Lezersrecensie
Onvoorstelbare werelden vol ongrijpbare passies
De Chinese schrijfster Can Xue (1953) wordt vaak getipt als Nobelprijswinnaar. Op basis van "Love in the new millennium" begrijp ik dat. Want zelden las ik een boek dat mijn verbeelding zo oprekte, en waarbij ik zo paf stond van alles wat ik las.
De vele verhaal-‘lijnen’ zijn ongehoord grillig, en worden geregeerd door ongrijpbare droomlogica. De kop van elk hoofdstuk is cryptisch, de staart ongerijmd. Ook maken de verhaal- ‘lijnen’ elkaar nog vreemder, door hun merkwaardige contrasten en raakpunten. De tientallen verschillende personages zijn ondergedompeld in hallucinatoire droomwerelden van onmogelijk intense en onvoorstelbaar vreemde liefdespassies. Hun dialogen zijn aaneenschakelingen van onsamenhangende absurditeiten, en toppunten van niet- communicatie. En hun belevenissen zijn doordrenkt van adembenemend ongerijmde verrassingen.
Ook is er geen spoor van psychologische of rationele verklaarbaarheid. Want de passies zijn wispelturig poly- amoureus, en volkomen buitenissig. Mijlenver verwijderd van huisje, boompje beestje. En zonder verklarend waarom. Want in deze hallucinatoire droomwerelden is er geen waarom. Niet voor niets zegt een van de personages: “Your not understanding is understanding”. Want niet het begrijpen van de raadsels staat centraal, maar het niet- begrijpend doorleven van die raadsels.
De personages transformeren bovendien geregeld, en nemen meerdere schimmige identiteiten aan. Ook de hen omringende wereld metamorfoseert voortdurend. Een pachinko-hal blijkt ineens een vrijhaven van droomwerelden, en lost op in het niets. Onderaardse gangen verschijnen in nevelen en verdwijnen in nevelen. En de personages leven in de marges van deze wereld. Bijvoorbeeld als sekswerkers, die nieuwe vormen van vrijheid en passie exploreren. Of als outcasts die kiezen voor een leven in de gevangenis, buiten de ‘normale’ maatschappij. Of als rusteloze zoekers naar het onmogelijke, in diepe onderaardse gangen en in nachtelijke duisternis. Deze roman draait dus om ongrijpbare figuren die hun ongrijpbare passies ontplooien en onderzoeken in de marges van een ongrijpbare wereld.
"Love in the new millennium" is tevens een oneindige ontdekkingsreis. Want alle personages exploreren onbekende vormen van passie en liefde. En nieuwe, buiten- conventionele wijzen van beleven, die de verbeeldingskracht radicaal bevrijden. Het “new millennium” in de romantitel staat dus misschien voor een nieuw tijdperk, waarin passie zich langs ongewisse nieuwe wegen kan ontplooien. In haar voorwoord zegt Can Xue zelfs: “I think of this book as the fruit born of the love between Eastern and Western cultures, its images pushing forward a wholly new type of human self and mechanism of freedom”.
In dit citaat benoemt Can Xue ook haar mix van Oosterse en Westerse invloeden. Ze houdt van Kafka, Borges en Calvino. Maar ze put ook uit klassieke Chinese bronnen. Zo is er de Boeddhistische gedachte dat het bestaan een continue stroom is van veranderingen, en een voortdurende mutatie en transformatie is van alle dingen. Dat lijkt naast – naast Kafka- een belangrijke inspiratiebron voor al die metamorfoses en transformaties die zij verzint. Bovendien, in zijn lezing over het Boeddhisme zegt Borges: “Wij denken altijd in termen van subject, object, oorzaak, gevolg, logisch, onlogisch, iets en zijn tegendeel; we moeten buiten die categorieën treden”. Want die categorieën ontnemen ons het zicht op de stroom van veranderingen. Welnu, Can Xues personages treden voortdurend buiten deze categorieën. En Can Xues lezers ook. Want die categorieën passen gewoon niet bij haar chaotisch grillige en ongrijpbare proza.
Ook bestaat er volgens Boeddhisten geen ‘ik’, alleen een ik- loze stroom van mentale staten. Daarin komen Boeddhisten overeen met Hume, die opperde dat we geen ‘ik denk’ zouden moeten zeggen maar ‘het denkt’. Of ‘het lijdt’ en ‘het voelt’. Op dezelfde manier waarop je zegt ‘het is warm’, ‘het is koud’, ‘het regent’. Het onpersoonlijke ‘het’ neemt dan de plaats in van ‘het ik’. Zoals ‘het regent’ betekent dat regenen gebeurt, niet dat de regen een ‘ik’ heeft dat een bewuste handeling verricht. En iets vergelijksbaars is volgens Boeddhisten – en Hume, en Borges- het geval bij denken, lijden en voelen. Er is wel een stroom passies, affecten en gevoelens. Maar geen ‘ik’ dat die stroom bijeenhoudt.
Welnu, ook de personages van Can Xue hebben geen gearticuleerd ‘ik’. Elk personage is eigenlijk niks meer dan een reeks ondoorgrondelijke en grillige passies. Ook verandert elk personage geregeld van identiteit. En geen enkel personage heeft een stabiele kern die men zijn ‘ik’ kan noemen. Er zijn alleen ‘hun’ passies, die in al hun ongrijpbaarheid gebeuren. Zonder reden. Zonder kenbare oorzaak. Zonder waarom. Zonder een stabiel ‘ik’ dat er regie op heeft. En vooral ook zonder ‘ik’ dat er regie op wil hebben. Want Can Xues personages willen de chaos van hun passies niet beheersen, maar juist voluit laten stromen. Daarom willen zij de instabiliteit en fluïditeit van hun eigen ‘ik’ niet aan banden leggen, maar juist maximaal vergroten. Zodat hun ‘ik’ nog sterker het karakter krijgt van een ik- loze stroom.
In interviews vertelt Can Xue dat zij niet analytisch schrijft, maar intuïtief. Schrijven ziet zij vooral als iets loswoelen in haar eigen onbewuste. Ze noemt dat een ‘performance’, waarbij ze haar hele lichaam en geest inzet zonder dat haar ratio domineert. Lezers dienen haar teksten bovendien niet te begrijpen, zo vindt ze. Integendeel, lezers moeten die teksten ondergaan in al hun ambigue raadselachtigheid. Ook hier vermoed ik een Oosterse connectie. Want in het Boeddhisme en Taoïsme gaat het niet om rationeel begrijpen, maar om intens en intuïtief ervaren. Wat bereikt kan worden met yoga, meditaties en bepaalde lichamelijke oefeningen. En misschien is het intuïtieve schrijven van Can Xue te vergelijken met een meditatieve oefening. Want ook haar schrijven is niet gericht op begrijpen, maar op intuïties, en op dingen losmaken bij zichzelf en de lezer.
Bovendien doet Can Xues werk mij denken aan Boeddhistische koans. Dat zijn paradoxale raadsels als “wat is het geluid van één klappende hand”, of een klap in het gezicht als onverwachte reactie op een normale vraag. Door hun ongerijmdheid kunnen koans een onverwachte en plotselinge intuïtie wekken: dat het ‘ik’ niet bestaat, dat er geen ‘waarom’ is, dat het bestaan onwerkelijk is als een droom. Koans confronteren ons dus met onoplosbare ongerijmdheid, en wekken precies daardoor de intuïtie dat onze ratio ontoereikend is. Welnu, dat doen alle ongerijmdheden in "Love in the new millennium" ook. Alle absurde dialogen waarin de gesprekspartners om beurten praten maar niet communiceren. Alle passies die zonder enig waarom ‘gebeuren’. Alle transformaties en onbevattelijk verrassende verhaalwendingen. "Love in the new millennium" dompelt de lezer kortom onder in een stroom van ongerijmdheden. En daardoor beleeft de lezer meerdere intuïtieve ervaringen van de ongerijmdheid van het bestaan.
Het ontbreekt de personages van Can Xue aan een dragende en verklarende bodem onder hun passies. Geen wonder dat de term “abyss” vaak valt. Een van de personages bijvoorbeeld heeft zichzelf opzettelijk een hoofdwond toegebracht, die uitgroeit tot een angstwekkende “abyss”. Een ander personage onderzoekt de holtes van oeroude vazen: “vast to an extent we cannot imagine”. Die holtes associeert hij met “endless tunnels”, die ons leiden “into the darkness of history”. Die tunnels zijn weer vergeven van mysterieuze mist en andere droomachtige vreemdheden: “He saw the mouth of the secret tunnel. The tunnel’s entrance was gray and white in colour, like a ball of floating fog, making what was inside the tunnel indistinct. […] Mr. You walked toward the tunnel and was still far from the end of the hallway when the ball of vapor shrank into the wall. Mr. You touched the wall and felt a few plants with thorns”.
Die afgrondelijke wond, die onvoorstelbaar immense holte in de vaas, en die eindeloze tunnels in de diepten, zijn mooie beelden voor de bodemloosheid van het bestaan. En wellicht voor de spelonken in ons onbewuste. Misschien zijn er associaties met de Tao: de onbenoembare kern van alles wat is, die wel vergeleken wordt met de leegte tussen de spaken van een wiel. Of met de holle binnenkant van een kruik. Of met andere leegten binnenin de fenomenen. De Tao is ook vergeleken met een kosmisch zwart gat dat voorafgaat aan elk voorstelbaar bestaan. Alleen zou dat zwarte gat dan ook in de mens zelf zitten. En op het allerhoogste niveau van meditatie zou iemand dat innerlijke zwarte gat zelfs kunnen bereiken.
Can Xues personages mediteren volgens mij niet. Wel ontregelen ze soms al hun zintuigen, om los te komen van de normale wereld. En ze doorleven hun innerlijke chaos - hun innerlijke zwarte gat, de draaikolk van hun passies- tot in hun poriën. Soms met serene, misschien Oosterse acceptatie. Maar vaker met vurige fascinatie voor de nieuwe perspectieven en uitdagingen die de chaos biedt.
Precies die fascinatie wordt prachtig belichaamd door de “Lady of the Camellia’s”. Een mysterieuze, grootse, geestesgestoorde operazangeres. Die stoornis is haar toegangspoort tot de grenzeloosheid van haar passies, die zij met schroeiend vuur bezingt. Zelf zegt zij namelijk: “Naturally, Mania is a wonderful illness. Without falling tot his level, we cannot know how deep our love is”. Haar liederen gaan dan ook alle grenzen van conventionele verbeelding voorbij: “Her songs aren’t about our past life, or about the emotional life of people today, but instead about the life we have never imagined”. Ook klinkt haar zang als “random shrieking”: zij doet niet aan verstaanbaarheid en harmonie. Bovendien leeft zij in een bizar sanatorium, vol abnormale plantengroeisels en barokke personen. Dus in alle opzichten ver verwijderd van de ‘normale’ wereld.
Door haar buitengewoonheid resoneert de zangeres met ongekende diepten. En haar buitenissige zang krijgt optimaal vorm in het bizarre, buiten-wereldse sanatorium. Dat alles maakt een verpletterende indruk op andere personages: “The Lady of the Camellia’s singing must have awoken a will inside her. Listening then, why had that song seemed so bizarre, so piercing? The sanatorium was a difficult place to understand. That scene of cold, abnormal psychology where even people’s faces were ashen. The bleak, estranged look of the garden, although when a person was within it, it was possible to feel something absorbing, relentlessly, all of one’s attention. People have no way out other than surrender”.
De personages doorleven hun passies. Niet- begrijpend, met niet- oordelende blik, maar gefascineerd en gretig. Een van hen gebruikt zelfs een vergrootglas dat niet alleen de dingen enorm vergroot, maar ook zijn starende ogen. Dit barokke beeld verwijst misschien naar het Taoïstische ‘Grote Oog’, dat alleen zichzelf ziet en zo groot is als de oneindigheid zelf. Volgens mij symboliseert dit beeld tevens het verlangen om het onzichtbare te zien, dankzij vergroting van het innerlijk oog. Dat verlangen doorzindert naar mijn idee zelfs de hele roman.
Ik vind dat heel aanstekelijk. Veel zinnen zijn bovendien intrigerende koans, die mijn conventionele denkpatronen op stimulerende wijze doorbreken. Ook worden de ongrijpbare diepten van onze passies in vele passages voelbaar. Juist omdat die passages de randen van het begrijpelijke opzoeken. Niet iedereen zal van dit proza houden. Maar ik vind het schitterend.
De vele verhaal-‘lijnen’ zijn ongehoord grillig, en worden geregeerd door ongrijpbare droomlogica. De kop van elk hoofdstuk is cryptisch, de staart ongerijmd. Ook maken de verhaal- ‘lijnen’ elkaar nog vreemder, door hun merkwaardige contrasten en raakpunten. De tientallen verschillende personages zijn ondergedompeld in hallucinatoire droomwerelden van onmogelijk intense en onvoorstelbaar vreemde liefdespassies. Hun dialogen zijn aaneenschakelingen van onsamenhangende absurditeiten, en toppunten van niet- communicatie. En hun belevenissen zijn doordrenkt van adembenemend ongerijmde verrassingen.
Ook is er geen spoor van psychologische of rationele verklaarbaarheid. Want de passies zijn wispelturig poly- amoureus, en volkomen buitenissig. Mijlenver verwijderd van huisje, boompje beestje. En zonder verklarend waarom. Want in deze hallucinatoire droomwerelden is er geen waarom. Niet voor niets zegt een van de personages: “Your not understanding is understanding”. Want niet het begrijpen van de raadsels staat centraal, maar het niet- begrijpend doorleven van die raadsels.
De personages transformeren bovendien geregeld, en nemen meerdere schimmige identiteiten aan. Ook de hen omringende wereld metamorfoseert voortdurend. Een pachinko-hal blijkt ineens een vrijhaven van droomwerelden, en lost op in het niets. Onderaardse gangen verschijnen in nevelen en verdwijnen in nevelen. En de personages leven in de marges van deze wereld. Bijvoorbeeld als sekswerkers, die nieuwe vormen van vrijheid en passie exploreren. Of als outcasts die kiezen voor een leven in de gevangenis, buiten de ‘normale’ maatschappij. Of als rusteloze zoekers naar het onmogelijke, in diepe onderaardse gangen en in nachtelijke duisternis. Deze roman draait dus om ongrijpbare figuren die hun ongrijpbare passies ontplooien en onderzoeken in de marges van een ongrijpbare wereld.
"Love in the new millennium" is tevens een oneindige ontdekkingsreis. Want alle personages exploreren onbekende vormen van passie en liefde. En nieuwe, buiten- conventionele wijzen van beleven, die de verbeeldingskracht radicaal bevrijden. Het “new millennium” in de romantitel staat dus misschien voor een nieuw tijdperk, waarin passie zich langs ongewisse nieuwe wegen kan ontplooien. In haar voorwoord zegt Can Xue zelfs: “I think of this book as the fruit born of the love between Eastern and Western cultures, its images pushing forward a wholly new type of human self and mechanism of freedom”.
In dit citaat benoemt Can Xue ook haar mix van Oosterse en Westerse invloeden. Ze houdt van Kafka, Borges en Calvino. Maar ze put ook uit klassieke Chinese bronnen. Zo is er de Boeddhistische gedachte dat het bestaan een continue stroom is van veranderingen, en een voortdurende mutatie en transformatie is van alle dingen. Dat lijkt naast – naast Kafka- een belangrijke inspiratiebron voor al die metamorfoses en transformaties die zij verzint. Bovendien, in zijn lezing over het Boeddhisme zegt Borges: “Wij denken altijd in termen van subject, object, oorzaak, gevolg, logisch, onlogisch, iets en zijn tegendeel; we moeten buiten die categorieën treden”. Want die categorieën ontnemen ons het zicht op de stroom van veranderingen. Welnu, Can Xues personages treden voortdurend buiten deze categorieën. En Can Xues lezers ook. Want die categorieën passen gewoon niet bij haar chaotisch grillige en ongrijpbare proza.
Ook bestaat er volgens Boeddhisten geen ‘ik’, alleen een ik- loze stroom van mentale staten. Daarin komen Boeddhisten overeen met Hume, die opperde dat we geen ‘ik denk’ zouden moeten zeggen maar ‘het denkt’. Of ‘het lijdt’ en ‘het voelt’. Op dezelfde manier waarop je zegt ‘het is warm’, ‘het is koud’, ‘het regent’. Het onpersoonlijke ‘het’ neemt dan de plaats in van ‘het ik’. Zoals ‘het regent’ betekent dat regenen gebeurt, niet dat de regen een ‘ik’ heeft dat een bewuste handeling verricht. En iets vergelijksbaars is volgens Boeddhisten – en Hume, en Borges- het geval bij denken, lijden en voelen. Er is wel een stroom passies, affecten en gevoelens. Maar geen ‘ik’ dat die stroom bijeenhoudt.
Welnu, ook de personages van Can Xue hebben geen gearticuleerd ‘ik’. Elk personage is eigenlijk niks meer dan een reeks ondoorgrondelijke en grillige passies. Ook verandert elk personage geregeld van identiteit. En geen enkel personage heeft een stabiele kern die men zijn ‘ik’ kan noemen. Er zijn alleen ‘hun’ passies, die in al hun ongrijpbaarheid gebeuren. Zonder reden. Zonder kenbare oorzaak. Zonder waarom. Zonder een stabiel ‘ik’ dat er regie op heeft. En vooral ook zonder ‘ik’ dat er regie op wil hebben. Want Can Xues personages willen de chaos van hun passies niet beheersen, maar juist voluit laten stromen. Daarom willen zij de instabiliteit en fluïditeit van hun eigen ‘ik’ niet aan banden leggen, maar juist maximaal vergroten. Zodat hun ‘ik’ nog sterker het karakter krijgt van een ik- loze stroom.
In interviews vertelt Can Xue dat zij niet analytisch schrijft, maar intuïtief. Schrijven ziet zij vooral als iets loswoelen in haar eigen onbewuste. Ze noemt dat een ‘performance’, waarbij ze haar hele lichaam en geest inzet zonder dat haar ratio domineert. Lezers dienen haar teksten bovendien niet te begrijpen, zo vindt ze. Integendeel, lezers moeten die teksten ondergaan in al hun ambigue raadselachtigheid. Ook hier vermoed ik een Oosterse connectie. Want in het Boeddhisme en Taoïsme gaat het niet om rationeel begrijpen, maar om intens en intuïtief ervaren. Wat bereikt kan worden met yoga, meditaties en bepaalde lichamelijke oefeningen. En misschien is het intuïtieve schrijven van Can Xue te vergelijken met een meditatieve oefening. Want ook haar schrijven is niet gericht op begrijpen, maar op intuïties, en op dingen losmaken bij zichzelf en de lezer.
Bovendien doet Can Xues werk mij denken aan Boeddhistische koans. Dat zijn paradoxale raadsels als “wat is het geluid van één klappende hand”, of een klap in het gezicht als onverwachte reactie op een normale vraag. Door hun ongerijmdheid kunnen koans een onverwachte en plotselinge intuïtie wekken: dat het ‘ik’ niet bestaat, dat er geen ‘waarom’ is, dat het bestaan onwerkelijk is als een droom. Koans confronteren ons dus met onoplosbare ongerijmdheid, en wekken precies daardoor de intuïtie dat onze ratio ontoereikend is. Welnu, dat doen alle ongerijmdheden in "Love in the new millennium" ook. Alle absurde dialogen waarin de gesprekspartners om beurten praten maar niet communiceren. Alle passies die zonder enig waarom ‘gebeuren’. Alle transformaties en onbevattelijk verrassende verhaalwendingen. "Love in the new millennium" dompelt de lezer kortom onder in een stroom van ongerijmdheden. En daardoor beleeft de lezer meerdere intuïtieve ervaringen van de ongerijmdheid van het bestaan.
Het ontbreekt de personages van Can Xue aan een dragende en verklarende bodem onder hun passies. Geen wonder dat de term “abyss” vaak valt. Een van de personages bijvoorbeeld heeft zichzelf opzettelijk een hoofdwond toegebracht, die uitgroeit tot een angstwekkende “abyss”. Een ander personage onderzoekt de holtes van oeroude vazen: “vast to an extent we cannot imagine”. Die holtes associeert hij met “endless tunnels”, die ons leiden “into the darkness of history”. Die tunnels zijn weer vergeven van mysterieuze mist en andere droomachtige vreemdheden: “He saw the mouth of the secret tunnel. The tunnel’s entrance was gray and white in colour, like a ball of floating fog, making what was inside the tunnel indistinct. […] Mr. You walked toward the tunnel and was still far from the end of the hallway when the ball of vapor shrank into the wall. Mr. You touched the wall and felt a few plants with thorns”.
Die afgrondelijke wond, die onvoorstelbaar immense holte in de vaas, en die eindeloze tunnels in de diepten, zijn mooie beelden voor de bodemloosheid van het bestaan. En wellicht voor de spelonken in ons onbewuste. Misschien zijn er associaties met de Tao: de onbenoembare kern van alles wat is, die wel vergeleken wordt met de leegte tussen de spaken van een wiel. Of met de holle binnenkant van een kruik. Of met andere leegten binnenin de fenomenen. De Tao is ook vergeleken met een kosmisch zwart gat dat voorafgaat aan elk voorstelbaar bestaan. Alleen zou dat zwarte gat dan ook in de mens zelf zitten. En op het allerhoogste niveau van meditatie zou iemand dat innerlijke zwarte gat zelfs kunnen bereiken.
Can Xues personages mediteren volgens mij niet. Wel ontregelen ze soms al hun zintuigen, om los te komen van de normale wereld. En ze doorleven hun innerlijke chaos - hun innerlijke zwarte gat, de draaikolk van hun passies- tot in hun poriën. Soms met serene, misschien Oosterse acceptatie. Maar vaker met vurige fascinatie voor de nieuwe perspectieven en uitdagingen die de chaos biedt.
Precies die fascinatie wordt prachtig belichaamd door de “Lady of the Camellia’s”. Een mysterieuze, grootse, geestesgestoorde operazangeres. Die stoornis is haar toegangspoort tot de grenzeloosheid van haar passies, die zij met schroeiend vuur bezingt. Zelf zegt zij namelijk: “Naturally, Mania is a wonderful illness. Without falling tot his level, we cannot know how deep our love is”. Haar liederen gaan dan ook alle grenzen van conventionele verbeelding voorbij: “Her songs aren’t about our past life, or about the emotional life of people today, but instead about the life we have never imagined”. Ook klinkt haar zang als “random shrieking”: zij doet niet aan verstaanbaarheid en harmonie. Bovendien leeft zij in een bizar sanatorium, vol abnormale plantengroeisels en barokke personen. Dus in alle opzichten ver verwijderd van de ‘normale’ wereld.
Door haar buitengewoonheid resoneert de zangeres met ongekende diepten. En haar buitenissige zang krijgt optimaal vorm in het bizarre, buiten-wereldse sanatorium. Dat alles maakt een verpletterende indruk op andere personages: “The Lady of the Camellia’s singing must have awoken a will inside her. Listening then, why had that song seemed so bizarre, so piercing? The sanatorium was a difficult place to understand. That scene of cold, abnormal psychology where even people’s faces were ashen. The bleak, estranged look of the garden, although when a person was within it, it was possible to feel something absorbing, relentlessly, all of one’s attention. People have no way out other than surrender”.
De personages doorleven hun passies. Niet- begrijpend, met niet- oordelende blik, maar gefascineerd en gretig. Een van hen gebruikt zelfs een vergrootglas dat niet alleen de dingen enorm vergroot, maar ook zijn starende ogen. Dit barokke beeld verwijst misschien naar het Taoïstische ‘Grote Oog’, dat alleen zichzelf ziet en zo groot is als de oneindigheid zelf. Volgens mij symboliseert dit beeld tevens het verlangen om het onzichtbare te zien, dankzij vergroting van het innerlijk oog. Dat verlangen doorzindert naar mijn idee zelfs de hele roman.
Ik vind dat heel aanstekelijk. Veel zinnen zijn bovendien intrigerende koans, die mijn conventionele denkpatronen op stimulerende wijze doorbreken. Ook worden de ongrijpbare diepten van onze passies in vele passages voelbaar. Juist omdat die passages de randen van het begrijpelijke opzoeken. Niet iedereen zal van dit proza houden. Maar ik vind het schitterend.
1
Reageer op deze recensie