Lezersrecensie
Herkenbare menselijkheid
“In feite is de mens van nature eenzaam, en men zou medelijden moeten hebben en van hen moten houden en met hen moeten rouwen. Het is zeker dat mensen elkaar beter zouden begrijpen en meer van elkaar zouden houden als ze tegenover elkaar zouden toegeven hoe eenzaam ze waren, hoe verdrietig ze waren in hun gekwelde, angstige verlangens en zwakke hoop.”
Dit citaat illustreert de gemoedstoestand – of liever de levenshouding – van de auteur Halldór Laxness (1902-1998). Dat voortdurende cynisme is wel iets waar je als lezer tegen moet kunnen, of op zijn minst voor in de stemming moet zijn.
In zijn jeugd noemde Laxness de oud-IJslandse saga's en Snorre's koningsverhalen ‘oervervelend’. Maar naarmate zijn kennis van eigen land en volk toenam, begreep hij geleidelijk beter de enorme invloed die van deze verhalen op het IJslandse volk is uitgegaan.
Deze saga van Thorgeir, de woeste viking, voor wie moorden en branden edelste mannendeugd is, en die door het zwaard omkomt en Thormod, de skalder (dichter), die door een bloedeed aan Thorgeir gebonden, zijn familie verlaat om zijn vriend te wreken. Hij slaagt er niet in de moordenaar te treffen en besluit hun beider vereerde koning Olav op te zoeken om voor hem een groot lofdicht op te zeggen. Op de vooravond van de noodlottige slag bij Stiklestad heeft de ontmoeting plaats. Nadat Thormod ruw is afgescheept, is hij toevallig getuige van 's konings angst en kleinmenselijkheid. Wanneer Olav hem dan verzoekt toch maar zijn gedicht voor te lezen, om de tijd te korten, antwoordt Thormod: ‘Dat gedicht kan ik mij niet meer herinneren’.
Achter dit bondige verhaalschema schuilt een niets-ontziende ‘ontmaskering’ van een grote helden- en heiligenfiguur. Laxness schrikt er niet voor terug de gestalte van ‘Noorwegens eeuwige koning’ te vervormen tot die van een vulgair sadist (‘met doktershanden’, gespecialiseerd in het uitsteken van ogen en het uitsnijden van tongen), een klein, ambitieus avonturiertje, voor wie alle middelen, ook en vooral het Christendom, goed zijn om de macht te veroveren. In zijn gevolg zijn alle ‘groten’ die in het boek optreden, alle koningen en heersers, de Paus, de bisschoppen en priesters, verdorven en alleen belust op macht en geld. Daartegenover staat de anonieme massa, de boeren en handwerkers, het eeuwig uitgezogen en vertrapte volk, waarvan de kruiperige skaldenliederen en historieboeken nooit de lof hebben gezongen.
Het boek bevat grandioze momenten, vooral wanneer de schrijver een ogenblik zijn cynische tendens vergeet en zelf geboeid lijkt te raken door het menselijke in zijn personages. Die groeien dan uit tot onvergetelijke gestalten en symbolen van algemene menselijkheid. Laxness schept een microcosmos waarin hemel en aarde zich weerspiegelen.
Ik heb met dit boek pas 1 van zijn vele werken gelezen maar ik begrijp nu al waarom Laxness in 1955 de Nobelprijs van de Literatuur heeft gekregen.
Meesterlijk.
Dit citaat illustreert de gemoedstoestand – of liever de levenshouding – van de auteur Halldór Laxness (1902-1998). Dat voortdurende cynisme is wel iets waar je als lezer tegen moet kunnen, of op zijn minst voor in de stemming moet zijn.
In zijn jeugd noemde Laxness de oud-IJslandse saga's en Snorre's koningsverhalen ‘oervervelend’. Maar naarmate zijn kennis van eigen land en volk toenam, begreep hij geleidelijk beter de enorme invloed die van deze verhalen op het IJslandse volk is uitgegaan.
Deze saga van Thorgeir, de woeste viking, voor wie moorden en branden edelste mannendeugd is, en die door het zwaard omkomt en Thormod, de skalder (dichter), die door een bloedeed aan Thorgeir gebonden, zijn familie verlaat om zijn vriend te wreken. Hij slaagt er niet in de moordenaar te treffen en besluit hun beider vereerde koning Olav op te zoeken om voor hem een groot lofdicht op te zeggen. Op de vooravond van de noodlottige slag bij Stiklestad heeft de ontmoeting plaats. Nadat Thormod ruw is afgescheept, is hij toevallig getuige van 's konings angst en kleinmenselijkheid. Wanneer Olav hem dan verzoekt toch maar zijn gedicht voor te lezen, om de tijd te korten, antwoordt Thormod: ‘Dat gedicht kan ik mij niet meer herinneren’.
Achter dit bondige verhaalschema schuilt een niets-ontziende ‘ontmaskering’ van een grote helden- en heiligenfiguur. Laxness schrikt er niet voor terug de gestalte van ‘Noorwegens eeuwige koning’ te vervormen tot die van een vulgair sadist (‘met doktershanden’, gespecialiseerd in het uitsteken van ogen en het uitsnijden van tongen), een klein, ambitieus avonturiertje, voor wie alle middelen, ook en vooral het Christendom, goed zijn om de macht te veroveren. In zijn gevolg zijn alle ‘groten’ die in het boek optreden, alle koningen en heersers, de Paus, de bisschoppen en priesters, verdorven en alleen belust op macht en geld. Daartegenover staat de anonieme massa, de boeren en handwerkers, het eeuwig uitgezogen en vertrapte volk, waarvan de kruiperige skaldenliederen en historieboeken nooit de lof hebben gezongen.
Het boek bevat grandioze momenten, vooral wanneer de schrijver een ogenblik zijn cynische tendens vergeet en zelf geboeid lijkt te raken door het menselijke in zijn personages. Die groeien dan uit tot onvergetelijke gestalten en symbolen van algemene menselijkheid. Laxness schept een microcosmos waarin hemel en aarde zich weerspiegelen.
Ik heb met dit boek pas 1 van zijn vele werken gelezen maar ik begrijp nu al waarom Laxness in 1955 de Nobelprijs van de Literatuur heeft gekregen.
Meesterlijk.
2
2
Reageer op deze recensie