Meer dan 6,8 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een klassieke Letse familieroman, vol vaart en avontuur

Nico van der Sijde 25 september 2025
"Het bed met de gouden poot", van de Letse schrijver Zigmunds Skujiņš (1926- 2022), geldt in zijn eigen land al decennia lang als een klassieker. En terecht. Want het is een swingende familieroman, die op aanstekelijke wijze de lotgevallen van de familie Vējagals verweeft met de geschiedenis van Letland, van de negentiende tot diep in de twintigste eeuw.

Die geschiedenis was enorm turbulent. Denk aan de mislukte revolutie van 1905 tegen de tsaar, de daaropvolgende strafexpedities van de Kozakken, de Eerste Wereldoorlog, de Russische Revolutie van 1917, de Letse onafhankelijkheid, de annexatie van Letland door de Sovjet-Unie in 1940, de Duitse inval in 1941, de tweede annexatie door de Sovjet-Unie in 1944, de massadeportatie van tienduizenden Letten naar Siberië, de gewelddadige collectivisering van de landbouw, en de periode van iets grotere vrijheid na Stalins dood in 1953. Allemaal grote en disruptieve omwentelingen, die de levens van de personages uiteraard onontkoombaar beïnvloeden. Maar het gaat in deze roman om de individuele levens van allerlei unieke en markante telgen uit een kleurrijke Letse familie. Dus niet om de collectieve geschiedenis, maar om hoe deze doorwerkt in een bonte veelheid van individuele geschiedenissen. De collectieve geschiedenis abstraheert vaak van het individuele, maar Skujiņš zet dat individuele juist sterk voorop. In ongelofelijk meeslepende verhalen met enorm veel vaart, waarin de ontwikkeling van de personages steeds een “kronkelende weg” is die bol staat van “onvoorziene wendingen”.

De waarheid heeft “misschien wel honderd armen en honderd benen”. Elk personage doorziet daarvan maar een klein deel. Net als wij zitten zij immers vast aan de beperkingen van hun referentiekader. Terwijl de complexe werkelijkheid waarin zij leven zich totaal niet laat vatten in welk referentiekader dan ook. Daarom begrijpen zij soms niets van de turbulentie om hen heen: “Als door een waas, als door rook, zag hij wat er om hem heen gebeurde – overal was alles in beweging, reden auto’s, renden mensen”. Paulis Vējagals ziet hier de chaos van de massadeportaties, maar ziet deze chaos tegelijk ook niet. Want die chaos is te onbevattelijk, te schrikwekkend en te massaal om écht te kunnen worden gezien.

Skujiņš schreef zijn roman in 1984, en moest rekening houden met de Sovjet- censuur. Ook dat is een reden waarom hij in het citaat hierboven zo omfloerst over de massadeportaties schrijft. Maar hij kiest dus nadrukkelijk niet voor de collectieve geschiedschrijving die het Sovjet- regime toen graag zag. Bovendien, voor Marx en Lenin was geschiedenis een lineaire ontwikkeling naar een rationeel en planbaar einddoel. Terwijl Skujiņš de geschiedenis juist benadert als een veelheid van grillige en onvoorspelbare kronkelwegen. Zelfs achteraf zijn die kronkelwegen niet te duiden: de verteller geeft vaak verschillende mogelijke interpretaties van wat er is gebeurd, of noemt meerdere elkaar tegensprekende versies en bronnen. Als lezer merk je bovendien vaak dat je belangrijke puzzelstukken mist.

Zo is de geschiedenis van de raadselachtige Eduards, een roemruchte, ook in Zuid-Amerika actieve revolutionair. Maar hij is spoorloos verdwenen. En als zijn achterneef meer over Eduards geschiedenis weten wil vindt hij slechts fragmenten, vage getuigenissen van onzichtbare personages, voorlopige indrukken, en onscherpe foto’s waarop Eduards elke keer een totaal ander gezicht heeft. De kronkelweg van Eduards leven was kortom niet alleen ondoorgrondelijk grillig, maar ook nog eens onkenbaar en verborgen. En dat geldt ook voor veel andere telgen uit de familie Vējagals.

De Vējagalsen hebben niettemin één ding gemeen: ze dromen ongehoord aanstekelijk en vol avontuurlijk enthousiasme, ook bij brute tegenslag. Bij Noass, een der eersten der Vējagalsen, is dat misschien het duidelijkst. Want dat is een ondernemer die heilig gelooft in de kracht van de onmogelijke ideeën, juist als er een economische crisis is. Hij roept om de haverklap “Yokohama, Alabama” omdat hij zich door geen enkele geografische grens laat inperken en alle wereldzeeën bevaart. Hij vult de huizen van al zijn stadsgenoten met uit handel verkregen wonderen uit alle windstreken. Elektriciteit is voor hem niet zomaar een innovatie, maar het achtste wereldwonder. Met verbijsterende toepassingsmogelijkheden die geen enkele tijdgenoot zelfs maar bij benadering vermoedt.

Ook andere Vējagalsen hebben dit aanstekelijke enthousiasme. Noass’ broer Augusts bijvoorbeeld geeft zijn huis juist door zijn simpele pannendak iets magisch, en wordt daarom met een goochelaar vergeleken die de meest weergaloze objecten tevoorschijn kan en durft te toveren. De viool van Paulis Vējagals is een verlengstuk van zijn lichaam: een stem die ongehoorde nieuwe mogelijkheden brengt vol van enthousiasmerende schoonheid. Indrikis Vējagals versmelt op meeslepende wijze met elk fragment uit elke film die hij ziet, hoe beroerd hij zich mentaal vaak ook voelt. Marta Vējagals keert van een reis terug “met het gelukzalige gevoel alsof ze in wonderen had gezwommen”. En ze wordt zelfs helemaal gelukzalig van het bezoeken van een circus: “[Z]elfs op de donkerste momenten van haar leven, tijdens de verschrikkingen van het concentratiekamp, behield Marta een herinnering aan de gelukkige droom van haar verloren verleden: een meisje dat in een witte avondjurk en met een witte cilinderhoed op in het midden van de circusarena in het zilveren licht stond en het in die tijd populaire lied ‘Parlami d’amore Mariù’ zong”.

Prachtig, hoe intens die Vējagalsen kunnen dromen. En hoe ze dat zelfs kunnen als de ellende aan alle kanten toeslaat. Tot in concentratiekampen aan toe. Dat kenmerkt hun ongelofelijke veerkracht en optimisme. En voor de vaak verdrukte Letse lezers was die veerkracht en dat optimisme mogelijk een grote inspiratiebron. Misschien vond Skujiņš die veerkracht zelfs een cruciale kwaliteit van het Letse volk, en wilde hij in zijn roman daarom vooral die veerkracht bezingen.

Niettemin krijgt in deze ongehoord enthousiasmerende roman ook de misère een krachtige stem. Zelfs de aardsoptimist Noass verzucht bijvoorbeeld dat je op tijd moet sterven, want anders zie je elke hoop die je had omslaan in desillusie. Het aandoenlijke maar ook bizarre koppel Vilma en Willy – laatstgenoemde is een Duitse deserteur, die ook jaren na WO II ondergedoken leeft- wordt alleen bij elkaar gehouden door de absurditeit van hun verhouding en het ontbrekende antwoord op de vraag waarom hun leven is gelopen zoals ze is gelopen. En Marta ervaart tijdens WO II de totale transformatie van zichzelf en de wereld om haar heen: “[E]n daarmee kwam ze in een nieuwe, parallelle wereld terecht, van het bestaan waarvan ze eerder slechts een vaag vermoeden had gehad. […] Daar beneden, waar ze nu verzeild was geraak, kolkten de rioolbuizen en beerputten, werden gevoelloos en onverschillig bloed- en slijmstromen afgevoerd, triomfeerden zuurstofgebrek, duisternis en weerzinwekkende dampen”.

Een indringend beeld. Dat nog versterkt wordt doordat Marta in haar beleving “teruggeworpen [is] naar de barbaarse toestand van voor de geboorte van de menselijkheid”. In haar dagboek wordt bovendien geopperd: “Misschien dat de opponenten goed en kwaad net zo’n twee- eenheid vormen als donker en licht, kou en warmte. Misschien circuleert het kwaad wel net zoals het vocht door de dampkring en is de kwaadheidscoëfficiënt vergelijkbaar met de reflectiecoëfficiënt en de wetten die de bewegingen van planeten rond de aarde beschrijven”. Kortom: onder het oppervlak van elke beschaving geuren de walmen van het barbaarse en naakte kwaad, en dat is net zo met ons bestaan verweven als vocht in de dampkring. Zwartgalliger dan dit kan het bijna niet……

En toch, al deze pikzwarte gedachten zijn afkomstig van dezelfde Marta die, ook in de verschrikkingen van het concentratiekamp, droomt over een meisje in een witte avondjurk en met een witte cilinderhoed op in het midden van de circusarena in het zilveren licht. En dus van allerlei tinten van zilverwit, ook in het pikzwarte duister. Ook de dromen van de andere Vējagalsen blijven enorm aanstekelijk, zelfs als ze op enig moment instorten of ontluisterd worden. Zie bovendien hoe Viesturs Vējagals, in het voorlaatste hoofdstuk van deze roman, helemaal ontroerd raakt van een pril en illegaal roggeveld middenin een gecollectiviseerde kolchoz: “Het krachtig ontkiemende, dicht ingezaaide veld bevrijdde zich zo vrolijk opstandig en zo zomers groen van het juk van de lange winter dat Viesturs’ ogen vochtig werden. Natuurlijk, het waren nog maar fragiele kiemen, die trillend aan de wind ontsproten, maar in Viesturs’ verbeelding waren ze onderdeel van een levendig totaalbeeld. De rogge ademde en sloeg kreten uit als een pasgeboren kind, nog nat, maar mooi en vol levenskracht. Meer kon je van een nieuwgeborene niet vragen, hij was zo mooi en veelbelovend als iemand die op de wereld komt maar kan zijn”.

In de laatste zinnen van de roman staat ook niet voor niets: “Laat de legende van het geslacht Vējagals eindigen met de kreet waarmee de pasgeboren Kristaps ter wereld kwam. Hij brengt nieuwe hoop. Hij brengt nieuwe energie”. Dat is dezelfde hoop en energie die Viesturs voelt bij het pasgeboren, prille korenveld. Dat zich van elk juk bevrijdt. En dat vrijheid en nieuwe energie geeft aan alle nieuwe dromen.

"Het bed met de gouden poot" is een ongelofelijk enthousiasmerende roman, waarin de veerkracht en de bevrijdende droom op aanstekelijke wijze worden bezongen. Het is vermoedelijk ook een lofzang op de veerkracht van het Letse volk. Voor mij was het vooral een appel om intens te blijven dromen, ondanks al het barbaarse kwaad in deze wereld. De roman is een bonte lappendeken van kleurrijke en meeslepende verhalen, die ons voortdurend verrast. Bovendien is hij met ongelofelijke vaart en schwung geschreven. Wat in de vertaling van Brenda Lelie – die ook een informatief nawoord geschreven heeft- prachtig tot zijn recht komt. Dit schijnt pas de tweede Letse roman in Nederlandse vertaling te zijn. Vurig hoop ik op meer. En vooral op meer vertaalde romans van Zigmunds Skujiņš. Yokohama! Alabama!

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

In Omerta duikt de Oostendse priester Gilles Perrier in het 'verdwenen' dossier over de Brugse priester Lodewijk Van Haeke en ontdekt dat hij veel meer was dan een guitige kapelaan.

De Franse antropologe Valerie Moret vertrekt naar Benin om zich te verdiepen in de voodoocultuur en raakt in de ban van een professor. Schrijf je nu in voor de Hebban Leesclub.