Lezersrecensie
Fantasievolle, originele, troebele en onuitputtelijk veranderlijke sprookjeswerelden
Op facebook zag ik een enthousiaste recensie van Hebbanista Tea van Lierop over Angela Carters "Het nichtje van de poppenspeler". Daardoor herinnerde ik mij ineens dat ik al enkele jaren een andere Angela Carter ongelezen in de boekenkast had staan: haar veelgeprezen verhalenbundel "The bloody chamber". Dus trok ik die uit de kast, en ik vermaakte mij uitstekend. Ook met het informatieve voorwoord van Helen Simpson trouwens, al is het beter om dit voorwoord pas te lezen nadat je de verhalen uit hebt.
"The bloody chamber" is een heel gevarieerde verzameling van opmerkelijk fantasievol omgewerkte sprookjes. Overbekende verhalen over Blauwbaard, Roodkapje, The beauty and the beast, weerwolven, Sneeuwwitje, de Elzenkoning, Nosferatu, en de gelaarsde kat worden om te beginnen in een veel zwieriger en bloemrijker stijl verteld dan ooit tevoren, en worden bovendien met veel verbeeldingskracht getransformeerd in totaal nieuwe sprookjes. Daardoor zijn de vernieuwde sprookjeswerelden die Carter ons voorzet erg origineel, heel verrassend, en totaal anders dan de sprookjeswerelden die we meenden te kennen. Want in een van Carters Roodkapje- variaties lacht Roodkapje de wolf gewoon glashard uit, en in een andere variatie is Roodkapje zelf een halve wolvin en zijn de wolven bovendien weerwolven. En Roodkapjes grootmoeder is ook niet wie zij lijkt te zijn. Carters sprookjes staan kortom bol van onverwachte wendingen die in de oorspronkelijke sprookjes niet voorkwamen, en die de oorspronkelijke sprookjes zelfs helemaal omkeren. Wat vaak pure humor oplevert, en ook vele staaltjes van gedetailleerde beschrijvingskunst: weinig mensen kunnen een gedroomd fantasiebos zo tot in detail beschrijven als Carter. Bovendien zijn Carters sprookjes vaak vol met opmerkelijk bonte droomtaferelen, die bijna Freudiaans zijn doordrenkt van fascinerend troebele en ambigue erotische dromen en van verdrongen sadistische of juist masochistische verlangens. Voorts staan ze vaak in het teken van transformaties en metamorfoses, en van tussenwezens die de dunne grens belichamen tussen mens en dier. In Carters droomachtige sprookjeswerelden viert pluriformiteit kortom hoogtij, is niets simpelweg gewoon wat het is, en kan alles voortdurend veranderen in zijn totale tegendeel.
In een van de verhalen verandert de vrouwelijke hoofdpersoon bijvoorbeeld, omdat ze door een tijgerachtig mensbeest liefdevol gelikt wordt, tot haar eigen angstige verrukking zelf ook in een dier: "And each stroke of his tongue ripped off skin after successive skin, all the skins of a life in the world, and left behind a nascent patina of shining hairs. My earrings turned back to water and trickled down my shoulders; I shrugged the drops of my beautiful fur". Wat een lang niet onaardige omkering is van het "Beauty and the Beast" verhaal. En in het titelverhaal wordt gejubeld over de schoonheid van een kasteel dat, amfibisch en ongrijpbaar sprookjesachtig, tussen de waterwereld en de landwereld lijkt te zweven: "And ah!, the castle. The faery solitude of the place: with its turrets of misty blue, its courtyard, its spiked gate, his castle that lay on the very bosom of the sea with seabirds mewing about its attics, the casements opening on to the green and purple, evanescent departures of the ocean, cutt of by the tide from land for half a day…. that castle, at home neither on the land nor on the water, a mysterious, amphibious place, contravening the materiality of both earth and the waves, with the melancholy of a mermaiden who perches on her rock and waits, endlessly, for a lover who had drowned far away, long ago. That lovely, sad, sea- siren of a place!".
Fraai, dat kasteel dat noch tot de waterwereld noch tot de landwereld behoort, en dat onder andere daardoor geassocieerd wordt met oneindig verlangen van een meermin - een ander tussenwezen, zwevend tussen mens en zeedier- naar een lang dode geliefde. Wat overigens ook een aardige omkering is: in de meeste verhalen verlangt immers een man naar een lang geleden verdronken vrouwelijke geliefde. Dat verlangen is ook weer een soort tussenwezen: een emotie zwevend tussen romantische verrukking en eindeloze desolaatheid. De vrouwelijke ik- figuur, die hier zo verrukt is van dit tussen waterwereld en landwereld zwevende amfibische kasteel, blijkt later in een soort Blauwbaard- achtige spookwereld terecht te zijn gekomen: ergens in dit zo sprookjesachtige kasteel is ook een verborgen "bloody chamber", lusthof van de bloedige sadistische verlangens van de "Marquis" waarmee de hoofdpersoon zojuist getrouwd is. Die "Marquis" is duidelijk een reïncarnatie van Markies de Sade, zodat de hoofdpersoon de reïncarnatie lijkt van Justine, een van Sades vele passieve slachtoffers. Zodat het zo sprookjesachtige kasteel metamorfoseert in een spookachtig oord van verboden lusten. Aan dit intrigerende doch bekende gegeven voegt Carter echter nog de nodige originele lagen toe. Bijvoorbeeld door verwijzingen naar Wagners "Liebestod", of naar gedichten van Baudelaire, de dichter die in de hel wou afdalen om nieuwe vormen van schoonheid en genot te vinden. Dat geeft extra diepte en gelaagdheid aan de Blauwbaardfiguur. En ook door in bijzinnen een glimp te bieden op de oneindige eenzaamheid en wanhoop van de "Marquis", en op het volkomen onverwachte en ongerijmde - en paradoxaal genoeg toch ontroerende- medelijden dat de vrouwelijke hoofdpersoon met hem heeft. Maar meer nog omdat de confrontatie met deze Sadeaanse Blauwbaardfiguur, althans in mijn interpretatie, op even ongebruikelijke als indringende als geheimzinnige wijze haar eigen seksuele ontwaken voedt, haar reis stimuleert van onwetende maagd naar zelfbewust seksueel wezen. Ook de vrouwelijke ik-figuur zoekt naar nieuwe werelden van schoonheid en genot, zo lijkt het, en verlangt heimelijk naar nieuwe ervaringsintensiteiten voorbij alle taboes en voorbij elk zelfbehoud. Niet zo extreem als Blauwbaard of Marquis de Sade, maar toch. Bovendien, na een aantal krankjorume wendingen vol "girl power" die ik hier niet zal verklappen, ontsnapt ze aan de greep van de "Marquis", en wordt dit kasteel een toevluchtsoord voor haar en een blinde haar liefhebbende bediende, ver verwijderd van de wereld van de mensen en hun conventies. Het kasteel dat eerst het clandestiene oord van verlangens was voor de sadistische Markies, is nu het oord geworden van de minder gruwelijke, maar toch ook niet heel erg conventionele verlangens van de vrouwelijke hoofdpersoon.
Kortom: niets is wat het lijkt in dit verhaal, alles is op intrigerende wijze dubbelzinnig en veranderlijk, en alles staat daarmee in het teken van een verbeeldingskracht die zich aan geen enkele waarschijnlijkheidseis en geen enkel taboe stoort. En dat geldt ook voor de andere verhalen in deze rijke bundel. Want elk verhaal verrast voortdurend, omdat het geheel anders is van stijl en toon en lengte dan het vorige, maar vooral omdat Carter in al die verhalen de toch al zo fluïde en veelvormige wereld die we uit sprookjes kennen nog veel vloeiender, dubbelzinniger en veelvormiger maakt. Het bekende vampierverhaal van Dracula of Nosferatu, waarin de hoofdpersonen leven van het bloed van jonge maagden, geeft al intrigerend gestalte aan troebele onderstromen in onze fantasie. Maar dat gebeurt nog sterker in Carters Nosferatu- verhaal, waarin de vampier een vrouw is en tevens de belichaming van een onmenselijke, boven elk realisme uitstijgende, van verval en dood doordrenkte en hoogst gevaarlijke schoonheid. Traditionele verhalen over weerwolven geven boeiend vorm aan de huiverige fantasie dat de mens in bepaalde condities zou kunnen veranderen in een moordlustige wolf. Maar Carter voegt aan die metamorfose nog een aantal metamorfoses toe, en laat ons bovendien meekijken door de ogen van menswolven die eerder een dierlijk- instinctief dan een menselijk- talig wereldbeeld hebben. Wat fascinerende beelden op de wereld en de natuur oplevert. Het verhaal van Sneeuwwitje, de schone slaapster, wordt bij Carter een even korte als suggestieve symbolische schets vol van bovennatuurlijk zuiver- witte sneeuw en bezoedelend bloed; vol suggestieve oerdrift en verlangen en verkrachtend geweld. En ga zo maar door.
"The bloody chamber" schijnt een feest te zijn voor psychoanalytici en literatuurwetenschappers, want je kunt eindeloos blijven zoeken naar diepere betekenislagen. Ook raken veel mensen verrukt door de feministische inslag van deze bundel: de wijze waarop mannelijke personages of ik- vertellers door vrouwelijke worden vervangen, de manier waarop vrouwelijke seksuele fantasie veel meer op de voorgrond komt dan in normale sprookjes. Maar voor mij is deze verhalenbundel vooral een staaltje van volkomen ongeremde verbeeldingskracht en fantasie. Ik werd kortom vooral vrolijk omdat Carter diverse toch al fantasievolle sprookjes gebruikt om nieuwe grillige werelden te fantaseren die nog grilliger zijn en nog gevarieerder en rijker dan in normale sprookjes. En die fantasievolle grilligheid vond ik als lezer heel plezierig, elk verhaal opnieuw.
"The bloody chamber" is een heel gevarieerde verzameling van opmerkelijk fantasievol omgewerkte sprookjes. Overbekende verhalen over Blauwbaard, Roodkapje, The beauty and the beast, weerwolven, Sneeuwwitje, de Elzenkoning, Nosferatu, en de gelaarsde kat worden om te beginnen in een veel zwieriger en bloemrijker stijl verteld dan ooit tevoren, en worden bovendien met veel verbeeldingskracht getransformeerd in totaal nieuwe sprookjes. Daardoor zijn de vernieuwde sprookjeswerelden die Carter ons voorzet erg origineel, heel verrassend, en totaal anders dan de sprookjeswerelden die we meenden te kennen. Want in een van Carters Roodkapje- variaties lacht Roodkapje de wolf gewoon glashard uit, en in een andere variatie is Roodkapje zelf een halve wolvin en zijn de wolven bovendien weerwolven. En Roodkapjes grootmoeder is ook niet wie zij lijkt te zijn. Carters sprookjes staan kortom bol van onverwachte wendingen die in de oorspronkelijke sprookjes niet voorkwamen, en die de oorspronkelijke sprookjes zelfs helemaal omkeren. Wat vaak pure humor oplevert, en ook vele staaltjes van gedetailleerde beschrijvingskunst: weinig mensen kunnen een gedroomd fantasiebos zo tot in detail beschrijven als Carter. Bovendien zijn Carters sprookjes vaak vol met opmerkelijk bonte droomtaferelen, die bijna Freudiaans zijn doordrenkt van fascinerend troebele en ambigue erotische dromen en van verdrongen sadistische of juist masochistische verlangens. Voorts staan ze vaak in het teken van transformaties en metamorfoses, en van tussenwezens die de dunne grens belichamen tussen mens en dier. In Carters droomachtige sprookjeswerelden viert pluriformiteit kortom hoogtij, is niets simpelweg gewoon wat het is, en kan alles voortdurend veranderen in zijn totale tegendeel.
In een van de verhalen verandert de vrouwelijke hoofdpersoon bijvoorbeeld, omdat ze door een tijgerachtig mensbeest liefdevol gelikt wordt, tot haar eigen angstige verrukking zelf ook in een dier: "And each stroke of his tongue ripped off skin after successive skin, all the skins of a life in the world, and left behind a nascent patina of shining hairs. My earrings turned back to water and trickled down my shoulders; I shrugged the drops of my beautiful fur". Wat een lang niet onaardige omkering is van het "Beauty and the Beast" verhaal. En in het titelverhaal wordt gejubeld over de schoonheid van een kasteel dat, amfibisch en ongrijpbaar sprookjesachtig, tussen de waterwereld en de landwereld lijkt te zweven: "And ah!, the castle. The faery solitude of the place: with its turrets of misty blue, its courtyard, its spiked gate, his castle that lay on the very bosom of the sea with seabirds mewing about its attics, the casements opening on to the green and purple, evanescent departures of the ocean, cutt of by the tide from land for half a day…. that castle, at home neither on the land nor on the water, a mysterious, amphibious place, contravening the materiality of both earth and the waves, with the melancholy of a mermaiden who perches on her rock and waits, endlessly, for a lover who had drowned far away, long ago. That lovely, sad, sea- siren of a place!".
Fraai, dat kasteel dat noch tot de waterwereld noch tot de landwereld behoort, en dat onder andere daardoor geassocieerd wordt met oneindig verlangen van een meermin - een ander tussenwezen, zwevend tussen mens en zeedier- naar een lang dode geliefde. Wat overigens ook een aardige omkering is: in de meeste verhalen verlangt immers een man naar een lang geleden verdronken vrouwelijke geliefde. Dat verlangen is ook weer een soort tussenwezen: een emotie zwevend tussen romantische verrukking en eindeloze desolaatheid. De vrouwelijke ik- figuur, die hier zo verrukt is van dit tussen waterwereld en landwereld zwevende amfibische kasteel, blijkt later in een soort Blauwbaard- achtige spookwereld terecht te zijn gekomen: ergens in dit zo sprookjesachtige kasteel is ook een verborgen "bloody chamber", lusthof van de bloedige sadistische verlangens van de "Marquis" waarmee de hoofdpersoon zojuist getrouwd is. Die "Marquis" is duidelijk een reïncarnatie van Markies de Sade, zodat de hoofdpersoon de reïncarnatie lijkt van Justine, een van Sades vele passieve slachtoffers. Zodat het zo sprookjesachtige kasteel metamorfoseert in een spookachtig oord van verboden lusten. Aan dit intrigerende doch bekende gegeven voegt Carter echter nog de nodige originele lagen toe. Bijvoorbeeld door verwijzingen naar Wagners "Liebestod", of naar gedichten van Baudelaire, de dichter die in de hel wou afdalen om nieuwe vormen van schoonheid en genot te vinden. Dat geeft extra diepte en gelaagdheid aan de Blauwbaardfiguur. En ook door in bijzinnen een glimp te bieden op de oneindige eenzaamheid en wanhoop van de "Marquis", en op het volkomen onverwachte en ongerijmde - en paradoxaal genoeg toch ontroerende- medelijden dat de vrouwelijke hoofdpersoon met hem heeft. Maar meer nog omdat de confrontatie met deze Sadeaanse Blauwbaardfiguur, althans in mijn interpretatie, op even ongebruikelijke als indringende als geheimzinnige wijze haar eigen seksuele ontwaken voedt, haar reis stimuleert van onwetende maagd naar zelfbewust seksueel wezen. Ook de vrouwelijke ik-figuur zoekt naar nieuwe werelden van schoonheid en genot, zo lijkt het, en verlangt heimelijk naar nieuwe ervaringsintensiteiten voorbij alle taboes en voorbij elk zelfbehoud. Niet zo extreem als Blauwbaard of Marquis de Sade, maar toch. Bovendien, na een aantal krankjorume wendingen vol "girl power" die ik hier niet zal verklappen, ontsnapt ze aan de greep van de "Marquis", en wordt dit kasteel een toevluchtsoord voor haar en een blinde haar liefhebbende bediende, ver verwijderd van de wereld van de mensen en hun conventies. Het kasteel dat eerst het clandestiene oord van verlangens was voor de sadistische Markies, is nu het oord geworden van de minder gruwelijke, maar toch ook niet heel erg conventionele verlangens van de vrouwelijke hoofdpersoon.
Kortom: niets is wat het lijkt in dit verhaal, alles is op intrigerende wijze dubbelzinnig en veranderlijk, en alles staat daarmee in het teken van een verbeeldingskracht die zich aan geen enkele waarschijnlijkheidseis en geen enkel taboe stoort. En dat geldt ook voor de andere verhalen in deze rijke bundel. Want elk verhaal verrast voortdurend, omdat het geheel anders is van stijl en toon en lengte dan het vorige, maar vooral omdat Carter in al die verhalen de toch al zo fluïde en veelvormige wereld die we uit sprookjes kennen nog veel vloeiender, dubbelzinniger en veelvormiger maakt. Het bekende vampierverhaal van Dracula of Nosferatu, waarin de hoofdpersonen leven van het bloed van jonge maagden, geeft al intrigerend gestalte aan troebele onderstromen in onze fantasie. Maar dat gebeurt nog sterker in Carters Nosferatu- verhaal, waarin de vampier een vrouw is en tevens de belichaming van een onmenselijke, boven elk realisme uitstijgende, van verval en dood doordrenkte en hoogst gevaarlijke schoonheid. Traditionele verhalen over weerwolven geven boeiend vorm aan de huiverige fantasie dat de mens in bepaalde condities zou kunnen veranderen in een moordlustige wolf. Maar Carter voegt aan die metamorfose nog een aantal metamorfoses toe, en laat ons bovendien meekijken door de ogen van menswolven die eerder een dierlijk- instinctief dan een menselijk- talig wereldbeeld hebben. Wat fascinerende beelden op de wereld en de natuur oplevert. Het verhaal van Sneeuwwitje, de schone slaapster, wordt bij Carter een even korte als suggestieve symbolische schets vol van bovennatuurlijk zuiver- witte sneeuw en bezoedelend bloed; vol suggestieve oerdrift en verlangen en verkrachtend geweld. En ga zo maar door.
"The bloody chamber" schijnt een feest te zijn voor psychoanalytici en literatuurwetenschappers, want je kunt eindeloos blijven zoeken naar diepere betekenislagen. Ook raken veel mensen verrukt door de feministische inslag van deze bundel: de wijze waarop mannelijke personages of ik- vertellers door vrouwelijke worden vervangen, de manier waarop vrouwelijke seksuele fantasie veel meer op de voorgrond komt dan in normale sprookjes. Maar voor mij is deze verhalenbundel vooral een staaltje van volkomen ongeremde verbeeldingskracht en fantasie. Ik werd kortom vooral vrolijk omdat Carter diverse toch al fantasievolle sprookjes gebruikt om nieuwe grillige werelden te fantaseren die nog grilliger zijn en nog gevarieerder en rijker dan in normale sprookjes. En die fantasievolle grilligheid vond ik als lezer heel plezierig, elk verhaal opnieuw.
1
Reageer op deze recensie