Lezersrecensie
Excuise bundel autobiografische teksten
Aan Colette heb ik onherroepelijk mijn hart verloren na 'De eerste keer dat ik mijn hoed verloor. Zelfportret in verhalen'.
In het eerste deel van deze exquise bundel autobiografische teksten heeft Colette het uitgebreid over haar jeugd, haar moeder en het huis waar ze opgroeide. Het lijkt wel magie, hoe ze je als lezer helemaal in haar leven in Saint-Sauveur, zelfs in haar huid, laat stappen:
'Op dat moment verscheen onder de oude ijzeren boog die door de blauweregen naar links werd getrokken, mijn moeder, klein en mollig, in de tijd dat de hoge leeftijd haar nog niet van haar rondingen had ontdaan. Ze speurde het dichte loof af, hief haar hoofd op en gooide haar roep in de lucht: 'Kinderen! Waar zijn de kinderen?' Waar? Nergens. De roep galmde door de tuin, kaatste tegen de hoge muur van de hooischuur en keerde terug als een verzwakte en uitgeputte echo: 'Waa... kinderen...' Nergens. Mijn moeder hief haar gezicht naar de wolken, alsof ze verwachtte dat er een zwerm gevleugelde kinderen zou neerdalen. Na een tijdje herhaalde ze haar kreet maar algauw kreeg ze genoeg van het ondervragen van de hemel. Met haar nagel brak ze een gedroogd papaverkopje af, wreef de bladluizen van een groenbeparelde rozenstruik, stopte de eerste walnoten in haar zak, schudde haar hoofd bij de gedachte aan de verdwenen kinderen en ging weer naar binnen. Maar boven haar, tussen de bladeren van de notenboom, glinsterde het driehoekige, voorovergebogen gezichtje van een kind dat languit als een kater op een dikke tak lag en zich stilhield.'
Ze bedrijft lyrische journalistiek in haar getuigenissen over onder andere de Grote Oorlog, een zeppelinvlucht en de eerste overtocht van het cruiseschip 'Normandie' naar New York. Op enkele pagina's vat ze persoonlijkheden als Proust en Debussy, de stad New York, het Palais-Royal in Parijs, de Provence, de fjorden, de mistral,... Ze schrijft - schildert bijna - portretten en stillevens die meer zeggen dan een biografie of naslagwerk vermogen.
Over de mistral - bij de bakker:
'Een donkerharige schone met een kapsel in de vorm van wilde slangen komt tegelijk met een windvlaag binnen. Met haar ene hand houdt ze haar hart vast en met de andere haar voorhoofd: 'Ik krijg zin om te vechten! Ik krijg zin om te vechten met die wind!' roept ze uit. 'Hij maakt me woedend! Mijn hoofd barst haast uit elkaar! Ik krijg hem nog wel, die wind!' Ze grijpt een chocoladevisje dat nog over is van 1 april en zwaait het door de lucht: 'Hier! Jij moet voor hem boeten!' Met veel gevoel voor drama neemt ze een hap, opent de deur die zijn belletje laat rinkelen en verdwijnt weer. Ik ben de enige die verbaasd is.'
Over Proust:
''Weet u nog die avond in de oorlog, op de place Vendôme.' Ja. Ik herinner me Marcel Proust, die onder een blauwe straatlantaarn naar adem snakte vanwege zijn astma, en zijn zachtpaarse, ingevallen gezicht vol schaduwen, overwoekerd door een gulzige baard, naar de hemel ophief. Aan zijn gelaatstrekken, aan zijn open mond die de paarsblauw bespikkelde duisternis indronk, konden we zien dat hij niet lang meer zou leven. Hij had nog wel de kracht om de nacht met zijn helblauwe oorlogskleuren te bewonderen.'
Over Debussy:
'Debussy neuriede in zichzelf, gegrepen en vol bezieling, zijn symfonische herinnering. Er steeg een soort gezoem van een zwerm of een telegraafpaal uit hem op, een zoekend en onzeker gemurmel. Met gesloten mond, en vervolgens miauwend toen hij de violen imiteerde, hapte hij naar adem, verscheurd door de verschillende toonkleuren die in zijn geheugen de strijd met elkaar aangingen. Met de schoorsteenpook in zijn hand roffelde hij op het palissanderhout van de piano. Met zijn vrije hand deed hij 'zzziii!' langs het raam en daarna klakte hij kort met zijn lippen ter herinnering aan de xylofoon, en met een kristalheldere stem zei hij 'doek, doek' om de vloeibare druppels van de typofoon weer te geven.'
Colette is een estheet pur sang. Al wat haar zintuigen beroert, verandert ze schrijvend in goud. Uitzonderlijk is dat ze haar hele leven trouw bleef aan haar eigen - zintuiglijke - ervaring als belangrijkste bron voor haar waarheid, de enige waarheid die van belang is in haar schrijven. Van verwachtingen of oordelen van anderen trekt ze zich hoegenaamd niets aan. Colette schrijft vrij als een vogel.
Als kind wilde ze nochtans alles behalve schrijven, ze leefde veel te graag en gretig. Als plattelandskind ontwikkelde ze een oerband met de natuur en de natuurelementen, de seizoenen, planten en dieren. Haar ultragevoelige zintuigen registreerden voortdurend en dat rijke geheugen bleek naderhand een goudmijn voor haar 'schrijven uit noodzaak' te zijn. Colette benadert haar onderwerpen op een volstrekt originele manier en hanteert een buitengewoon rijke stijl. Haar taal bliksemt, fonkelt, dendert over de regels heen. Je proeft en ruikt de regen, je betast de opkomende zon, je kruipt onder het schild van een cicade of in het hart van een bloem, je staart recht in het zwarte oog van een salamander. Ze bespeelt het gehele register van de zintuigen zo naturel, rijkelijk en uitbundig dat je er onmogelijk aan kunt weerstaan.
Colette is poëzie, haar lezen is als thuiskomen in een eeuwige, onsterfelijke droom.
In het eerste deel van deze exquise bundel autobiografische teksten heeft Colette het uitgebreid over haar jeugd, haar moeder en het huis waar ze opgroeide. Het lijkt wel magie, hoe ze je als lezer helemaal in haar leven in Saint-Sauveur, zelfs in haar huid, laat stappen:
'Op dat moment verscheen onder de oude ijzeren boog die door de blauweregen naar links werd getrokken, mijn moeder, klein en mollig, in de tijd dat de hoge leeftijd haar nog niet van haar rondingen had ontdaan. Ze speurde het dichte loof af, hief haar hoofd op en gooide haar roep in de lucht: 'Kinderen! Waar zijn de kinderen?' Waar? Nergens. De roep galmde door de tuin, kaatste tegen de hoge muur van de hooischuur en keerde terug als een verzwakte en uitgeputte echo: 'Waa... kinderen...' Nergens. Mijn moeder hief haar gezicht naar de wolken, alsof ze verwachtte dat er een zwerm gevleugelde kinderen zou neerdalen. Na een tijdje herhaalde ze haar kreet maar algauw kreeg ze genoeg van het ondervragen van de hemel. Met haar nagel brak ze een gedroogd papaverkopje af, wreef de bladluizen van een groenbeparelde rozenstruik, stopte de eerste walnoten in haar zak, schudde haar hoofd bij de gedachte aan de verdwenen kinderen en ging weer naar binnen. Maar boven haar, tussen de bladeren van de notenboom, glinsterde het driehoekige, voorovergebogen gezichtje van een kind dat languit als een kater op een dikke tak lag en zich stilhield.'
Ze bedrijft lyrische journalistiek in haar getuigenissen over onder andere de Grote Oorlog, een zeppelinvlucht en de eerste overtocht van het cruiseschip 'Normandie' naar New York. Op enkele pagina's vat ze persoonlijkheden als Proust en Debussy, de stad New York, het Palais-Royal in Parijs, de Provence, de fjorden, de mistral,... Ze schrijft - schildert bijna - portretten en stillevens die meer zeggen dan een biografie of naslagwerk vermogen.
Over de mistral - bij de bakker:
'Een donkerharige schone met een kapsel in de vorm van wilde slangen komt tegelijk met een windvlaag binnen. Met haar ene hand houdt ze haar hart vast en met de andere haar voorhoofd: 'Ik krijg zin om te vechten! Ik krijg zin om te vechten met die wind!' roept ze uit. 'Hij maakt me woedend! Mijn hoofd barst haast uit elkaar! Ik krijg hem nog wel, die wind!' Ze grijpt een chocoladevisje dat nog over is van 1 april en zwaait het door de lucht: 'Hier! Jij moet voor hem boeten!' Met veel gevoel voor drama neemt ze een hap, opent de deur die zijn belletje laat rinkelen en verdwijnt weer. Ik ben de enige die verbaasd is.'
Over Proust:
''Weet u nog die avond in de oorlog, op de place Vendôme.' Ja. Ik herinner me Marcel Proust, die onder een blauwe straatlantaarn naar adem snakte vanwege zijn astma, en zijn zachtpaarse, ingevallen gezicht vol schaduwen, overwoekerd door een gulzige baard, naar de hemel ophief. Aan zijn gelaatstrekken, aan zijn open mond die de paarsblauw bespikkelde duisternis indronk, konden we zien dat hij niet lang meer zou leven. Hij had nog wel de kracht om de nacht met zijn helblauwe oorlogskleuren te bewonderen.'
Over Debussy:
'Debussy neuriede in zichzelf, gegrepen en vol bezieling, zijn symfonische herinnering. Er steeg een soort gezoem van een zwerm of een telegraafpaal uit hem op, een zoekend en onzeker gemurmel. Met gesloten mond, en vervolgens miauwend toen hij de violen imiteerde, hapte hij naar adem, verscheurd door de verschillende toonkleuren die in zijn geheugen de strijd met elkaar aangingen. Met de schoorsteenpook in zijn hand roffelde hij op het palissanderhout van de piano. Met zijn vrije hand deed hij 'zzziii!' langs het raam en daarna klakte hij kort met zijn lippen ter herinnering aan de xylofoon, en met een kristalheldere stem zei hij 'doek, doek' om de vloeibare druppels van de typofoon weer te geven.'
Colette is een estheet pur sang. Al wat haar zintuigen beroert, verandert ze schrijvend in goud. Uitzonderlijk is dat ze haar hele leven trouw bleef aan haar eigen - zintuiglijke - ervaring als belangrijkste bron voor haar waarheid, de enige waarheid die van belang is in haar schrijven. Van verwachtingen of oordelen van anderen trekt ze zich hoegenaamd niets aan. Colette schrijft vrij als een vogel.
Als kind wilde ze nochtans alles behalve schrijven, ze leefde veel te graag en gretig. Als plattelandskind ontwikkelde ze een oerband met de natuur en de natuurelementen, de seizoenen, planten en dieren. Haar ultragevoelige zintuigen registreerden voortdurend en dat rijke geheugen bleek naderhand een goudmijn voor haar 'schrijven uit noodzaak' te zijn. Colette benadert haar onderwerpen op een volstrekt originele manier en hanteert een buitengewoon rijke stijl. Haar taal bliksemt, fonkelt, dendert over de regels heen. Je proeft en ruikt de regen, je betast de opkomende zon, je kruipt onder het schild van een cicade of in het hart van een bloem, je staart recht in het zwarte oog van een salamander. Ze bespeelt het gehele register van de zintuigen zo naturel, rijkelijk en uitbundig dat je er onmogelijk aan kunt weerstaan.
Colette is poëzie, haar lezen is als thuiskomen in een eeuwige, onsterfelijke droom.
4
1
Reageer op deze recensie