Lezersrecensie
Fascinerende Chinese mozaïek over mislukking en gemis
Zhang Yueran (1982) geldt als een van de belangrijkste Chinese schrijvers van haar generatie. Voor "De spijker" en de verhalenbundel "Tien liefdes" kreeg zij veel lof. Net als haar vaste vertaalster Annelous Stiggelbout. Zelf ken ik die boeken niet, maar ik ben heel benieuwd. Want haar gloednieuwe roman "Huize Zwaan" smaakt voor mij naar meer.
Hoofdpersoon is Yu Ling, een nietige nanny bij een machtige, zeer welgestelde en bovengemiddeld geprivilegieerde familie. Met haar vriend, chauffeur bij diezelfde familie, ontvoert ze het zevenjarige zoontje, Kuankuan (een koosnaam). Het plan is: losgeld krijgen, en “een plekje voor zichzelf te vinden in de wereld”. En ontsnappen aan de onderdrukking die zij binnen die familie steeds voelt. Concreter dan dat is het plan niet. Bovendien gaat de ontvoering mis, omdat de familie ineens in ongenade valt vanwege een diffuse corruptiezaak. Yu Ling kan het losgeld dus wel vergeten. Want de hele familie is gevlucht, en heeft geen cent meer. Niet wetend wat te doen keert Yu Ling terug naar het verlaten ouderlijk huis. Samen met Kuankuan, en een gans die ze onderweg voor Kuankuan hebben gekocht.
De mislukte ontvoering is aanleiding tot veel fatalistische gelatenheid: “Ze hadden hun plan niet uitgevoerd, of misschien hadden ze het wel uitgevoerd maar dan was het precies alsof ze het niet hadden uitgevoerd. Als schrijven op water, of als stompen tegen een berg katoen. Tegenover een veel grotere macht bleek hun macht verwaarloosbaar nietig”. Die “veel grotere macht” die Yu Ling zo nietig maakt is bovendien even ongrijpbaar en onontkoombaar als het blinde noodlot zelf. Alsof de mislukking van de ontvoering al vanaf het begin vaststond. En alsof Yu Ling ook na de ontvoering alleen kan schrijven op water of stompen tegen katoen.
De “enorme inertie van het leven”, die Yu Ling belette om al eerder de benen te nemen, is na de ontvoering zelfs nog vele malen groter. Exact één keer poogt ze om het door de familie verlaten huis te ontvluchten. Maar ook dat leidt tot niets: “De hemel was zwaar bewolkt, wilgenpluis dwarrelde door de lucht. Ze had nog niet nagedacht over waar ze heen wilde, maar waar dat ook was, ze moest met de bus”. Alsof haar vluchtgedachten zo onsubstantieel zijn als dwarrelend wilgenpluis…. Ja, ze bereikt het busstation, en komt ook verder dan dat. Maar ineens keert ze, zonder aanwijsbare reden, weer terug. En mijmert ze weer haar meanderende mijmeringen, over de vreemde meanders van haar nietige leven en haar troosteloze lot.
De nietigheid van Yu Ling, als nanny en als vrouw, heeft alles te maken met de repressieve klassenscheidingen in China. In haar mijmeringen, en dialogen met de andere personages, wordt Yu Lins lot voortdurend gespiegeld of gecontrasteerd met het lot van andere onderdrukte personages. Maar ook met diverse geprivilegieerden, die eveneens slachtoffer zijn van het Chinese klassenbewustzijn dat zij zelf in stand houden. De “veel grotere macht” die Yu Ling nietig maakt, maakt dus ook andere mensen nietig. En dat op steeds andere wijze, die elke keer weer ongrijpbaar is. Die macht heeft dus niet één gezicht, maar vele ongrijpbare gezichten. Net als ‘goed’ en ‘kwaad’. Want een regelrechte machtswellusteling kan tegelijk een opmerkelijk gespleten en gewonde persoon blijken, met verrassende filosofische inzichten over gemis en kunst. En de slachtoffers hebben allerlei repressieve trekjes. De daders zijn dus slachtoffers, en de slachtoffers daders. Dat maakt die “veel grotere macht” extra diffuus en ongrijpbaar.
Deze ongrijpbaarheid komt fraai tot zijn recht door de wijze waarop Huize Zwaan verteld wordt. En die lijkt mij typisch Chinees. In een inspirerend essay (De Gids nummer 3, jaargang 2024) betoogt Mark Leenhouts dat Chinese romans doorgaans geen plot hebben. Waar Westerse romans zich veelal richten op de lineaire en causale opeenvolging van gebeurtenissen, hechten Chinese romans juist waarde aan de ruimte tússen die gebeurtenissen. Dus aan non-gebeurtenissen, uitweidingen, momenten van alledaagsheid, mijmeringen. Niet aan een verklarende verband tussen gebeurtenissen A en B, maar aan de open ruimte tussen A en B. Zodat het verhaal geen lineair verloop van A naar B kent, maar zich ontvouwt via contrasten, spiegelingen, associaties, overlappingen, en mijmerende vergelijkingen.
Dat doorbreekt tevens de neiging om chronologisch lezen. Uiteraard worden de scènes na elkaar verteld, maar elke scène nodigt uit tot associaties met scènes ervoor en erna. Zodat je als lezer geregeld moet pauzeren om die associaties op je in te laten werken en het geheel te overzien. De personages maken bovendien geen psychologische ontwikkeling door, maar bewegen mee met de ongrijpbare stroom. Hun ‘ik’ heeft namelijk geen grijpbare en verder te ontwikkelen betekeniskern, maar laat zich alleen omcirkelen.
Dit alles herken ik in "Huize Zwaan". Te meer omdat de hoofdpersoon Yu Ling weinig scherpe contouren krijgt. We volgen alles hoofdzakelijk vanuit haar perspectief, maar via een verteller die haar gedachten in eigen afstandelijke woorden parafraseert. En die Yu Lings gedachten bovendien vaak verzwijgt. Zodat we het vaak moeten doen met korte beschrijvingen van Yu Lings houding, die ‘iets’ over haar gemoedstoestand lijken te suggereren. Zonder dat we precies weten wat. En dat maakt Huize Zwaan nog extra ongrijpbaar.
Deze roman blinkt uit door poëtische beelden. Zo hoort Yu Ling haar bazin zeggen: “Een nanny moet haar leven binnen het leven van een ander plaatsen, als een schilderij – in – een- schilderij - heb je zulke schilderijen wel eens van dichtbij bekeken? Dan zou je verbaasd staan van hoe simpel en slordig ze zijn, als organen die niet tot ontwikkeling zijn gekomen”. Alsof zij, als nanny, nooit meer is dan een slordig geschilderd schilderij dat verstopt is in een ander schilderij. En later, na allerlei crisissen, lijkt zelfs de hele realiteit op een onbeschilderd schilderdoek: “De maan was verdwenen. Er stonden ook geen wolken aan de hemel, er stond helemaal niets. Er was alleen leegte, een nauwelijks zichtbaar lichtgrijs dat als een net opgespannen schilderdoek leek te wachten tot er iets op zou verschijnen”.
Dergelijke beelden stemmen niet vrolijk. Tegelijk echter raken zij mij door hun poëtische kracht. Bovendien biedt het laatste beeld ook voorzichtige hoop: het doek is nu nog leeg, maar er zou ‘iets’ op kunnen verschijnen. En misschien zelfs iets positiefs. In andere beelden is die hoop manifester. Fraai is bijvoorbeeld hoe het zevenjarige jongetje Kuankuan, na de ontvoering, een “Huize Zwaan” inricht in zijn verlaten ouderlijk huis. “Huize Zwaan” is een groene tent, bedoeld voor hem en zijn tijdens het ‘uitje’ gekochte gans. In zijn fantasie echter is die gans een majestueus statige zwaan. Zoals die tent voor Kuankuan écht een nieuw huis is, dat het ouderlijk huis vervangt. Bovendien, in de traditionele Chinese symboliek vertegenwoordigt de zwaan zuiverheid en schoonheid, en de harmonie tussen Yin en Yang. De groene tent biedt dus, als “Huize Zwaan”, een gefantaseerd- symbolisch onderdak aan die zuiverheid en schoonheid. Of aan het hoopgevende verlangen ernaar. Ook zegt Kuankuan niet voor niets: “Het is niet erg om geen vriendjes te hebben, we kunnen gewoon zelf spelen”. Dat is treurig, temeer omdat hij dit zegt tegen de slapende gans en een dode kat en omdat hij die gans gevangen houdt. Maar toch, Kuankuan kan, dankzij die speelse kinderfantasie, wél “zelf spelen”. Juist nu hij verlaten is door zijn niet heel liefdevolle ouders.
Yu Ling gaat vaak mee in Kuankuans fantasiewereld. Bovendien koestert zij diep- moederlijke gevoelens voor dat jongetje. Zij en Kuankuan leven in “Huize Zwaan” dus voor even als een gezinnetje van substituut-moeder en substituut-zoon. Buiten alle repressieve conventies om. Met de zo symbolische ‘zwaan’ als gezinslid. Dat is een uiterst fragiele, heel provisorische, tot mislukken gedoemde constructie. Maar ook een heel ontroerende. En dat Yu Ling, ondanks alles, naar dat soort fantasievolle constructies blijft zoeken, getuigt naar mijn gevoel van voorzichtige maar dapper volhoudende hoop.
Ook significant is het steeds terugkerende beeld van de magnolia. In de Chinese cultuur symboliseert de magnoliabloem grootsheid en zuiverheid. Maar "Huize Zwaan" start, veelzeggend, met het beeld van een magnolia die alle magnoliabloemen heeft afgeschud “als een geëmotioneerde vrouw”. Even veelzeggend is dat de vroegere bewoners van het verlaten huis weinig ruimte maakten voor de magnoliaboom, en haar bloei hebben versmoord. Maar hoopgevend is dat Yu Ling naast de magnolia haar eigen moestuintje maakt, en van groene grassprietjes droomt. Die groene grassprietjes roepen bovendien associaties op met de groene tent van Kuankuan. Zowel die groene grassprietjes als die groene tent zijn immers een nieuw begin. Of een prille poging om te leren spelen in een onttakelde wereld.
Voorts zijn diverse passages verrassend speels. Bijvoorbeeld passages waarin Yu Ling ultieme vrijheid voelt, omdat zij kan picknicken in de zon. Of over haar geluk vanwege de weldadige rust in een moderne keuken die alleen zij gebruikt. Ook denkt zij dat “het mooie van [keuken]apparaten niet lag in nog lekkerder eten dat je ermee kan maken […] maar [in] het plezier dat ze brachten aan wie die apparaten gebruikte. Als een apparaat je een tevreden lach ontlokte doordat het je begreep en voorzag wat je nodig had, dan had je het gevoel dat de wereld speciaal voor jou gemaakt was”. Precies dat geluk kan Yu Ling ervaren en haar bazen niet. Tenminste, als zij met die apparaten speelt. En ze met speelse fantasie bekijkt.
Dit boek is niet lineair, maar meanderend: een associatieve mozaïek vol mysterie en meerduidigheid. In die mozaïek worden onderdrukking en gemis pregnant voelbaar, als een ongrijpbaar kluwen. Maar is er ook speelsheid en voorzichtige hoop. Bovendien bevat het fraaie poëtische beelden. Ik was kortom onder de indruk. En ik dompel mij nu onder in ander werk van Zhang Yueran.
Hoofdpersoon is Yu Ling, een nietige nanny bij een machtige, zeer welgestelde en bovengemiddeld geprivilegieerde familie. Met haar vriend, chauffeur bij diezelfde familie, ontvoert ze het zevenjarige zoontje, Kuankuan (een koosnaam). Het plan is: losgeld krijgen, en “een plekje voor zichzelf te vinden in de wereld”. En ontsnappen aan de onderdrukking die zij binnen die familie steeds voelt. Concreter dan dat is het plan niet. Bovendien gaat de ontvoering mis, omdat de familie ineens in ongenade valt vanwege een diffuse corruptiezaak. Yu Ling kan het losgeld dus wel vergeten. Want de hele familie is gevlucht, en heeft geen cent meer. Niet wetend wat te doen keert Yu Ling terug naar het verlaten ouderlijk huis. Samen met Kuankuan, en een gans die ze onderweg voor Kuankuan hebben gekocht.
De mislukte ontvoering is aanleiding tot veel fatalistische gelatenheid: “Ze hadden hun plan niet uitgevoerd, of misschien hadden ze het wel uitgevoerd maar dan was het precies alsof ze het niet hadden uitgevoerd. Als schrijven op water, of als stompen tegen een berg katoen. Tegenover een veel grotere macht bleek hun macht verwaarloosbaar nietig”. Die “veel grotere macht” die Yu Ling zo nietig maakt is bovendien even ongrijpbaar en onontkoombaar als het blinde noodlot zelf. Alsof de mislukking van de ontvoering al vanaf het begin vaststond. En alsof Yu Ling ook na de ontvoering alleen kan schrijven op water of stompen tegen katoen.
De “enorme inertie van het leven”, die Yu Ling belette om al eerder de benen te nemen, is na de ontvoering zelfs nog vele malen groter. Exact één keer poogt ze om het door de familie verlaten huis te ontvluchten. Maar ook dat leidt tot niets: “De hemel was zwaar bewolkt, wilgenpluis dwarrelde door de lucht. Ze had nog niet nagedacht over waar ze heen wilde, maar waar dat ook was, ze moest met de bus”. Alsof haar vluchtgedachten zo onsubstantieel zijn als dwarrelend wilgenpluis…. Ja, ze bereikt het busstation, en komt ook verder dan dat. Maar ineens keert ze, zonder aanwijsbare reden, weer terug. En mijmert ze weer haar meanderende mijmeringen, over de vreemde meanders van haar nietige leven en haar troosteloze lot.
De nietigheid van Yu Ling, als nanny en als vrouw, heeft alles te maken met de repressieve klassenscheidingen in China. In haar mijmeringen, en dialogen met de andere personages, wordt Yu Lins lot voortdurend gespiegeld of gecontrasteerd met het lot van andere onderdrukte personages. Maar ook met diverse geprivilegieerden, die eveneens slachtoffer zijn van het Chinese klassenbewustzijn dat zij zelf in stand houden. De “veel grotere macht” die Yu Ling nietig maakt, maakt dus ook andere mensen nietig. En dat op steeds andere wijze, die elke keer weer ongrijpbaar is. Die macht heeft dus niet één gezicht, maar vele ongrijpbare gezichten. Net als ‘goed’ en ‘kwaad’. Want een regelrechte machtswellusteling kan tegelijk een opmerkelijk gespleten en gewonde persoon blijken, met verrassende filosofische inzichten over gemis en kunst. En de slachtoffers hebben allerlei repressieve trekjes. De daders zijn dus slachtoffers, en de slachtoffers daders. Dat maakt die “veel grotere macht” extra diffuus en ongrijpbaar.
Deze ongrijpbaarheid komt fraai tot zijn recht door de wijze waarop Huize Zwaan verteld wordt. En die lijkt mij typisch Chinees. In een inspirerend essay (De Gids nummer 3, jaargang 2024) betoogt Mark Leenhouts dat Chinese romans doorgaans geen plot hebben. Waar Westerse romans zich veelal richten op de lineaire en causale opeenvolging van gebeurtenissen, hechten Chinese romans juist waarde aan de ruimte tússen die gebeurtenissen. Dus aan non-gebeurtenissen, uitweidingen, momenten van alledaagsheid, mijmeringen. Niet aan een verklarende verband tussen gebeurtenissen A en B, maar aan de open ruimte tussen A en B. Zodat het verhaal geen lineair verloop van A naar B kent, maar zich ontvouwt via contrasten, spiegelingen, associaties, overlappingen, en mijmerende vergelijkingen.
Dat doorbreekt tevens de neiging om chronologisch lezen. Uiteraard worden de scènes na elkaar verteld, maar elke scène nodigt uit tot associaties met scènes ervoor en erna. Zodat je als lezer geregeld moet pauzeren om die associaties op je in te laten werken en het geheel te overzien. De personages maken bovendien geen psychologische ontwikkeling door, maar bewegen mee met de ongrijpbare stroom. Hun ‘ik’ heeft namelijk geen grijpbare en verder te ontwikkelen betekeniskern, maar laat zich alleen omcirkelen.
Dit alles herken ik in "Huize Zwaan". Te meer omdat de hoofdpersoon Yu Ling weinig scherpe contouren krijgt. We volgen alles hoofdzakelijk vanuit haar perspectief, maar via een verteller die haar gedachten in eigen afstandelijke woorden parafraseert. En die Yu Lings gedachten bovendien vaak verzwijgt. Zodat we het vaak moeten doen met korte beschrijvingen van Yu Lings houding, die ‘iets’ over haar gemoedstoestand lijken te suggereren. Zonder dat we precies weten wat. En dat maakt Huize Zwaan nog extra ongrijpbaar.
Deze roman blinkt uit door poëtische beelden. Zo hoort Yu Ling haar bazin zeggen: “Een nanny moet haar leven binnen het leven van een ander plaatsen, als een schilderij – in – een- schilderij - heb je zulke schilderijen wel eens van dichtbij bekeken? Dan zou je verbaasd staan van hoe simpel en slordig ze zijn, als organen die niet tot ontwikkeling zijn gekomen”. Alsof zij, als nanny, nooit meer is dan een slordig geschilderd schilderij dat verstopt is in een ander schilderij. En later, na allerlei crisissen, lijkt zelfs de hele realiteit op een onbeschilderd schilderdoek: “De maan was verdwenen. Er stonden ook geen wolken aan de hemel, er stond helemaal niets. Er was alleen leegte, een nauwelijks zichtbaar lichtgrijs dat als een net opgespannen schilderdoek leek te wachten tot er iets op zou verschijnen”.
Dergelijke beelden stemmen niet vrolijk. Tegelijk echter raken zij mij door hun poëtische kracht. Bovendien biedt het laatste beeld ook voorzichtige hoop: het doek is nu nog leeg, maar er zou ‘iets’ op kunnen verschijnen. En misschien zelfs iets positiefs. In andere beelden is die hoop manifester. Fraai is bijvoorbeeld hoe het zevenjarige jongetje Kuankuan, na de ontvoering, een “Huize Zwaan” inricht in zijn verlaten ouderlijk huis. “Huize Zwaan” is een groene tent, bedoeld voor hem en zijn tijdens het ‘uitje’ gekochte gans. In zijn fantasie echter is die gans een majestueus statige zwaan. Zoals die tent voor Kuankuan écht een nieuw huis is, dat het ouderlijk huis vervangt. Bovendien, in de traditionele Chinese symboliek vertegenwoordigt de zwaan zuiverheid en schoonheid, en de harmonie tussen Yin en Yang. De groene tent biedt dus, als “Huize Zwaan”, een gefantaseerd- symbolisch onderdak aan die zuiverheid en schoonheid. Of aan het hoopgevende verlangen ernaar. Ook zegt Kuankuan niet voor niets: “Het is niet erg om geen vriendjes te hebben, we kunnen gewoon zelf spelen”. Dat is treurig, temeer omdat hij dit zegt tegen de slapende gans en een dode kat en omdat hij die gans gevangen houdt. Maar toch, Kuankuan kan, dankzij die speelse kinderfantasie, wél “zelf spelen”. Juist nu hij verlaten is door zijn niet heel liefdevolle ouders.
Yu Ling gaat vaak mee in Kuankuans fantasiewereld. Bovendien koestert zij diep- moederlijke gevoelens voor dat jongetje. Zij en Kuankuan leven in “Huize Zwaan” dus voor even als een gezinnetje van substituut-moeder en substituut-zoon. Buiten alle repressieve conventies om. Met de zo symbolische ‘zwaan’ als gezinslid. Dat is een uiterst fragiele, heel provisorische, tot mislukken gedoemde constructie. Maar ook een heel ontroerende. En dat Yu Ling, ondanks alles, naar dat soort fantasievolle constructies blijft zoeken, getuigt naar mijn gevoel van voorzichtige maar dapper volhoudende hoop.
Ook significant is het steeds terugkerende beeld van de magnolia. In de Chinese cultuur symboliseert de magnoliabloem grootsheid en zuiverheid. Maar "Huize Zwaan" start, veelzeggend, met het beeld van een magnolia die alle magnoliabloemen heeft afgeschud “als een geëmotioneerde vrouw”. Even veelzeggend is dat de vroegere bewoners van het verlaten huis weinig ruimte maakten voor de magnoliaboom, en haar bloei hebben versmoord. Maar hoopgevend is dat Yu Ling naast de magnolia haar eigen moestuintje maakt, en van groene grassprietjes droomt. Die groene grassprietjes roepen bovendien associaties op met de groene tent van Kuankuan. Zowel die groene grassprietjes als die groene tent zijn immers een nieuw begin. Of een prille poging om te leren spelen in een onttakelde wereld.
Voorts zijn diverse passages verrassend speels. Bijvoorbeeld passages waarin Yu Ling ultieme vrijheid voelt, omdat zij kan picknicken in de zon. Of over haar geluk vanwege de weldadige rust in een moderne keuken die alleen zij gebruikt. Ook denkt zij dat “het mooie van [keuken]apparaten niet lag in nog lekkerder eten dat je ermee kan maken […] maar [in] het plezier dat ze brachten aan wie die apparaten gebruikte. Als een apparaat je een tevreden lach ontlokte doordat het je begreep en voorzag wat je nodig had, dan had je het gevoel dat de wereld speciaal voor jou gemaakt was”. Precies dat geluk kan Yu Ling ervaren en haar bazen niet. Tenminste, als zij met die apparaten speelt. En ze met speelse fantasie bekijkt.
Dit boek is niet lineair, maar meanderend: een associatieve mozaïek vol mysterie en meerduidigheid. In die mozaïek worden onderdrukking en gemis pregnant voelbaar, als een ongrijpbaar kluwen. Maar is er ook speelsheid en voorzichtige hoop. Bovendien bevat het fraaie poëtische beelden. Ik was kortom onder de indruk. En ik dompel mij nu onder in ander werk van Zhang Yueran.
1
Reageer op deze recensie