Lezersrecensie
Een onnavolgbaar associatief taalvuurwerk
De oude Poolse schrijver Wieslaw Myśliwski (1932) is in eigen land een fenomeen. En sinds de vertaling van "Over het doppen van bonen" wordt hij in Nederland eveneens zeer gewaardeerd. Ook door mij. Want met name "Steen op steen" en "De Horizon" las ik in koortsachtige euforie. Ik snap werkelijk niet dat Myśliwski de Nobelprijs nooit gekregen heeft. En waar blijft het standbeeld van zijn meestervertaler Karol Lesman?
Het is dus goed nieuws dat nu ook "Het paleis"is vertaald. Dat is Myśliwki’s tweede roman, uit 1970. Een vroeg boek, en zeker niet zo formidabel als "Over het doppen van bonen", "Steen op steen" en "De Horizon". Maar het is wel fascinerend. Want Myśliwski schrijft ook in "Het paleis" al totaal anders dan alle andere schrijvers.
Alle vertaalde Myśliwski- romans hebben een onnavolgbaar ouwehoerende ik- figuur die het hele boek vol fabuleert. En die het ene verhaal aan het andere rijgt, op een manier die je niet begrijpt maar wel bewondert. De wereld ontvouwt zich bij Myśliwski namelijk steeds als een oneindig vertakt netwerk van verhalen, waarin elk verhaal in ontelbaar veel andere wortelt, en zelf ook ontelbaar veel andere verhalen voortbrengt. Precies daarom vind ik zijn romans zo rijk. Rijker dan alle strak van A naar B voerende verhalen ter wereld. En dat geldt ook voor "Het paleis".
Die rijkdom wordt nog vergroot door de veelheid aan tonen en stijlregisters. Ook in "Het paleis" switcht Myśliwski namelijk virtuoos tussen banaal en verheven, tussen lyrisch- opgetogen en totaal wanhopig, tussen koeien melken en de ultieme schoonheid van muziek, tussen platte geilheid en hooggestemde liefdesvervoering. Het taalgebruik is soms adembenemend poëtisch, dan weer afgrondelijk filosofisch, dan weer vol kolderieke overdrijving. Maar voortdurend verrassend.
"Het paleis" is één eindeloos meanderende monoloog van een volkomen associatief fabulerende ik- figuur: de eenvoudige en arme herder Jacob. Een verteller die voortdurend voor verrassende zijpaden kiest, nooit voor heldere hoofdlijnen. Wel vertelt hij, op associatieve wijze, dat de landheer en zijn gevolg vanwege een net uitgebroken oorlog zijn gevlucht. Zodat het paleis en het landgoed nu leeg en verlaten zijn. Jacob kan daarom nu dat paleis en dat landgoed eindelijk eens goed bekijken. Daarmee gaat een diepe wens in vervulling. Want hij is een nederige en door de rijken volkomen verachte herder. Daarom was dat paleis voor hem tot nu toe steeds een begerenswaardige maar ontoegankelijke wereld. Vol onbereikbare ultieme luister, en vol grandioze maar voor Jacob niet weggelegde glorie. Want hij kende het paleis wel omdat hij er ooit als bode kwam, maar mocht er nooit echt naar binnen.
Dus loopt Jacob, vol verlekkerde nieuwsgierigheid en verbazing, door alle lege ruimten en gangen van het immense verlaten paleis. Al het verbijsterende wat hij ziet geeft hij veel extra kleur met zijn koortsachtig intense fantasie. Vaak vult hij bovendien de leegte en stilte van het paleis met zijn eigen associatieve herinneringen en verzinsels. Zodat de lege ruimten en gangen tot de nok worden gevuld met bruisende taferelen. En zo onderneemt Jacob een kronkelende dwaaltocht langs portretten, kamers, aristocratische personen, nederige bedienden, overdadig feestelijke eetfestijnen, kleurrijke bals, gepassioneerde liefdesdromen, gefantaseerde gesprekken, droombeelden, existentiële vraagstukken, filosofische vraagstukken, volkomen plat- alledaagse voorvallen……. En nog veel meer.
Door Myśliwki’s meeslepende en levendige stijl vergeet je soms dat al die kleurrijke, meeslepende en bruisende bontigheid alleen bestaat in het fabulerende hoofd van de ik- figuur. Tegelijk echter is dat laatste wel heel pijnlijk en ontroerend. Want het paleis, dat voor Jacob altijd al een ultieme maar ontoegankelijk wereld was, blijft in wezen dus leeg en daardoor nog steeds ontoegankelijk. Hoe briljant Jacob die leegte ook poogt te vullen, hoe prachtig zijn fabulerende verhalen ook zijn. Die onderliggende leegte maakt zijn verhalen extra intens: je voelt immers steeds Jacobs vurige verlangen om de leegte met verhalen te vullen. En mede daardoor roepen die verhalen bij mij een dubbel gevoel op. Ten eerste bewondering voor Jacob, vanwege zijn ongehoorde fantasie en zijn ongelofelijke fabulerende vermogens. Maar ook medelijden met Jacob, omdat hij de leegte toch niet écht kan vullen.
Opmerkelijk is dus hoe de verteller van "Het paleis" niet alleen fabuleert, maar ook hallucineert en delireert. Meer nog dan de vertellers in andere Myśliwski- romans. Bijna alles wat Jacob ziet en hoort bestaat immers alleen in Jacobs eigen steeds intensere dromen. Die steeds meer gaan gloeien van hallucinante koorts. Ook spreekt hij allerlei personen op geanimeerde en geëxalteerde wijze toe, terwijl die personen op dat moment alleen bestaan in zijn eigen hoofd. Alles in "Het paleis" is kortom verzinsel en drogbeeld. Niet voor niets heeft de ik- figuur het zo vaak over de leegte, het niets, de stilte. Alsof hij vermoedt dat zijn associatieve verhalen onwerkelijk zijn en leeg. Alsof hij aanvoelt dat het immense paleis, dat in zijn fantasie zo bruisend tot leven komt, uiteindelijk toch leeg blijft en stil.
Die ongrijpbare leegte onder alle verhalen wordt bovendien nog versterkt door de ongrijpbaarheid van de ik- figuur die deze verhalen vertelt. Want dat is niet zonder meer Jacob zelf. Jacob is immers niet helemaal zichzelf. Jacob identificeert zich namelijk al vroeg in de roman met de landheer, dus met de benijdenswaardige eigenaar van het voor Jacob zo begerenswaardige paleis. Die identificatie is zelfs zo sterk dat Jacob in zijn verbeelding vaak samenvalt met die landheer. Zodat hij ons soms toespreekt alsof hijzelf echt de landheer is. De ik- figuur lijkt daardoor soms een fictieve, door Jacob verzonnen landheer, die denkt zoals Jacob denkt dat de landheer denkt. Of die denkt en doet wat Jacob misschien zou denken en doen, als hij niet Jacob zou zijn maar de landheer. Of op Jacob die de rol van de landheer speelt, en dan zelf als persoon helemaal verdwijnt in die rol.
Jacob wisselt dus wel heel makkelijk van rol en identiteit. Temeer omdat hij nog diverse andere rollen, gestalten en identiteiten aanneemt. Zijn vermogen tot transformatie en metamorfose is zonder meer bewonderenswaardig, en een geweldige motor van zijn verbeeldingskracht. Maar tegelijk wijst dat vermogen op het ontbreken van een vaste innerlijke kern die de eigen identiteit vastlegt. En dus op een innerlijke leegte. Die door Jacob en veel van de door hem verzonnen personages ook expliciet wordt gevoeld.
De leegte (de stilte, het niets) is dus een belangrijk motief in "Het paleis". Temeer omdat die leegte zich zo nadrukkelijk manifesteert in het paleis en in de verteller. "Het paleis" bevat echter nog veel meer motieven. Het gaat bijvoorbeeld ook over het gezang van “Übervogels”, dat alle vogelenzang in schoonheid te boven gaat. Of over onvermoede en onvoorstelbare nieuwe werkelijkheden, die worden ontsloten door ultiem prachtige muziek. Maar ook over lijden als enige bron van kennis en wijsheid. Of juist over het lachen als onze enige hoop. Wat steeds vaker gepaard gaat met een steeds hysterischer klinkend “Ha! Ha! Ha!”.
Voorts zijn er meeslepende passages over schrijnende liefdespijn, over hoe geliefden elkaars spiegel zijn, over ouderdom, over panische angst voor de dood, over de onkenbare God die een intens verlangen naar onzekerheid koestert, over de onderdrukkende aspecten van het standenverschil, over onderdrukten die hun geboortedag bewenen en hun sterfdag bejubelen, over de innerlijke leegte van veel rijken, over hun desillusie en wanhoop….
"Het paleis" is kortom een onuitputtelijk boek, vol met verrassende en verassend vele motieven, die steeds in ongrijpbare associatieve zijsprongen worden uitgewerkt. Die zijsprongen zijn rijker dan welke hoofdlijn ook. Het is bovendien een spetterend taalvuurwerk, met een verbeeldingskracht die alle kanten opvliegt. De schrijfstijl ten slotte is even meesterlijk als origineel. Natuurlijk, liefhebbers van een strak verhaal en een heldere plot moeten dit boek acuut mijden. Maar voor liefhebbers van fabulerende associaties is het een leesfeest. Ik ben blij dat ook deze roman van Myśliwki is vertaald. En hopelijk zullen er nog meer vertalingen volgen.
Het is dus goed nieuws dat nu ook "Het paleis"is vertaald. Dat is Myśliwki’s tweede roman, uit 1970. Een vroeg boek, en zeker niet zo formidabel als "Over het doppen van bonen", "Steen op steen" en "De Horizon". Maar het is wel fascinerend. Want Myśliwski schrijft ook in "Het paleis" al totaal anders dan alle andere schrijvers.
Alle vertaalde Myśliwski- romans hebben een onnavolgbaar ouwehoerende ik- figuur die het hele boek vol fabuleert. En die het ene verhaal aan het andere rijgt, op een manier die je niet begrijpt maar wel bewondert. De wereld ontvouwt zich bij Myśliwski namelijk steeds als een oneindig vertakt netwerk van verhalen, waarin elk verhaal in ontelbaar veel andere wortelt, en zelf ook ontelbaar veel andere verhalen voortbrengt. Precies daarom vind ik zijn romans zo rijk. Rijker dan alle strak van A naar B voerende verhalen ter wereld. En dat geldt ook voor "Het paleis".
Die rijkdom wordt nog vergroot door de veelheid aan tonen en stijlregisters. Ook in "Het paleis" switcht Myśliwski namelijk virtuoos tussen banaal en verheven, tussen lyrisch- opgetogen en totaal wanhopig, tussen koeien melken en de ultieme schoonheid van muziek, tussen platte geilheid en hooggestemde liefdesvervoering. Het taalgebruik is soms adembenemend poëtisch, dan weer afgrondelijk filosofisch, dan weer vol kolderieke overdrijving. Maar voortdurend verrassend.
"Het paleis" is één eindeloos meanderende monoloog van een volkomen associatief fabulerende ik- figuur: de eenvoudige en arme herder Jacob. Een verteller die voortdurend voor verrassende zijpaden kiest, nooit voor heldere hoofdlijnen. Wel vertelt hij, op associatieve wijze, dat de landheer en zijn gevolg vanwege een net uitgebroken oorlog zijn gevlucht. Zodat het paleis en het landgoed nu leeg en verlaten zijn. Jacob kan daarom nu dat paleis en dat landgoed eindelijk eens goed bekijken. Daarmee gaat een diepe wens in vervulling. Want hij is een nederige en door de rijken volkomen verachte herder. Daarom was dat paleis voor hem tot nu toe steeds een begerenswaardige maar ontoegankelijke wereld. Vol onbereikbare ultieme luister, en vol grandioze maar voor Jacob niet weggelegde glorie. Want hij kende het paleis wel omdat hij er ooit als bode kwam, maar mocht er nooit echt naar binnen.
Dus loopt Jacob, vol verlekkerde nieuwsgierigheid en verbazing, door alle lege ruimten en gangen van het immense verlaten paleis. Al het verbijsterende wat hij ziet geeft hij veel extra kleur met zijn koortsachtig intense fantasie. Vaak vult hij bovendien de leegte en stilte van het paleis met zijn eigen associatieve herinneringen en verzinsels. Zodat de lege ruimten en gangen tot de nok worden gevuld met bruisende taferelen. En zo onderneemt Jacob een kronkelende dwaaltocht langs portretten, kamers, aristocratische personen, nederige bedienden, overdadig feestelijke eetfestijnen, kleurrijke bals, gepassioneerde liefdesdromen, gefantaseerde gesprekken, droombeelden, existentiële vraagstukken, filosofische vraagstukken, volkomen plat- alledaagse voorvallen……. En nog veel meer.
Door Myśliwki’s meeslepende en levendige stijl vergeet je soms dat al die kleurrijke, meeslepende en bruisende bontigheid alleen bestaat in het fabulerende hoofd van de ik- figuur. Tegelijk echter is dat laatste wel heel pijnlijk en ontroerend. Want het paleis, dat voor Jacob altijd al een ultieme maar ontoegankelijk wereld was, blijft in wezen dus leeg en daardoor nog steeds ontoegankelijk. Hoe briljant Jacob die leegte ook poogt te vullen, hoe prachtig zijn fabulerende verhalen ook zijn. Die onderliggende leegte maakt zijn verhalen extra intens: je voelt immers steeds Jacobs vurige verlangen om de leegte met verhalen te vullen. En mede daardoor roepen die verhalen bij mij een dubbel gevoel op. Ten eerste bewondering voor Jacob, vanwege zijn ongehoorde fantasie en zijn ongelofelijke fabulerende vermogens. Maar ook medelijden met Jacob, omdat hij de leegte toch niet écht kan vullen.
Opmerkelijk is dus hoe de verteller van "Het paleis" niet alleen fabuleert, maar ook hallucineert en delireert. Meer nog dan de vertellers in andere Myśliwski- romans. Bijna alles wat Jacob ziet en hoort bestaat immers alleen in Jacobs eigen steeds intensere dromen. Die steeds meer gaan gloeien van hallucinante koorts. Ook spreekt hij allerlei personen op geanimeerde en geëxalteerde wijze toe, terwijl die personen op dat moment alleen bestaan in zijn eigen hoofd. Alles in "Het paleis" is kortom verzinsel en drogbeeld. Niet voor niets heeft de ik- figuur het zo vaak over de leegte, het niets, de stilte. Alsof hij vermoedt dat zijn associatieve verhalen onwerkelijk zijn en leeg. Alsof hij aanvoelt dat het immense paleis, dat in zijn fantasie zo bruisend tot leven komt, uiteindelijk toch leeg blijft en stil.
Die ongrijpbare leegte onder alle verhalen wordt bovendien nog versterkt door de ongrijpbaarheid van de ik- figuur die deze verhalen vertelt. Want dat is niet zonder meer Jacob zelf. Jacob is immers niet helemaal zichzelf. Jacob identificeert zich namelijk al vroeg in de roman met de landheer, dus met de benijdenswaardige eigenaar van het voor Jacob zo begerenswaardige paleis. Die identificatie is zelfs zo sterk dat Jacob in zijn verbeelding vaak samenvalt met die landheer. Zodat hij ons soms toespreekt alsof hijzelf echt de landheer is. De ik- figuur lijkt daardoor soms een fictieve, door Jacob verzonnen landheer, die denkt zoals Jacob denkt dat de landheer denkt. Of die denkt en doet wat Jacob misschien zou denken en doen, als hij niet Jacob zou zijn maar de landheer. Of op Jacob die de rol van de landheer speelt, en dan zelf als persoon helemaal verdwijnt in die rol.
Jacob wisselt dus wel heel makkelijk van rol en identiteit. Temeer omdat hij nog diverse andere rollen, gestalten en identiteiten aanneemt. Zijn vermogen tot transformatie en metamorfose is zonder meer bewonderenswaardig, en een geweldige motor van zijn verbeeldingskracht. Maar tegelijk wijst dat vermogen op het ontbreken van een vaste innerlijke kern die de eigen identiteit vastlegt. En dus op een innerlijke leegte. Die door Jacob en veel van de door hem verzonnen personages ook expliciet wordt gevoeld.
De leegte (de stilte, het niets) is dus een belangrijk motief in "Het paleis". Temeer omdat die leegte zich zo nadrukkelijk manifesteert in het paleis en in de verteller. "Het paleis" bevat echter nog veel meer motieven. Het gaat bijvoorbeeld ook over het gezang van “Übervogels”, dat alle vogelenzang in schoonheid te boven gaat. Of over onvermoede en onvoorstelbare nieuwe werkelijkheden, die worden ontsloten door ultiem prachtige muziek. Maar ook over lijden als enige bron van kennis en wijsheid. Of juist over het lachen als onze enige hoop. Wat steeds vaker gepaard gaat met een steeds hysterischer klinkend “Ha! Ha! Ha!”.
Voorts zijn er meeslepende passages over schrijnende liefdespijn, over hoe geliefden elkaars spiegel zijn, over ouderdom, over panische angst voor de dood, over de onkenbare God die een intens verlangen naar onzekerheid koestert, over de onderdrukkende aspecten van het standenverschil, over onderdrukten die hun geboortedag bewenen en hun sterfdag bejubelen, over de innerlijke leegte van veel rijken, over hun desillusie en wanhoop….
"Het paleis" is kortom een onuitputtelijk boek, vol met verrassende en verassend vele motieven, die steeds in ongrijpbare associatieve zijsprongen worden uitgewerkt. Die zijsprongen zijn rijker dan welke hoofdlijn ook. Het is bovendien een spetterend taalvuurwerk, met een verbeeldingskracht die alle kanten opvliegt. De schrijfstijl ten slotte is even meesterlijk als origineel. Natuurlijk, liefhebbers van een strak verhaal en een heldere plot moeten dit boek acuut mijden. Maar voor liefhebbers van fabulerende associaties is het een leesfeest. Ik ben blij dat ook deze roman van Myśliwki is vertaald. En hopelijk zullen er nog meer vertalingen volgen.
1
Reageer op deze recensie
