Meer dan 6,5 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

De ondoorgrondelijkheid van de ziel

In 2009 verscheen "Niets cadeau. Een filosofisch essay over de ziel", van de filosoof Gerard Visser. Dat werd toen geprezen als “het verbluffende essay” van “een van de meest originele en diepgravende denkers van Nederland”. Nu verschijnt een nieuwe uitgave, die is uitgebreid met vier tegendraadse artikelen. En dat levert een uitdagend filosofisch leesavontuur op, dat ons onderdompelt in intrigerende raadselen.

Dit boek gaat over de ziel. Als ondoorgrondelijk fenomeen. Of als bijnaam van ‘iets’ wat wij niet goed begrijpen. “Het woord ‘ziel’ behartigt het mysterie van het ‘zelf’”, aldus Visser. Of ook: “Het woord ziel vertegenwoordigt van oudsher het meest eigene. Het duidt op het raadsel van oorsprong en bestemming dat de mens in de intieme diepten van zijn gemoed ervaart”. Het westerse denken gaat echter sterk uit van kenbaarheid, voorstelbaarheid en (be)grijpbaarheid. En daarom, zegt Visser, is het begrip ‘ziel’ gestorven aan de illusie van haar kenbaarheid. Omdat we de ziel voorstellen als iets kenbaars, en haar ondoorgrondelijkheid miskennen. Maar ook omdat we geen aandacht hebben voor zulke ongrijpbare, onkenbare en onbewijsbare fenomenen.

Visser zegt: “Heidegger muntte het woord Seinsvergessenheit, ter aanduiding van de bestaansdimensie die wegblijft zodra we nog alleen het met zekerheid vaststelbare voor werkelijk houden. Maar zouden we in analogie daarmee niet tevens en eerder nog van zielsvergetelheid kunnen spreken?” Volgens Visser zijn “het mysterie van het ‘zelf’” en “het raadsel van oorsprong en bestemming “wezenlijke, maar veronachtzaamde bestaansdimensies. En precies die dimensies krijgen alle aandacht in dit essay over het ondoorgrondelijke raadsel van de ziel. Waarbij Visser zich duidelijk geïnspireerd laat inspireren door Heidegger. Want volgens Heidegger beschouwen wij alles als in principe rationeel kenbaar, beheersbaar en maakbaar. Daardoor laten we weinig verbazing tot ons toe, en hebben we te weinig besef van de afgrondigheid van alles om ons heen en in onszelf. En dat terwijl ons hele bestaan, aldus Visser met Heidegger, zonder enig waarom is, en wordt omringd door het Niets. Van geen enkel zijnde weten we immers precies wat het is. En bovendien kunnen we bij geen enkel zijnde verklaren dat het er is. Laat staan waarom. Zelfs op de vraag "waarom is er iets en niet veeleer niets" hebben wij geen antwoord. Want het zijn der zijnden is een ondoorgrondelijke openheid. Een zijnde ‘is’, heeft vorm en inhoud. Maar het zijn van dit zijnde ‘is’ niet. Het ‘is’ van dit zijnde is volkomen ongrijpbaar. Ons leven en ons sterven heeft kortom geen grijpbare zin, geen kenbare oorsprong, geen maakbaar doel, geen waarom. En het zijn van alle andere zijnden (al het andere wat is) ook niet. Ook niet als we geloven dat alles geschapen is door God. Want waar komt God dan vandaan? Hoe kan het dat God ‘is’?

Heideggers vragende denken is voor Visser een onmisbare inspiratiebron. Want het raadsel van oorsprong en bestemming staat daarin voortdurend voorop. En het ‘wat’ en ‘dat’ van de ziel, ongrijpbaar en ondoorgrondelijk als zij is, stelt ons bovendien voor nog grotere raadselen dan meer alledaagse fenomenen al doen.

De ‘ziel’ is het ongrijpbare innerlijke ‘iets’ dat mij bijeenhoudt. In dat verband formuleert Visser een fraaie vragende hypothese: “Zou een passende term voor het innerlijke in een chemische verbinding, in het oor dat geluidsgolven opvangt, in een dier dat schrikt, en in een mens die een inzicht krijgt, schoonheid beleeft of berouw voelt, niet ‘resonantie’ kunnen zijn?” Visser gebruikte het begrip “resonantie” ook in zijn prachtboek over Gelatenheid in de kunst. "Terwijl het heelal zwart is, kleurt het zonlicht blauw dankzij de lucht. De atmosfeer is al een resonantieruimte”, zegt hij daar. En: “Het licht breekt op de huid van de aarde uiteen in talloze kleuren, al naar gelang de absorptiegraad van de materie". Blauwe lucht ontstaat door de resonantie van licht en aarde, bemiddeld door de dampkring. Net als elk ander kleurenspel. En dit kleurenspel resoneert weer in ons gemoed: onze zintuigen filteren het licht, onze geest geeft weer vorm aan die zintuiglijke indrukken. De wereld resoneert dus in mij, via mijn unieke en singuliere beleving van die wereld.

Ook in "Niets cadeau" betoogt Visser dat elk fenomeen, via mijn waarneming en mijn intellectuele vermogens, in mijn innerlijk resoneert. Dat innerlijk ziet hij bovendien als een voortdurend samenspel van met elkaar resonerende gedachten, affecten, gevoelens, begeerten, strevingen en herinneringen. En van receptieve, productieve en creatieve vermogens. Wat allemaal weer resoneert met die in mij resonerende buitenwereld. Mijn stemming beïnvloedt hoe ik de dingen ervaar, die dingen beïnvloeden op hun beurt mijn stemming. Mijn innerlijk kleurt de fenomenen, de fenomenen kleuren mijn innerlijk. “De dingen treffen wij tegelijk aan met onszelf, onszelf met de dingen”, zegt Visser met Dilthey. Maar de dingen zijn dan eerder raadsels dan kenbare objecten. En wijzelf zijn geen subjecten die zichzelf via reflectie doorgronden. Want elk individu is een unieke, maar ook ondoorgrondelijke resonantieruimte.

Het woord ‘ziel’, zegt Visser, behartigt het mysterie van het ‘zelf’. Welnu, zijn gedachte dat ik een ondoorgrondelijke resonantieruimte ben bevestigt dat mysterie. Omdat het ‘zelf’ daarmee van zijn vanzelfsprekendheid wordt beroofd. Dat laatste gebeurt ook in ‘grenssituaties’. Daarin worden we geconfronteerd met de dood, of met levenservaringen als lijden, schuld, toeval, strijd. Deze existentiële levenservaringen laten zich niet restloos harmoniseren. Wat betekent dat “een mens op zichzelf wordt teruggeworpen”. Mijn verhouding tot de wereld is dan niet langer objectiverend en doelmatig, maar kenmerkt zich door een innerlijke beweging, waarin het ik zijn vaste grond verliest. En die innerlijke beweging kenmerkt ook wat Kierkegaard onze ‘existentie’ noemde. Want daarin gaat het volgens Visser om: “radicaal vanuit je eigen bestaansgrond leven. Enkeling zijn. Maar dat hield in: ook angst en vertwijfeling durven en kunnen doormaken, als het bestaan je ernst is”. En wel op extreem radicale wijze: in zijn existentiële worstelingen kwam Kierkegaard zichzelf voor als een gek, een zonderling, een waanzinnige. “Als denker is Kierkegaard een geval van borderline”, zegt Visser zelfs. En hij bewondert dat. Zoals hij ook Heideggers indringende passages bewondert over de angst en het Sein zum Tode: de eigen verhouding tot de onmogelijk voor te stellen dood, en tot het al even onvoorstelbare totale Niets.

Dit soort ervaringen breken het zelf open, en onderstrepen het mysterie daarvan. Bovendien, door zijn begrip “resonantie” maakt Visser mooi voelbaar hoe ingrijpend dit soort ervaringen zijn. Tot grenservaringen verhoud ik mij immers niet louter rationeel, want zij resoneren diep in mijn innerlijke samenspel van intellectuele vermogens, affecten, herinneringen, stemmingen en gevoelens. Dat samenspel wordt bovendien, zodra daarin grenservaringen resoneren, nog extra ondoorgrondelijk. En precies dat ondoorgrondelijke noemt Visser de ziel.

Visser schrijft bovendien prachtige pagina’s over ‘gelatenheid’. Een sleutelbegrip van de onnavolgbare mysticus Meister Eckhart, dat ook in Heigeggers werk resoneerde. ‘Gelatenheid’ maakt de ziel ontvankelijker voor de ondoorgrondelijke raadsels binnen en buiten ons. Simpel gezegd komt ‘Gelatenheid’ neer op: 1) loslaten van eigenwilligheid en geloof in vastomlijnde en transparante waarheden, 2) het zich verlaten op het zijn als ongewisse en ondoorgrondelijk geheimzinnige openheid, en 3) het zijn laten (niet met je verstand of je eigenwilligheid blokkeren) van het geheimzinnig ongedefinieerde dat alle fenomenen en ervaringen omgeeft. Ook ‘gelatenheid’ breekt het zelf kortom open.

Volgens Eckhart onttrekt God zich aan elke begripsbepaling, zelfs aan begrippen als ‘zijn’ en ‘niet zijn’. Hij sprak van ‘de godheid’, om alle gebruikelijke connotaties bij het woord ‘God’ te vermijden en ‘Zijn’ radicale onvoorstelbaarheid te onderstrepen. Toch gaat hij uit van een volgens Visser exorbitante these: dat wij mensen in de grond van onze ziel één zijn met de godheid. Tegelijk voelt Visser ontzag voor wat deze these betekent: “dat wij in onze aardse staat in de eeuwige grond van de ziel een sprankje bezitten van een ontvankelijkheid die van een volstrekt andere en hogere orde is dan de receptiviteit van de gebruikelijke zielsvermogens”.

Eckhart spreek in dit verband van een “ledig gemoed” dat “dood” is, omdat het aan geen enkele voorstelling of passie meer is gebonden. Dit gemoed heeft zich dus bevrijd van alle gangbare kenmerken van het ik. En daardoor wordt het leeg en oneindig ontvankelijk. Tegelijk thematiseert Eckhart “de angst die het gemoed bevangt dat het niets en de leegte tot zich toelaat, dat daar doorheen gaat”. Bovendien zijn verdriet en vreugde in dit ledige gemoed één. Maar: “Dat kan pas als enerzijds het verdriet van alle verwijt en zelfbeklag is ontdaan en eenvoudig als onderdeel van de levensweg wordt aanvaard, en als anderzijds eveneens de vreugde bevrijd is van de vluchtige buitenkanten van het ik […]. De gevoelens worden leeggeruimd – bevrijd uit hun korset van eigenwilligheid. Ze worden in één adem ook ingeruimd – vrijgemaakt voor datgene wat ooit het vuur van de kinderjaren aanblies: ontvankelijkheid”.

Ik kan mij geen voorstelling maken bij een “ledig gemoed” en bij “leeggeruimde” gevoelens. Dat is een mindfulness 2.0, die mijn verstand te boven gaat. Visser zegt het bovendien duidelijk: er heeft nog nooit een volkomen gelaten mens bestaan, en deze zal ook nooit bestaan. Loutering van de ziel, opdat de ziel oneindig ontvankelijk wordt voor het zijn in al zijn openheid, is kortom onmogelijk. Ook Eckhart wist dat. Maar, zo vraagt Visser, “is dat genoeg reden om van deze mogelijkheid af te zien, ook al is het een onmogelijkheid?” Hij suggereert van niet. Want hoe opener je in het leven staat, hoe verhevener en rijker het alledaagse wordt. Of, anders gezegd: het leven wordt rijker, dieper en waarachtiger als je jezelf meer openstelt voor al het raadselachtige en onkenbare dat onze alledaagse wereld doordesemt. Dus moeten we dat blijven nastreven. Ook al lukt ons het nooit helemaal. En dat vind ik een prachtige gedachte.

"Niets cadeau" is adembenemend complex en weerbarstig. Het omcirkelt allerlei ondoorgrondelijke fenomenen en gedachten, zodat het mijn begrip vaak helemaal overstijgt. Dat echter is tegelijk ook heel inspirerend. Bovendien zal ik nog lang mijmeren over de ziel als een resonantieruimte, en over manieren om mijzelf iets ontvankelijker te maken voor de mysteries binnen en buiten mij. Ik las "Niets cadeau" dus met bewondering. En ik zie uit naar Vissers volgende boek.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Een sinister geheim bedreigt de bekendste Amerikaanse presidentsverkiezingen. De erfgenamen van A.C. Porter is de zesde winnaar van de Hebban Thrillerprijs