Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Ergerniswekkend, irritant, maar heel inspirerend

Nico van der Sijde 12 februari 2016
Dit is het door velen verguisde en sommigen bewonderde filosofische hoofdwerk van Mulisch, waarin hij, onbescheiden en onbekommerd als altijd, niets minder dan DE compositie van DE wereld ontvouwt. Een werkelijk krankjorum boek naar mijn smaak: vaak voor mij volkomen onbegrijpelijk (m.n. door al die wiskundige formules), vaak zeer aanvechtbaar onderbouwd (veel apodictische formuleringen, heel vaak een 'dus' nog voor er zelfs maar een BEGIN van een argument is), en het zogenaamde allesverklarende principe waarmee hij aankomt is m.i. zo arbitrair en brak als maar kan. En tegelijk is het boek OOK vaak meeslepend, prachtig geschreven, en met soms echt geniale (hoewel idioot speculatieve) gedachten gevuld. Hij duikelt van Pythagoras naar biochemie naar Einstein naar Cusanus naar quasars naar Freud naar anti-materie naar de prehistorie, op een wijze waar ik helemaal hilair van werd. En voor een Mulisch-fan als ik is het ook nog eens mooi door een boek als dit weer beter te begrijpen hoe de goede man over de wereld dacht.

Het boek begint met een prachtige verdediging van Zeno, die uitmondt in een pleidooi om het recht van(de door logische denkers zo gehate) 'paradoxen' te erkennen. Zoals b.v. die van Zeno, die met kracht van argumenten beweerde dat ons logische verstand niet in staat is om 'bewegen' of 'verandering' goed te definieren, terwijl bewegen en veranderen essentiele fenomenen zijn. En ook bepaalde natuurkundige fenomenen zijn naar de huidige stand van ons weten alleen als paradoxen te vatten: het elektron, dat zich soms als deeltje gedraagt en soms als golf; de zwarte gaten die elk begrip van tijd en ruimte lijken te tarten; het onstaan van het heelal dat - volgens sommige wetenschappers- betekent dat er een anti-tijd bestond VOORAFGAAND aan de tijd (het heelal) terwijl dit eigenlijk onmogelijk is. Of in elk geval onvoorstelbaar en ongerijmd. Maar ook paradoxaal is de mens zelf, die op elk moment van zijn ontwikkeling steeds DEZELFDE mens is EN tegelijk NIET dezelfde mens.

Na aldus het recht van de paradox te hebben verdedigd (en passant Aristoteles corrigerend, de dialectiek verklarend, Hegel ontkrachtend, Marx tegensprekend) komt Mulisch dan met een enorme krachttoer: hij voert het begrip 'octaviteit' in. Ten eerste aanknopend bij het aloude idee dat het bestaan een harmonie der sferen is, een muzikale ordening, zoals Pythagoras al dacht. Ten tweede door zijn fascinatie voor het octaaf: de lage c en hoge c zijn dezelfde EN niet dezelfde, en het octaaf ertussen is HET oerfenomeen van muzikale harmonie, in alle culturen (volgens Mulisch althans). En dat octaaf laat zich ook opvatten als glissando: niet een select aantal tonen, maar de niet in concrete tonen op te delen verglijdende verandering van klank tussen c en hoge c; eigenlijk klank als pure verandering waarin alle tonen wel 'aanwezig' zijn maar als pure potentialiteit. Alle ontwikkelingen, zegt Mulisch, laten zich duiden als zo'n harmonie, als zo'n ongrijpbare ontwikkeling van c naar hoge c. En die ontwikkeling, waarin Mulisch zeven stadia onderkent, dat is dus de fascinerende harmonische melodie van de wereld. De 'octaviteit' van het zijn, de ongrijpbare muziek des levens. Dat vind ik op zich een mooie gedachte, vooral omdat hij zo kunstzinnig en vernuftig is, zeker zoals Mulisch hem uitlegt. En ik vind het mooi om mijn eigen bestaan en dat van mijn medemensen zo te zien: als voortdurende ontwikkeling en verandering waarin ik steeds dezelfde ben en niet dezelfde, en waarin mijn identiteit zich niet sluitend in logische termen laat definieren. Ik vind het m.a.w. wel mooi om ons bestaan te duiden in termen van muziek, als een harmonie die zich niet in taal laat parafraseren.

Ronduit potsierlijk is dan echter hoe hij vervolgens de historie van de mens, de systematiek van het mensenleven, de historie van de mensheid EN de historie van de wereld ALLEMAAL verklaart op basis van de zeven stadia van de octaviteit. Vanuit die octaviteit voorspelt hij zelfs de toekomst van de mensheid en de wereld, op weliswaar intrigerende maar ook wel ERG speculatieve wijze. Alles wordt dus in die zeven stadia geperst, met een ongelofelijk aplomb. De octaviteit wordt gebracht als principe dat echt alles omvat. Wat voor mij een mooie metafoor was, wordt dan gebruikt als allesomvattend model. En dat is toch wel heel geforceerd, om niet te zeggen totaal idioot. Deze 'systeemdwang' vond ik zelf in elk geval storend, en bedierf veel bladzijden mijn leesplezier. Want hoe mooi ik het ook vind om mijn bestaan te zien als een raadselachtig glissando dat opklinkt tussen de lage c van mijn geboorte en de hoge c van mijn dood, er is werkelijk geen enkele reden die het NOODZAKELIJK maakt mijn leven als octaviteit te zien, en al helemaal niet om ALLES zo te zien.

Maar ja, uiteindelijk had ik TOCH veel leesplezier. Want veel van wat Mulisch zegt is wel weer heel inspirerend, hoe speculatief en krankzinnig soms ook. Werkelijk prachtige bladzijden schrijft hij over hoe raadselachtig in wezen onze oorsprong is en hoe ongrijpbaar onze dood. En ook over de paradoxen en ongrijpbare verandering tussen geboorte en dood in. Meeslepend schrijft hij over hoe we in de moederbuik nog niet bestaan als individu en alleen verwijlen in pre-logische communicatie met stemmingen en resonanties in de moederbuik. Even meeslepend maakt hij voelbaar hoe volgens hem juist deze pre-individuele ervaring als embryo, tot lang na onze geboorte, blijft resoneren als oerfenomeen en verlangend heimwee. Intrigerend is hoe hij onze identiteit omschrijft als een 'corpus', waar onze apparaten, werktuigen en machines in zijn verweven: de computer waarop ik nu dit verhaal tik staat (volgens Mulisch) niet los van mij, maar is DEEL van mij. Onnavolgbaar beschrijft hij hoe goden EN apparaten extensies en transfiguraties zijn van stemmingen, potenties en emoties in onszelf. En echt geniaal zijn Mulisch' bladzijden over de euforie van het eureka: de ontdekking, de uitvinding, het realiseren van het onmogelijk geachte. Het eureka toen het wiel werd ontdekt, maar ook het eureka dat (volgens Mulisch) de ondertoon is van alle grote kunst. En ook goden ziet Mulisch als een soort eureka: niet als objectief bestaande fenomenen, maar als een soort 'ontdekkingen' van onze verbeeldingskracht waarin het onmogelijke mogelijk wordt. En zo is er nog veel meer aan moois en interessants te beleven in dit vaak onbegrijpelijke en soms verzet oproepende boek. Bovendien, het mag jammer zijn dat Mulisch het beeld van de octaviteit als allesverklarend model gebruikt, maar puur als beeld BLIJFT het prachtig.

Jazeker, ik heb mij soms geirriteerd aan De compositie van de wereld, en vaak mijn schouders opgehaald over het in dit boek verdedigde systeem (de octaviteit), maar van veel passages heb ik uitbundig genoten en ik ben blij dat ik dit boek nu ken.
9

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde