Lezersrecensie
Hangjongeren
159 […] want ik had inmiddels ervaren dat het niet louter het volume is dat de kwelling vormt: de bron van het geluid maakt alles uit. Het gaat niet om wat er wordt gezegd of op welke toon, het draait om wie het zegt. Het gaat er niet om dat er een stoel over een slecht geïsoleerde vloer wordt geschoven, maar om wie het is die die stoel achter zich aansleept en of diegene bij jou een potje kan breken.
Hangjongeren. Bij David, de verteller van dit verhaal, staan ze opeens voor zijn huis. Onder zijn erker om precies te zijn. David is een jonge flamboyante homoseksuele man. Kunstenaar. Een interessant gegeven. En deels herkenbaar helaas. Tegen het einde raakt het verhaal in een stroomversnelling. Ik vind dat ie op zich een mooi plot heeft bedacht. Dat in eerste instantie niet helemaal goed uit de verf kwam. Ik moest het einde nog eens dunnetjes overlezen om te kijken of ik het wel goed had begrepen!
Over de vorm ben ik niet zo enthousiast. Het verhaal is gericht aan Tom, de galeriehouder. Met een zeker regelmaat wordt zijn naam genoemd zodat we als lezer niet vergeten dat dit aan hem is gericht. Dat had iets geforceerds. Het is ook een soort klaagzang geworden. Ik denk dat ik het verhaal beter had gevonden als David zich tot de lezer had gericht.
PS omdat Maurits de Bruijn redacteur is van een kunsttijdschrift kon ik leven met het kunstjargon en de beschrijvingen. Lezen over een fictief kunstwerk heeft namelijk altijd iets vreemds.
Hangjongeren. Bij David, de verteller van dit verhaal, staan ze opeens voor zijn huis. Onder zijn erker om precies te zijn. David is een jonge flamboyante homoseksuele man. Kunstenaar. Een interessant gegeven. En deels herkenbaar helaas. Tegen het einde raakt het verhaal in een stroomversnelling. Ik vind dat ie op zich een mooi plot heeft bedacht. Dat in eerste instantie niet helemaal goed uit de verf kwam. Ik moest het einde nog eens dunnetjes overlezen om te kijken of ik het wel goed had begrepen!
Over de vorm ben ik niet zo enthousiast. Het verhaal is gericht aan Tom, de galeriehouder. Met een zeker regelmaat wordt zijn naam genoemd zodat we als lezer niet vergeten dat dit aan hem is gericht. Dat had iets geforceerds. Het is ook een soort klaagzang geworden. Ik denk dat ik het verhaal beter had gevonden als David zich tot de lezer had gericht.
PS omdat Maurits de Bruijn redacteur is van een kunsttijdschrift kon ik leven met het kunstjargon en de beschrijvingen. Lezen over een fictief kunstwerk heeft namelijk altijd iets vreemds.
1
Reageer op deze recensie