Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een nipte zege van het goede

Frans Moberts 08 mei 2024
‘De eilanden van goed en kwaad’ is het vierde boek van Adwin de Kluyver. Eerder schreef hij ‘Terug uit de Witte Hel’ (over poolreiziger Sjef van Dongen, 2015 - Van Dongen woonde en werkte op Spitsbergen en raakte betrokken bij de grootschalige reddingsoperatie van Enrico Nobile en zijn bemanning die met het luchtschip Italia verongelukten tijdens hun tocht naar de Noordpool), ‘Het gedroomde Noorden - een atlas’ (over de Noordpool, 2019) en ‘Niemandsland - een Antarctische ontdekkingsreis’ (2021).
De Kluyver organiseert daarnaast filmfestivals op Vlieland en maakt tentoonstellingen op het snijvlak van kunst en maatschappelijke vraagstukken.

Het mooi vormgegeven De eilanden nodigt uit om gelezen te worden. De hardcover-uitgave is voorzien van een prachtige illustratie in subtiele kleuren. Eén daarvan, oranje komt deels terug in het binnenwerk. De binnenzijden van voor- en achterkant zijn voorzien van landkaarten waarop de in totaal 65 eilanden die aan bod komen zijn weergegeven. Ook wordt door deze kleur direct de tweedeling in het boek duidelijk, twaalf hoofdstukken en dertien isolarii. Elk hoofdstuk, handelend over een bijzonder eiland is voorzien van diverse illustraties, voor een deel van de hand van De Kluyver zelf en een bibliografie. Een uitgebreid register ontbreekt uiteraard niet.

Over zijn fascinatie voor eilanden schrijft De Kluyver in de inleiding ‘Van jongs af aan is mijn leven verbonden met eilanden. Ik bracht vakanties door op eilanden, ik maakte vrienden op eilanden, ik werd verliefd op een eiland, ik ging op huwelijksreis naar een eiland, tegenwoordig woon ik deeltijd op een eiland [Terschelling en Vlieland]. En wanneer ik met mijn vinger over de globe dwaal, tel ik meer dan honderd eilanden waar ik ooit voet aan wal heb gezet.’ […] ‘In dit boek zal ik voorbij dat idyllische frame van de paradijsmythe [van Robinson Crusoe] kijken en laat ik zien hoe eilanden steeds weer het beste én het slechtste in de mens naar boven halen.’

Wat onder een eiland verstaan wordt is vrij duidelijk. Van Dale geeft als definitie: ‘aan alle zijden door water omringd land’.
Volgens de definitie van de UNCLOS - het VN Zeerechtverdrag - is een eiland een natuurlijk gevormd landoppervlak dat omringd is door water, en dat bij hoogwater nog boven water is. Ter onderscheid met een continent geldt dat de invloed van de zee in het midden van het eiland nog merkbaar is.
Het is algemeen geaccepteerd dat Groenland (met een oppervlakte van 2.166.086 km²) het grootste eiland ter wereld is. Australië wordt gezien als een continent.
De Franse geograaf Christian Depraetere verengt de definitie, een eiland moet volgens hem tenminste 10 hectare groot zijn en omgeven door zee.
Tot slot bestaat er ook nog de eigenzinnige Schotse regel; op dat stuk land moet voldoende gras aanwezig zijn om een schaap een jaar lang te laten grazen.

Elk van de twaalf hoofdstukken in het boek wordt voorafgegaan door een wisselend aantal isolarii - een begrip stammend uit de Renaissance, en populair in het Venetië van die tijd. Het was een soort encyclopedie van eilanden - een korte beschrijving van een eiland met een vergelijkbaar thema als het hoofdstuk. Ik was inmiddels al een flink stuk in het boek gevorderd voordat ik dit doorhad.
Zo wordt het eerste verhaal over het eilandparadijs Floreana voorafgegaan door beschrijvingen van;
- Île St Pierre, het eiland waar schrijver en filosoof Jean-Jacques Rousseau zijn eigen Tuin van Eden vond,
- Jeju, het seksueel themapark op dit Koreaanse eiland groeide in de jaren vijftig uit tot een populaire bestemming voor huwelijksreizen en
- Pukapuka, het Zuidzee-eiland in de Stille Oceaan waar ondermeer de Amerikaanse schrijver Robert Dean Frisbie een aantal jaren woonde - zijn dochter Johnny schreef tussen haar twaalfde en dertiende jaar Miss Ulysses from Puka-Puka, the autobiography of a South Sea trader’s daughter, waarin ze haar jeugdjaren als half-Polynesisch meisje beschrijft.

Dat de paradijsmythe niet voor iedereen opgaat blijkt uit de korte beschrijving van Rottumerplaat, een zandplaat die uitgroeide tot een heus eiland. In juli 1971 verblijven de schrijvers Jan Wolkers en Godfried Bomans er elk een week waardoor het een mythische status verkreeg. De twee ervaren hun verblijf totaal anders. ‘Bomans ging door een griep, het voortdurende meeuwengekrijs, het slechte weer en diverse kampeerongemakken hevig gebukt onder de eenzaamheid en werd gedurende de week vooral met zichzelf geconfronteerd. De hyperactieve Wolkers richtte zich volledig op zijn omgeving en waande zich de koning van Rottumerplaat.’

De Kluyver neemt het begrip eiland iets ruimer, zoals blijkt uit het hoofdstuk ‘Even een eiland - Cape Tribulation’. Dit gaat over Richard Stanley die daar, een beboste landpunt in het noordwesten van Australië zijn favoriet boek wil verfilmen: The Island of Doctor Moreau van H.G. Wells, een uiterst duister verhaal. De filmstudio die wel in het project gelooft, weet een grote naam te interesseren voor de film: ‘Marlon Brando wilde graag dokter Moreau spelen. Hij wás dokter Moreau, vond hij zelf. Hij had immers zijn eigen utopia gebouwd op een privé-eiland in Tahiti, en de acteur investeerde al jaren miljoenen in de medische genetica.’ De studio is van mening dat Stanley te weinig ervaring heeft voor zo’n kostbare productie maar deze weet in een gesprek met Brando zijn positie als regisseur veilig te stellen. Hij vertelt hem dat hij de achterkleinzoon is van Henry Morton Stanley, de man die dokter Livingstone opspoorde in de Afrikaanse jungle. Deze Stanley had model gestaan voor het personage van kapitein Kurtz, de hoofdpersoon in Heart of Darkness van Joseph Conrad. Brando had diezelfde Kurtz gespeeld in Apocalypse Now.
De filmopnamen worden geteisterd door rampspoed: diverse acteurs geven hun rol terug, de filmset wordt weggespoeld door een buiten zijn oevers tredende rivier, Stanley wordt alsnog ontslagen en vernietigt daarop het script en de storyboards, Brando doet niets anders dan de opnamen vertragen en kent nooit zijn teksten.
Bij het uitbrengen heeft de film een geweldig openingsweekend, maar na het uitkomen van de recensies flopt hij volkomen. Brando wint dat jaar de prijs voor de slechtste acteur. Richard Stanley zal twintig jaar lang geen speelfilm meer maken.

In ‘Het dystopische eiland - Jura’ verbindt De Kluyver drie verhalen met elkaar, over George Orwell die op Jura aan zijn dystopische roman 1984 werkt, over muziekband The KLF, in 1991 de bestverdienende band ter wereld en over de Australische multimiljonair Greg Coffey, bijgenaamd ‘The Wizard of Oz’.
‘George Orwell woonde en werkte tussen 1946 en 1949 de helft van het jaar op Barnhill, een afgelegen stenen cottage met een akker en weiland te midden van het veen op de noordpunt van Jura. […] Orwell nam tijdens zijn wandeling [van 11 kilometer] van en naar de bewoonde wereld regelmatig een zeis mee om het overwoekerde karrenspoor tussen Ardlussa en Barnhill te onderhouden. Het was een wat morbide speling van het lot. De schrijver leed aan een ernstige vorm van tuberculose en liep daar nu als de dood zelve met een maaiende en zwaaiende zeis naar zijn bestemming.’
‘Dat Bill Drummond en Jimmy Cauty eigenlijk een bloedhekel hadden aan de muziekindustrie was al gebleken uit hun manifest uit 1988, waarin ze uitlegden hoe je zonder geld of muzikaal talent een hit kon scoren. Een paar jaar later bewezen ze hun eigen theorie in de praktijk, om niet lang daarna The KLF te gronde te richten.’ Ze vertrekken met al hun geld naar Jura, ze willen daar een statement maken. ‘Wie Drummond en Cauty in die frisse nacht [van 23 augustus 1994] onder een lantaarn zag wachten, zou niet hebben vermoed dat daar de twee succesvolste popartiesten van hun generatie stonden. Drummond leek met zijn eenenveertig jaar, zijn alledaagse kapsel en zijn wat afwachtende houding op een boekhouder. De paar jaar jongere Cauty was met zijn wilde krullen en opstandige blik in zijn ogen meer het type van de twaalf ambachten en dertien ongelukken.’ Die nacht verbranden ze ‘in een soort dadaïstische daad van zelfvernietiging’ in de open haard van een landhuis 1 miljoen pond. Hun tourmanager filmt het geheel. Wanneer ze later ‘om hun eigen motieven te doorgronden’ besluiten om de opnamen aan een groter publiek te tonen reageren niet alleen de eilandbewoners woedend maar is ook bij vertoningen elders het publiek diep geschokt.
‘The Wizard of Oz’ tovert met geld en koopt daarmee diverse panden op Jura aan. Direct na de aankoop gaan de tuinen van het landhuis, voorheen een publiekstrekker op slot en worden de toegangswegen naar het landgoed afgezet. ‘Maar openlijk in verzet komen, of in het openbaar kritiek uiten, dat durven de eilanders niet. Iedereen heeft wel een familielid dat afhankelijk is van multimiljonair Coffey of een van de andere landheren.
Zo lijkt het Jura van nu wel wat op het Oceanië, de Big Brother-staat die George Orwell hier schiep: een staat met een extreem rijke, machtige hoofdpersoon en een groep angstige inwoners die hun stem niet durven verheffen. Intussen is de antikapitalistische protestdaad van The KLF op het eiland allang vergeten.’

In het meest persoonlijke verhaal ‘De eilandexpeditie - Edgeøya’ trekt Adwin parallellen tussen de expeditie uit 2022 waaraan hij zelf deelneemt, en die erop gericht is de gevolgen van de klimaatverandering in kaart te brengen met de allereerste Nederlandse wetenschappelijke poolexpeditie uit 1878. Hij koppelt de beide verhalen aan elkaar met mooie overgangen, zoals over leerling-loods Joost Kamerman die het in 1878 niet eens is met de werkverdeling. ‘Bij wijze van straf werd hij een etmaal benedendeks opgesloten. Hij mocht niet van boord.’ Met direct daarna ‘We kunnen niet van boord op het eiland Edgeøya. Mist, te hoge golven en vooral ijsberen verhinderen dat we aan land kunnen om onderzoek te doen. […] Het heeft iets ironisch: het onderzoek naar het veranderende klimaat wordt beperkt door de gevolgen van de klimaatverandering.’
De expeditie is al bijna op de helft als de vijftig wetenschappers eindelijk een keer een volledige dag ongestoord onderzoek kunnen uitvoeren. ‘Drie geologen boren vanuit een opblaasbootje in de bodem van meertjes om de klimaatverandering te onderzoeken. […] Weer een ander hengelt met een schepnetje naar plankton in zoet water. […] Een bioloog vist naar vreemde vissoorten die eerder niet voorkwamen in arctische wateren. […] Een marien bioloog verzamelt walrussenpoep om het walrusmenu en het schelpdierleven op de zeebodem te analyseren. Een duo zoekt naar duizenden jaren oude rendiergeweien. […] Op de toendra van Russebukta knielen, hurken, turen en staren de onderzoekers. Het lijkt een gebed voor wetenschap en natuur. Met loepjes, netjes en schepjes verzamelen ze hun data.’
Publiciteit is ook nodig. Met de expeditie van 1878 reisde de Engelse fotograaf William John Alexander Grant mee. De door hem onder moeilijke omstandigheden gemaakte foto’s werden na terugkomst in Nederland door het Comité voor de IJszeevaart gebundeld in een album wat diende als promotiemateriaal voor een volgende expeditie.
De huidige expeditie wordt gecoverd door verschillende journalisten en een team van de NOS, het is immers belangrijk om je aanwezigheid in dit gebied zichtbaar te maken. Zichtbaarheid is invloed en geeft je politieke macht waarmee je een deelnemer wordt aan het geopolitieke spel om het noordpoolgebied. ‘Storytelling blijkt voor een expeditie minstens even belangrijk als onderzoeksresultaten. Zo zal de SEES2022-expeditie de boeken in gaan als de onderzoeksreis die steeds werd verstoord door ijsberen.’ De Kluyver plaatst evenwel een kritische noot bij de berichtgeving over de ‘berenplaag’. ‘Een klimaatexpeditie die last heeft van ijsberen die het snel smeltende pakijs hebben gemist, klinkt nu eenmaal urgenter dan een expeditie die last heeft van Noorse regelgeving.’ Er is namelijk al sinds de jaren zeventig een jachtverbod ingesteld door de Noorse regering.
Tevens haalt hij de poolveteraan Ko de Korte aan die niet zo veel heeft met al die sombere klimaatwetenschappers. ‘Het klimaat is een cyclische beweging, zegt hij, we zitten in het holoceen en gaan gewoon weer naar een warmere periode. Om al dat verdriet en tranen over klimaatverandering moet hij eigenlijk een beetje lachen. Mensen willen graag een goed gevoel krijgen omdat ze de wereld proberen te redden.’
De Kluyver voelt zich wat ongemakkelijk bij de SEES-expeditie; ‘Kan dat wel, een expeditie met als thema duurzaamheid en klimaatverandering die gebruik maakt van een vervuilend cruiseschip; een schip dat bovendien deel uitmaakt van een wereldwijd systeem van goedkope arbeid en massatoerisme. Om het ongemak nog verder te vergroten staat er halverwege de reis een feestavond op het programma. Terwijl de gletsjers aan de horizon smelten, roken op het achterdek de barbecues met grote lappen vlees.’
Hij constateert dat hij het op Edgeøya eens is met filosoof René ten Bos. Die stelt ‘In het landschap is de mens een ongenode en noodlottige gast.’ Zelf zegt hij daarover ‘Het mos, de korstmos, het lepelblad, de arctische paardenbloem, de brandgans, de poolvos, de rendieren, de ijsbeer: allemaal hebben ze het recht om hier te zijn. Maar welk recht heb ik, landgenoot van Willem Barentsz die deze archipel eind zestiende eeuw Spitsbergen noemde en het als zijn eigendom beschouwde. […] We varen langs de Nigribeen, een gletsjer die zich in veertig jaar tijd 12 kilometer heeft teruggetrokken. Het water ligt vol brokstukken afgekalfd ijs. De zee knispert en knettert, sist en kraakt door de luchtbellen die uit de smeltende schotsen ontsnappen. Duizenden jaren gletsjerijs blazen hier hun laatste adem uit. Een walrus schampt een zodiac; mens, je hebt hier niets te zoeken.’

‘De eilanden van goed en kwaad’ was mijn eerste kennismaking met het werk van Adwin de Kluyver. Van mij krijgt het een dikke vijf sterren! Dat smaakt naar meer!

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Frans Moberts