en kleuren, zonder dat ik hun betekenis ken.” Het schilderen zelf werd de betekenis: existentieel, ritueel, en steeds een strijd tussen schepping en vernietiging.
Vriendschap, liefde en verlies
Een ontroerend hoofdstuk van Kees Verbeek belicht Wolvecamps vriendschappen, waaronder met Lex Schrama en Dorothy de Wit. Ook zijn relatie met Klazien Douma, vanaf 1970, krijgt aandacht: een periode van inspiratie en toewijding, maar ook van vergankelijkheid.
“Mijn werk is het resultaat van een zeer persoonlijk ontstaansproces,” zei hij. “Soms duurt het negen jaar en tachtig lagen verf voor een doek zijn ziel krijgt — het mijne.” Wolvecamp stierf op 67-jarige leeftijd aan een aneurysma, maar het boek laat zien dat zijn werk een voortdurende metamorfose is — van verf én geest.
Een boek als eerherstel
Schrama en Roetgering laten verschillende stemmen meeklinken: kunsthistorici, vrienden en Wolvecamp zelf. Zij plaatsen zijn oeuvre in perspectief zonder het vast te pinnen op één stroming. Zijn afzondering was geen terugtrekking uit de wereld, maar een manier om dichter bij de kern van zijn schilderkunst te komen. Zijn schilderijen zijn geen statements, maar ademhalingen in verf.
Experimenteel in afzondering nodigt uit tot traag kijken en voelen wat verf kan zeggen wanneer stilte en experiment samenkomen. Met 144 pagina’s is het compact, een fijnzinnige introductie. Voor nieuwkomers biedt het een zeldzame inkijk in de mentale ruimte van de schilder; voor liefhebbers een bevestiging van zijn unieke positie in de Nederlandse moderne kunst.
Zoals Wolvecamp het zelf samenvat: “Mijn werk is het resultaat van een zeer persoonlijk ontstaansproces… tot een doek zijn ziel heeft gekregen.” Hij was geen roeper, maar een luisteraar — en dit boek laat horen hoe luid stilte kan klinken.
—
Voor het eerst gepubliceerd op Boekenkrant.com
Leesadvies voor jongeren
Ontdek Theo Wolvecamp! Een schilder die met kleur, lagen verf en stilte experimenteerde. Experimenteel in afzondering neemt je mee in een wereld vol geheimen, symboliek en innerlijke landschappen. Durf jij te kijken? Dit boek is heel toegankelijk geschreven.
De monografie verschijnt honderd jaar na zijn geboorte en biedt een rijk overzicht van zijn tentoonstellingen, een bibliografie, nog nooit gepubliceerd materiaal, interviews, brieven en foto’s. Wolvecamp komt hierin zelf veelvuldig aan het woord, waardoor een caleidoscopisch portret ontstaat van twijfel, toewijding en een tijdloze zoektocht.
Experimenteel én afzondering
De titel van het boek is treffend. ‘Experimenteel’ verwijst naar zijn betrokkenheid bij de Experimentele Groep Holland en later Cobra, waar hij in 1948 als jonge schilder deel van uitmaakte. ‘Afzondering’ duidt op de richting die hij daarna koos: stilte, concentratie en verdieping in Hengelo, ver weg van de Amsterdamse kunstwereld. Wolvecamp was geen man van rumoer, maar van verzet — tegen oppervlakkigheid, mode en haast. Zijn afzondering was geen isolement, maar een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen schilderen.
Het experiment als geloofsbelijdenis
Hoewel Wolvecamp behoorde tot de experimentele schilders van het eerste uur, week zijn stijl af van die van Appel, Corneille of Constant. Waar zij zich lieten inspireren door kindertekeningen en felle kleuren, koos Wolvecamp voor introspectieve, monochrome expressie. Hij was de mysticus van de groep, een schilder die, zoals Kandinsky het noemde, zocht naar de innere Klang van het beeld. “Als je daar gehoor aan geeft, word je vrij,” zei hij.
Zijn bijnaam ‘Théofiel’, Godlievend, verwijst naar de spirituele dimensie van zijn werk. Ed Wingen noemde hem de godzoeker in verf. Wolvecamp beschouwde schilderkunst als iets sacraals: elk doek was een ritueel, een poging via verf en vorm tot innerlijke orde te komen. Tegelijk worstelde hij met vernietiging: regelmatig trapte hij doeken door of overschilderde hij ze tot slechts sporen van eerdere gedaanten overbleven.
“Ik begin met een kleurvlak, met materie. Ik improviseer en tijdens de bijna automatische handeling van het schilderen begin ik me vrij te voelen,” zei hij in een interview uit de jaren tachtig. Voor Wolvecamp was schilderen een middel om vrijheid te ervaren en een innerlijke strijd te beheersen.
De weg naar afzondering
Na 2½ jaar aan de Arnhemse Academie vertrok Wolvecamp in 1947 naar Amsterdam, waar hij via zijn leraar Piet Landkroon in contact kwam met kunstenaars als Arie Kater en Dick ten Hoedt. Hij leefde er als een “clochard met verf”, tot Corneille zijn werk zag en hem uitnodigde voor Schilders onder de dertig (1948). Kort daarna was hij aanwezig bij de oprichting van de Experimentele Groep, later onderdeel van Cobra.
Maar terwijl Appel en Corneille faam verwierven, koos Wolvecamp steeds vaker voor afzondering. Zijn kunst ontstond in stilte, ver weg van galeries en tentoonstellingen. Hij wilde zelf geen monografie of film over zijn werk — al kwamen die er uiteindelijk toch.
Symbolische landschappen en innerlijke strijd
De jaren vijftig en zestig markeerden het hart van zijn ontwikkeling. Zijn “dichte” schilderijen met slingerende lijnen vormen een eigen visueel alfabet, een echo van patronen en tekens. Later evolueerde dit tot wat hij zijn innerlijke landschappen noemde.
“Het verhaal zit in de verf zelf,” zei Wolvecamp. “Ik schets, improviseer met kleur, en schilder vaak alles weer over. Het gaat om de symboliek van vormen en kleuren, zonder dat ik hun betekenis ken.” Het schilderen zelf werd de betekenis: existentieel, ritueel, en steeds een strijd tussen schepping en vernietiging.
Vriendschap, liefde en verlies
Een ontroerend hoofdstuk van Kees Verbeek belicht Wolvecamps vriendschappen, waaronder met Lex Schrama en Dorothy de Wit. Ook zijn relatie met Klazien Douma, vanaf 1970, krijgt aandacht: een periode van inspiratie en toewijding, maar ook van vergankelijkheid.
“Mijn werk is het resultaat van een zeer persoonlijk ontstaansproces,” zei hij. “Soms duurt het negen jaar en tachtig lagen verf voor een doek zijn ziel krijgt — het mijne.” Wolvecamp stierf op 67-jarige leeftijd aan een aneurysma, maar het boek laat zien dat zijn werk een voortdurende metamorfose is — van verf én geest.
Een boek als eerherstel
Schrama en Roetgering laten verschillende stemmen meeklinken: kunsthistorici, vrienden en Wolvecamp zelf. Zij plaatsen zijn oeuvre in perspectief zonder het vast te pinnen op één stroming. Zijn afzondering was geen terugtrekking uit de wereld, maar een manier om dichter bij de kern van zijn schilderkunst te komen. Zijn schilderijen zijn geen statements, maar ademhalingen in verf.
Experimenteel in afzondering nodigt uit tot traag kijken en voelen wat verf kan zeggen wanneer stilte en experiment samenkomen. Met 144 pagina’s is het compact, een fijnzinnige introductie. Voor nieuwkomers biedt het een zeldzame inkijk in de mentale ruimte van de schilder; voor liefhebbers een bevestiging van zijn unieke positie in de Nederlandse moderne kunst.
Zoals Wolvecamp het zelf samenvat: “Mijn werk is het resultaat van een zeer persoonlijk ontstaansproces… tot een doek zijn ziel heeft gekregen.” Hij was geen roeper, maar een luisteraar — en dit boek laat horen hoe luid stilte kan klinken.
—
Voor het eerst gepubliceerd op Boekenkrant.com
Leesadvies voor jongeren
Ontdek Theo Wolvecamp! Een schilder die met kleur, lagen verf en stilte experimenteerde. Experimenteel in afzondering neemt je mee in een wereld vol geheimen, symboliek en innerlijke landschappen. Durf jij te kijken? Dit boek is heel toegankelijk geschreven.
1
Reageer op deze recensie
