Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Memoires van een overspannen geest

Stef Smulders 08 maart 2020 Auteur
“’Waar gebeurd is geen excuus’ was het mantra van Gerard Reve. Hij was ervan overtuigd dat de werkelijkheid onbruikbaar is als materiaal voor literatuur: veel te onwaarschijnlijk, te ruw, te ongestructureerd. Áls je het al kan gebruiken, moet er nog veel aan gebeuren.” (Bron: uitgeverij Atlas Contact).

Het boek ’Vallen is als vliegen’ wordt als roman gepresenteerd maar is overduidelijk sterk gebaseerd op gebeurtenissen uit het verleden van de schrijfster. De verwijzingen naar de werkelijkheid zijn daarvoor te talrijk en te duidelijk. Door dit autobiografische verslag (wat het in feite is) toch als roman, dat wil zeggen een (deels) fictief verhaal te publiceren, stelt de auteur zich bloot aan de literaire kritiek die niet in waarheid geïnteresseerd is maar in geloofwaardigheid, verteltechniek, compositie, taalgebruik en wat dies meer zij. Mocht de roman daarin te kort schieten dan kan het eventuele waarheidsgehalte nooit als excuus dienen.

Het boek heeft opvallend veel goede lezerskritieken naast een flink aantal zeer afwijzende. Je houdt van dit boek of helemaal niet, een tussenweg lijkt er niet te zijn. De oorzaak ligt volgens mij precies daarin dat er lezers zijn die vooral in waarheid geïnteresseerd zijn en daartegenover lezers die vooral van een goed verteld verhaal willen genieten. ’Vallen is als vliegen’ blijkt voor de eerste groep lezers heel geschikt maar lijkt voor de tweede groep, waartoe ik behoor, nauwelijks te verteren. Op literair gebied schiet het boek hopeloos tekort. Het boek had niet als roman gepubliceerd moeten worden, eerder als een verzameling herinneringen van de schrijver, en dan nog pas na een flinke revisie.

Wat is er mis met deze ’roman’? Al in het inleidende hoofdstuk valt de onsamenhangende vertelstijl op, de auteur springt van de hak op de tak. Wat wordt mij als lezer nu precies voor interessants meegedeeld in die eerste zes bladzijden? Slaagt de schrijver erin om mij bij het verhaal dat ze gaat vertellen te betrekken? Het antwoord op de laatste vraag is wat mij betreft nee want het stuk bestaat vooral uit gezeur en geklaag over het desastreuze effect van haar vorige roman en over haar moeilijke financiële situatie (en dit terwijl de auteur een beurs voor het schrijven van dit boek heeft ontvangen!). Deze crisis is kennelijk de aanleiding geweest tot de introspectie die tot het vertellen van het eigenlijke ’verhaal’, dat wil zeggen de herinneringen, heeft geleid. Een proloog als deze hoort ten eerste helemaal niet in een roman thuis (zie hierboven gegeven argumentatie) en is bovendien zo warrig opgeschreven dat de auteur beter met een enkele alinea had kunnen volstaan.

Het eigenlijke verhaal begint daarna met een hoofdstuk over de oudere stiefzus Henne, een lange onsamenhangende tekst die alle kanten opgaat. Ook nu springt de auteur weer van de hak op de tak en wemelt het van de losse flodders: zinnen die inhoudelijk niet aansluiten op het voorafgaande. Het taalgebruik is deftig en dikdoenerig met onnodig veel omhaal van woorden, het doet soms aan ambtelijk proza denken. Het lijkt allemaal haastig opgeschreven, zonder na te denken op het papier gekwakt te zijn, wat ook te zien is aan de vele halve zinnen. Soms leidt het tot onbegrijpelijke teksten zoals deze:
’Zelfs een cartoonist ... had me troebele oogjes gegeven,... alsof ik niet menselijk was. En niets gevoeld van de liefde, en geen kruimeltje plezier voor de arme kleine schrijver, zelfs geen geld om van rond te komen.’ Wat betekent die laatste halve zin? Wie voelt niets?
En dit:
’... niemand om mee te praten sinds ik was gestopt met schrijven, behalve met brieven aan de stervende vriend, maar ik zei niets over deze brieven.’ Huh? Zei niets tegen wie? Er was toch niemand om mee te praten?
En dan al die terzijdes tussen () waarvan de meeste niet ter zake doen en alleen maar afleiden. Voorbeelden:
’Henne Vuur was negenenzestig jaar oud toen ze viel. Geen piepkuiken, en niet bepaald, om met de woorden van mijn vader te spreken (die toen al veertien jaar dood was), in de wieg gesmoord.’ Dat die vader al veertien jaar dood was doet er niet toe en eigenlijk is de hele, lelijke (’niet bepaald’: ambtenarentaal) tweede zin overbodig en cliché.
’Mijn zus, ik haast mezelf dit te zeggen, vertegenwoordigde geen economische waarde en droeg al jaren niet meer bij aan de staatshuishouding.’ De opmerking ’ik haast mezelf...’ is bladvulling en de rest lijkt overgeschreven uit een beleidsrapport. Een paar zinnen verder:
’Zelfs de ruimte die ze fysiek innam was tot een minimum teruggebracht.’ Blablabla. Doe niet zo ’gewichtig’ en schrijf gewoon dat ze mager was!
’Hij was tevens een getroebleerde, diep beschadigde man ... die een ongepaste uitweg zocht voor al zijn emoties en verlangens, pijn en krenking bij zijn (stief)dochters.’ Dit is een anakoloet, het laatste stuk van de zin past niet bij het eerste deel.
’Mijn vader groeide op ... in een familie die niet onwelwillend stond tegenover fascistische sympathieën en ideologieën. Hoewel er nooit een duidelijke keuze werd gemaakt, moet een imprint welke levens er toe doen zijn achtergebleven in zijn denken.’ Brrrr. Het laatste stuk is foeilijk proza. En zeg gewoon: een familie die fascistische sympathieën had.
Dat de auteur de lezer soms rechtstreeks aanspreekt en elke distantie verliest, blijkt bijvoorbeeld uit deze passage:
’... terwijl Henne steeds dunner werd. ... Het soort dun waarvan iemand als Trump houdt. Je weet wel, niet teveel vlees aan een vrouw, behalve een paar geleitieten,... Woede, soms voel ik dat die nooit zal doven...’
Hier schrijft iemand die nog niet genoeg afstand heeft tot het onderwerp van haar boek.
En dan de soms ongelukkige, onlogische beeldspraak:
’Maar wie kan voorspellen wat zich op een dag zal losmaken uit het donker om ons te achtervolgen als een bange hond?’ Bang? Een wilde hond, een agressieve hond, ja, maar bang? Nee.
’... mijn woede is zo groot dat ze de wereld zou kunnen verwarmen.’ Verwarmen heeft een positieve, gezellige connotatie. In de fik steken, afbranden is veel toepasselijker.
’Als kind verwonderde ik me al over de kronkelader van pijn en geweld die dwars door ons familieleven liep. Van de elkaar kaalpikkende vogeltjes ... tot de talrijke uitbarstingen en scheppingen vol geur, kleur en contrast die als tableaux vivants werden opgeslagen in ons kinderbrein.’ Wat is er pijnlijk aan die kleurige tableaus?
En wat te denken van de volgende gruwelpassage:
’Waren er vanaf 2008/’09, in de lange winter van ons ongenoegen, de nodige onprettige en dramatische voorvallen in onze vriendenkring, en had ik, een schrijver, het Zijlstra-vonnis moeten accepteren, ik denk dat we ons pas in 2015 realiseerden dat wij ... de wereld al evenmin hadden veroverd en dat we op een bepaalde manier waren samengesteld uit een veelvoud van onmogelijkheden.’
Het is vaag (de nodige: welke?) zonder distantie (ik, een schrijver, het Zijlstra-vonnis), lelijk (op een bepaalde manier) en eigenlijk volkomen overbodig.

En dit allemaal op de eerste twintig bladzijden!
Ik ben gestopt op pagina 27 bij de volgende passage:
’Mijn hoofd over het glas in de sponning stekend aanschouw ik het tafereel. Hoe hij de twee meisjes in het begin zal hebben onderwezen.’
Waar zijn we in het verhaal? Geen idee. Welk glas in welke sponning? Kun je een hoofd wel over dat glas steken? Welk tafereel? Een gefingeerd tafereel waarin hij de meisjes onderwijst? Wie het snapt mag het zeggen.

Nee, waar gebeurd kan nooit een excuus zijn voor het schrijven van zo’n slechte ’roman’.
1

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Stef Smulders

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.