Lezersrecensie
Een vergeten Kafkaëske en Hermansiaanse roman
Jocelyn Brooke (1908- 1966) was volgens sommige kenners een evenknie van Kafka. Maar inmiddels kent niemand hem meer. Dat is begrijpelijk, want er zijn heel veel andere goede schrijvers en mooie boeken. Maar het is ook jammer. Want zijn roman "The image of a drawn sword", waarop ik door smaakvolle facebookvrienden attent werd gemaakt, vond ik zeer de moeite en heel verrassend. Dit boek is gelukkig nog wel verkrijgbaar als ebook, bij Bello: een “digital only”- imprint van Pan Macmillan die zich inzet voor onbekende en vergeten klassiekers. Ook is de vertaling uit 1995 ("Het teken van een getrokken zwaard", Coppens en Frenks) tweedehands nog wel te vinden.
"The image of a drawn sword" is net zo surrealistisch, ongrijpbaar, mysterieus en unheimlich als Kafka. Ook is dit boek op fascinerende wijze doorregen van moedwil en misverstand, net als de vroege romans van W. F. Hermans. Terwijl Brooke het werk van Kafka en Hermans waarschijnlijk niet kende. Wonderlijk maar waar: Brooke schreef in 1950, vermoedelijk zonder dat zelf te beseffen, een van de meest Kafkaëske en Hermansiaanse romans ooit. En als fan van Kafka en Hermans genoot ik uiteraard volop.
Het verhaal speelt kort na de Tweede Wereldoorlog. Hoofdpersoon is de bankbediende Reynard Langrish, die in een Engels doorsneedorpje in de “countryside” samenwoont met zijn stokdove moeder. Zijn leven is even zinloos als onwerkelijk: alsof hij onder een stolp leeft die hem scheidt van de wereld, en die alle kenmerken van de wereld tot in het onherkenbare vervormt. Ook wordt hij geplaagd door aanvallen van “dissolution” en desintegratie, waarin alles binnen en buiten hem zijn vertrouwde samenhang steeds meer verliest. Woorden hangen niet meer samen met de dingen, en de beelden en geluiden die zijn zintuigen opvangen vervormen volgens Reynard de toch al van elke zin verstoken wereld.
In deze gesteldheid nu, die nog onwerkelijker en unheimlicher wordt door een grotesk noodweer vol bliksem en storm, maakt hij bij toeval kennis met legerkapitein Roy Archer. Deze legerkapitein zal zeer bepalend blijken voor het grillige verdere verloop van Reynards leven. Significant nu is dat Archer bij die eerste ontmoeting verschijnt als “a visionary being conjured out of the night’s wildness”. Archer is voor Reynard dus een onwerkelijk visioen, dat bovendien met irrationeel nachtelijke en wilde werelden wordt geassocieerd. Een wezen dat voortkomt uit de nacht, misschien zelfs alleen uit Reynards verbeelding. Want misschien is “the night’s wildness” waaruit Archer ontspruit juist de duistere wildheid en verwarring in Reynards eigen hoofd. Misschien bestaat Archer alleen voor Reynard. Of misschien bestaat Archer toch, in vele verschillende gedaanten, maar wordt alles wat hij is en doet door Reynard vervormd.
De lezer wordt dus vanaf bladzijde één ondergedompeld in onbeslisbaarheid, desintegratie en onwerkelijkheid. Temeer omdat het hele verhaal verteld wordt door een anonieme verteller, die de gedachten van Reynard parafraseert. Zodat we vaak niet weten wat Reynard letterlijk denkt, maar wel vast zitten aan Reynards perspectief. En dat perspectief wordt steeds onbetrouwbaarder. Reynards desintegratie wordt namelijk steeds opnieuw benoemd, in steeds sterkere en eloquentere bewoordingen. Net als de sensatie dat hij niet weet wat er echt is gebeurd, of hoe hij de gebeurtenissen moet duiden. Ook voelt Reynard steeds sterker dat wat hem overkomt net zo onwerkelijk en ongrijpbaar is als een droom. Of als een groteske nachtmerrie die bol staat van hallucinaties en metamorfoses.
Het toch al grillige verhaalverloop wordt bovendien steeds surrealistischer, ongrijpbaarder en grotesker. Dankzij Roy Archer maakt Reynard kennis met een bizarre semi- illegale militaire groep, die druk bezig is zich voor te bereiden op een niet nader omschreven noodtoestand. Vrede en oorlog zijn in die noodtoestand op onherkenbare wijze met elkaar vermengd, en de woorden ‘vrede’ en ‘oorlog’ hebben al hun vroegere betekenis verloren. Zonder dat iemand snapt hoe en waarom. Het lijkt alsof deze militaire groep zich wapent tegen een vijand zonder vorm of gezicht, en ook zelf geen vorm of gezicht heeft. Reynard snakt er niettemin naar om deel te gaan uitmaken van deze groep, om van zijn zinloze bestaan te worden verlost. Tegelijk vervult dit vooruitzicht hem van ongrijpbare maar mateloze angst. Uiteindelijk wordt hij, via allerlei vreemde toevalligheden en barokke misverstanden, soldaat in deze bizarre militie. Om vervolgens, vanwege weer andere erratische toevalligheden en barokke misverstanden, ineens te deserteren. Daarna ontaardt het verhaal in fascinerende, niet na te vertellen zo bizarre horror. En in de totale, adembenemend beschreven desintegratie van Reynard en zijn ouderlijk thuis. Wat versterkt wordt door een verrassend open eind, dat de lezer achterlaat in volstrekte ongewisheid. Heel symbolisch is bovendien de bovennatuurlijk dichte mist, die alles onzichtbaar maakt, tot in de huizen en hoofden aan toe.
Samenvatten van de details zou alleen leiden tot spoilers. En zelf vond ik het juist essentieel om mij steeds opnieuw te laten verrassen door de vele bizarre en ongerijmde wendingen. Want precies daardoor raak je als lezer ondergedompeld in een hallucinante wereld. Zonder dat je ooit weet of dit een hallucinante buitenwereld is die Reynard overweldigt, of een hallucinante binnenwereld die alleen bestaat in Reynards delirerende hoofd. En juist die onwetendheid is voor mij de kern. Ja, het is duidelijk dat Reynard delireert. Maar de wereld waarin hij leeft is misschien zo totaal absurd, en zo volkomen van zin en betekenis verstoken, dat die wereld alleen als delirium en hallucinatie is te beschrijven. Bij voorkeur door iemand die het verschil niet meer ziet tussen de absurde werkelijkheid of het absurde drogbeeld daarvan. En die bij alles wat hij meent te zien zijn eigen ogen niet gelooft.
Je kunt dit boek lezen als een Kafkaiaanse ontdekkingsreis in de irrationele werkelijkheid van nachtmerries en dromen. Of als een Hermansiaanse ontdekkingsreis in een wereld vol van moedwil en misverstand. Of als een Kafkaiaanse en Hermansiaanse uitvergroting van al het door ons meestal geloochende absurde en irrationele in onze wereld. Misschien is het boek ook een allegorie over de ongrijpbaarheid van oorlog en gewapende vrede. Daarnaast verwijst het naar oeroude primitieve rituelen, naar magische en esoterische totems, en (ook in de titel) naar heraldische symboliek: naar een wereld dus die vooraf gaat aan de ratio en aan de conventies die wij kennen. Het boek is tevens een treffend tijdsbeeld: in 1950 sidderde de wereld nog na van WO II, terwijl de Koude Oorlog al begon. Een periode vol ongrijpbare beklemmingen dus, die een passende vorm hebben gekregen in dit boek.
Reynard lijkt een personificatie van existentiële eenzaamheid. Vervreemd van de conventionele en benauwende wereld van zijn dorpje en zijn ouderlijk huis, snakkend naar de verlossing die Archer en de militaire groepering hem lijken te bieden, en tegelijk vol panische angst voor die verlossing. Misschien is hij verdwaald in een wereld die hij niet gekozen heeft. Hij is niet meer thuis in de Engelse “countryside” die door WO II zijn idyllische karakter verloren heeft, en tegelijk is hij nog niet thuis in de nieuwe en volkomen ongewisse werkelijkheid die nu is ontstaan. Ook lijkt Reynard de speelbal van verdrongen verlangens die voor hem te amorf of beangstigend zijn om te doorgronden. Wellicht is Archer een projectie van Reynards verzwegen homoseksuele neigingen. Of juist een surrogaat voor zijn overleden vader, die een positie had in het leger. Wellicht komt Reynards angstige verlangen om militair te worden deels voort uit heimelijke behoefte aan sado- masochistische zelfonderwerping. Al kan het ook zijn dat hij snakt naar een glorieuze heldhaftigheid die in onze wereld niet meer bestaat. Misschien is dat ook de reden dat een passage uit het oeroude heldendicht Beowulf het motto van deze roman is. Misschien is Reynard wel een anti- Beowulf, die alleen vecht met mythische monsters in zijn eigen hoofd. Want misschien is dat nog de enige heroïek die in onze absurde wereld nog bestaat. De heroïek die hoort bij de hallucinerende anti- held.
En zo zijn er nog meer mogelijke interpretaties. "The image of a drawn sword" is dus intrigerend, rijk, ambigu en geheimzinnig. Temeer omdat het bol staat van de droomachtige passages en surrealistische verrassingen. Door die verrassingen was dit boek voor mij een regelrechte page turner. De steeds toenemende verwarring van Reynard wordt bovendien fraai benoemd, en in vele passages heel pregnant voelbaar gemaakt. Ik heb dit boek kortom graag gelezen. En het zou plezierig zijn als ook anderen dit zouden doen. Want boeken als deze zijn te goed en te waardevol om volkomen vergeten te worden.
"The image of a drawn sword" is net zo surrealistisch, ongrijpbaar, mysterieus en unheimlich als Kafka. Ook is dit boek op fascinerende wijze doorregen van moedwil en misverstand, net als de vroege romans van W. F. Hermans. Terwijl Brooke het werk van Kafka en Hermans waarschijnlijk niet kende. Wonderlijk maar waar: Brooke schreef in 1950, vermoedelijk zonder dat zelf te beseffen, een van de meest Kafkaëske en Hermansiaanse romans ooit. En als fan van Kafka en Hermans genoot ik uiteraard volop.
Het verhaal speelt kort na de Tweede Wereldoorlog. Hoofdpersoon is de bankbediende Reynard Langrish, die in een Engels doorsneedorpje in de “countryside” samenwoont met zijn stokdove moeder. Zijn leven is even zinloos als onwerkelijk: alsof hij onder een stolp leeft die hem scheidt van de wereld, en die alle kenmerken van de wereld tot in het onherkenbare vervormt. Ook wordt hij geplaagd door aanvallen van “dissolution” en desintegratie, waarin alles binnen en buiten hem zijn vertrouwde samenhang steeds meer verliest. Woorden hangen niet meer samen met de dingen, en de beelden en geluiden die zijn zintuigen opvangen vervormen volgens Reynard de toch al van elke zin verstoken wereld.
In deze gesteldheid nu, die nog onwerkelijker en unheimlicher wordt door een grotesk noodweer vol bliksem en storm, maakt hij bij toeval kennis met legerkapitein Roy Archer. Deze legerkapitein zal zeer bepalend blijken voor het grillige verdere verloop van Reynards leven. Significant nu is dat Archer bij die eerste ontmoeting verschijnt als “a visionary being conjured out of the night’s wildness”. Archer is voor Reynard dus een onwerkelijk visioen, dat bovendien met irrationeel nachtelijke en wilde werelden wordt geassocieerd. Een wezen dat voortkomt uit de nacht, misschien zelfs alleen uit Reynards verbeelding. Want misschien is “the night’s wildness” waaruit Archer ontspruit juist de duistere wildheid en verwarring in Reynards eigen hoofd. Misschien bestaat Archer alleen voor Reynard. Of misschien bestaat Archer toch, in vele verschillende gedaanten, maar wordt alles wat hij is en doet door Reynard vervormd.
De lezer wordt dus vanaf bladzijde één ondergedompeld in onbeslisbaarheid, desintegratie en onwerkelijkheid. Temeer omdat het hele verhaal verteld wordt door een anonieme verteller, die de gedachten van Reynard parafraseert. Zodat we vaak niet weten wat Reynard letterlijk denkt, maar wel vast zitten aan Reynards perspectief. En dat perspectief wordt steeds onbetrouwbaarder. Reynards desintegratie wordt namelijk steeds opnieuw benoemd, in steeds sterkere en eloquentere bewoordingen. Net als de sensatie dat hij niet weet wat er echt is gebeurd, of hoe hij de gebeurtenissen moet duiden. Ook voelt Reynard steeds sterker dat wat hem overkomt net zo onwerkelijk en ongrijpbaar is als een droom. Of als een groteske nachtmerrie die bol staat van hallucinaties en metamorfoses.
Het toch al grillige verhaalverloop wordt bovendien steeds surrealistischer, ongrijpbaarder en grotesker. Dankzij Roy Archer maakt Reynard kennis met een bizarre semi- illegale militaire groep, die druk bezig is zich voor te bereiden op een niet nader omschreven noodtoestand. Vrede en oorlog zijn in die noodtoestand op onherkenbare wijze met elkaar vermengd, en de woorden ‘vrede’ en ‘oorlog’ hebben al hun vroegere betekenis verloren. Zonder dat iemand snapt hoe en waarom. Het lijkt alsof deze militaire groep zich wapent tegen een vijand zonder vorm of gezicht, en ook zelf geen vorm of gezicht heeft. Reynard snakt er niettemin naar om deel te gaan uitmaken van deze groep, om van zijn zinloze bestaan te worden verlost. Tegelijk vervult dit vooruitzicht hem van ongrijpbare maar mateloze angst. Uiteindelijk wordt hij, via allerlei vreemde toevalligheden en barokke misverstanden, soldaat in deze bizarre militie. Om vervolgens, vanwege weer andere erratische toevalligheden en barokke misverstanden, ineens te deserteren. Daarna ontaardt het verhaal in fascinerende, niet na te vertellen zo bizarre horror. En in de totale, adembenemend beschreven desintegratie van Reynard en zijn ouderlijk thuis. Wat versterkt wordt door een verrassend open eind, dat de lezer achterlaat in volstrekte ongewisheid. Heel symbolisch is bovendien de bovennatuurlijk dichte mist, die alles onzichtbaar maakt, tot in de huizen en hoofden aan toe.
Samenvatten van de details zou alleen leiden tot spoilers. En zelf vond ik het juist essentieel om mij steeds opnieuw te laten verrassen door de vele bizarre en ongerijmde wendingen. Want precies daardoor raak je als lezer ondergedompeld in een hallucinante wereld. Zonder dat je ooit weet of dit een hallucinante buitenwereld is die Reynard overweldigt, of een hallucinante binnenwereld die alleen bestaat in Reynards delirerende hoofd. En juist die onwetendheid is voor mij de kern. Ja, het is duidelijk dat Reynard delireert. Maar de wereld waarin hij leeft is misschien zo totaal absurd, en zo volkomen van zin en betekenis verstoken, dat die wereld alleen als delirium en hallucinatie is te beschrijven. Bij voorkeur door iemand die het verschil niet meer ziet tussen de absurde werkelijkheid of het absurde drogbeeld daarvan. En die bij alles wat hij meent te zien zijn eigen ogen niet gelooft.
Je kunt dit boek lezen als een Kafkaiaanse ontdekkingsreis in de irrationele werkelijkheid van nachtmerries en dromen. Of als een Hermansiaanse ontdekkingsreis in een wereld vol van moedwil en misverstand. Of als een Kafkaiaanse en Hermansiaanse uitvergroting van al het door ons meestal geloochende absurde en irrationele in onze wereld. Misschien is het boek ook een allegorie over de ongrijpbaarheid van oorlog en gewapende vrede. Daarnaast verwijst het naar oeroude primitieve rituelen, naar magische en esoterische totems, en (ook in de titel) naar heraldische symboliek: naar een wereld dus die vooraf gaat aan de ratio en aan de conventies die wij kennen. Het boek is tevens een treffend tijdsbeeld: in 1950 sidderde de wereld nog na van WO II, terwijl de Koude Oorlog al begon. Een periode vol ongrijpbare beklemmingen dus, die een passende vorm hebben gekregen in dit boek.
Reynard lijkt een personificatie van existentiële eenzaamheid. Vervreemd van de conventionele en benauwende wereld van zijn dorpje en zijn ouderlijk huis, snakkend naar de verlossing die Archer en de militaire groepering hem lijken te bieden, en tegelijk vol panische angst voor die verlossing. Misschien is hij verdwaald in een wereld die hij niet gekozen heeft. Hij is niet meer thuis in de Engelse “countryside” die door WO II zijn idyllische karakter verloren heeft, en tegelijk is hij nog niet thuis in de nieuwe en volkomen ongewisse werkelijkheid die nu is ontstaan. Ook lijkt Reynard de speelbal van verdrongen verlangens die voor hem te amorf of beangstigend zijn om te doorgronden. Wellicht is Archer een projectie van Reynards verzwegen homoseksuele neigingen. Of juist een surrogaat voor zijn overleden vader, die een positie had in het leger. Wellicht komt Reynards angstige verlangen om militair te worden deels voort uit heimelijke behoefte aan sado- masochistische zelfonderwerping. Al kan het ook zijn dat hij snakt naar een glorieuze heldhaftigheid die in onze wereld niet meer bestaat. Misschien is dat ook de reden dat een passage uit het oeroude heldendicht Beowulf het motto van deze roman is. Misschien is Reynard wel een anti- Beowulf, die alleen vecht met mythische monsters in zijn eigen hoofd. Want misschien is dat nog de enige heroïek die in onze absurde wereld nog bestaat. De heroïek die hoort bij de hallucinerende anti- held.
En zo zijn er nog meer mogelijke interpretaties. "The image of a drawn sword" is dus intrigerend, rijk, ambigu en geheimzinnig. Temeer omdat het bol staat van de droomachtige passages en surrealistische verrassingen. Door die verrassingen was dit boek voor mij een regelrechte page turner. De steeds toenemende verwarring van Reynard wordt bovendien fraai benoemd, en in vele passages heel pregnant voelbaar gemaakt. Ik heb dit boek kortom graag gelezen. En het zou plezierig zijn als ook anderen dit zouden doen. Want boeken als deze zijn te goed en te waardevol om volkomen vergeten te worden.
1
Reageer op deze recensie