Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een overweldigend complex boek over de chaos van de geschiedenis

Nico van der Sijde 09 november 2019
Claude Simon won in 1985 de Nobelprijs, maar is altijd een onbekende en weinig geliefde schrijver gebleven. Op basis van "Georgica", volgens velen zijn meesterwerk, snap ik dat wel. Het boek heeft namelijk een ingewikkelde en vrij gefragmenteerde structuur, en veel van zijn zinnen zijn weliswaar tot de nok gevuld met prachtige beelden, maar ook zo lang en ingewikkeld dat ik ze wel drie keer moest overlezen. Wat ik met stijgende euforie deed, want die zinnen werden steeds prachtiger naarmate ik ze beter begreep, maar toch. Ook moet je behoorlijk avontuurlijk puzzelen, en veel eigen creatieve verbanden leggen tussen die ingewikkelde zinnen, om enige greep te krijgen op het boek als geheel. Dat laatste lukte mij ook niet in één keer: nadat ik het uit had bekeek ik eerst het informatieve nawoord van de vertaler, daarna mijn aantekeningen, las toen wat meer info over Simon en over "Georgica", en las uiteindelijk het hele boek opnieuw. En bij tweede lezing werd ik helemaal overweldigd, viel veel (hoewel niet alles) op zijn plaats, en vond ik "Georgica" echt magistraal. Net zo intens en bijna niet te geloven zo complex als Faulkner, maar ook net zo ongelofelijk goed. Net zo ongehoord meanderend van stijl als de onnavolgbare Proust, al verdwaal je bij Simon nog meer in diens ellenlange zinnen dan je bij Proust al doet. Ik hou erg van Faulkner en Proust, dus was "Georgica" helemaal een boek voor mij. Toch vereiste dit boek veel inspanning: ik heb er voor mijn doen lang over gedaan, en kon het alleen lezen op momenten dat ik helemaal uitgerust was. Maar het gaf mij ook veel genot terug, en ik heb meteen meer boeken van Simon gekocht.

"Georgica" gaat, kort door de bocht gezegd, over de van oorlog en gewelddadige chaos doordesemde geschiedenis van onze mensheid. En, in het verlengde daarvan, over de van dood, verval en wanhoop doorregen natuur én tegelijk over de ongelofelijke pracht van diezelfde natuur. De geschiedenis is in "Georgica" niet de logische en chronologische aaneenschakeling van wat voorvalt, met de overzichtelijkheid van ervoor en erna en van oorzaak en gevolg, maar een volstrekt overweldigende chaos van indringende maar nog onbegrepen indrukken, van nog niet geïnterpreteerde gevoelens en emoties, en van volkomen ongeordende zintuigelijke waarnemingen. En de tijd loopt bij Simon niet lineair van A naar B, althans niet in de ervaring van zijn personages: die zijn ondergedompeld in ervaringen waarin officiële tijdsindelingen en chronologie totaal niet opgaan. Precies deze zo ongrijpbare complexiteit staat voorop in stijl en vorm van "Georgica", een boek dat oogt als een gigantische legpuzzel van chaotisch in het wilde weg rondgestrooide fragmenten. Als je die fragmenten goed bestudeert, en de associatieve verbanden tussen die fragmenten ziet, blijken er echter wel degelijk patronen en verhaallijnen te bestaan in dit boek. Maar die patronen en verhaallijnen blijven vol geheim en chaos en ongrijpbaarheid, en doordringen ons daardoor des te meer van de gewelddadige chaos van de geschiedenis.

Wat zijn dan die verhaallijnen? Het zijn er drie, overigens allemaal vol vertakkingen en zijsprongen, maar ook - zo ontdek je als je aandachtig gaat puzzelen en herlezen- vol onderlinge resonanties. Eén verhaallijn draait om een generaal die actief was in de roerige tijden voor en na de Franse revolutie, die verwikkeld was in meerdere oorlogen binnen en zelfs buiten het Europese continent, en die veel gewelddadige politieke onrust heeft meegemaakt. Waarbij hij ook heeft opgetreden als koningsmoordenaar, en, even indirect als onbewust als door zijn familie verzwegen, als broedermoordenaar. Zijn naam wordt niet genoemd: hij wordt aangeduid met initialen, of via uitgebreide beschrijvingen van een deels ingekleurde tekening die hem afbeeldt en een borstbeeld van hem. Hij blijft anoniem, zijn portret blijft gefragmenteerd: ook hij, toch een belangrijke figuur in de toenmalige geschiedenis, blijft als het ware incognito. Een andere verhaallijn gaat over ene O., een Engelse schrijver, die compleet overweldigd wordt door de chaos van de Spaanse burgeroorlog en volkomen tevergeefs probeert om op analytische wijze enige chronologie en logica in zijn ervaringen te ontdekken. De oplettende lezer herkent hier wellicht Orwell in, en begrijpt dat Simon probeert over te brengen dat Orwells oorlogservaringen nog veel wanordelijker en ongerijmder waren dan dat Orwell zelf al had gezegd. Zodanig zelfs dat Orwell helemaal niet meer herkende of wist wie hij was, wat Simon uitdrukt door niet zijn naam te noemen maar slechts een initiaal. En een derde verhaallijn gaat over een anonieme Franse cavalerist, die in deel 3 van "Georgica" op even intense als afstandelijke wijze vertelt over hoe zijn regiment ten prooi viel aan de ijzige oorlogswinter van mei 1940 en aan de paniek van een bloedige Duitse hinderlaag. De kou krijgt door Simons fenomenale zinnen een bijna mythische gedaante, als van een oerkracht die alle soldaten helemaal uitholt en van persoonlijke kenmerken ontdoet: iedereen is van zijn identiteit beroofd, net als de cavalerist. Die dan ook niet in de ik-vorm vertelt, maar in de hij-vorm, alsof hij in zijn ervaring afstand neemt van zichzelf of zichzelf helemaal niet meer herkent. En de hinderlaag wordt alleen beschreven in chaotische fragmenten, niet-chronologisch en verspreid doorheen het hele boek: als een soort steeds terugkerend veranderlijk spook, of wellicht als trauma dat steeds andere vormen aanneemt.

Aanvankelijk denk je als lezer dat er ook een vierde verhaallijn is: die van een anonieme jongen, die voor de oorlog zijn grootmoeder bezoekt en verbijsterd kijkt naar haar verval en dat van haar landgoed en van de ooit zo illustere familie. Heel geleidelijk aan merk je echter dat de generaal, uit de eerste verhaallijn, onderdeel is van die familie. De naamloze jongen is dus ook familie van de generaal. En pas nadat ik de eerste lezing van het boek uit had begreep ik ineens dat de anonieme cavalerist en de anonieme jongen één persoon zijn, al lijkt de cavalerist zich die jongen niet meer te herinneren en die jongen nog niet te weten dat hij ooit cavalerist zal zijn. Kortom: de generaal, naamloze hoofdrolspeler in vele chaotische oorlogstaferelen in een vorige eeuw, is verwant met de cavalerist, naamloze figurant in bloedige gevechten in WO II. En nog wat speurend op google kwam ik nog iets anders te weten: de generaal heeft echt bestaan, onder de naam Jean- Pierre Lacombe de Saint Michel. Bovendien, de schrijver Claude Simon was verre familie van hem, en heeft zijn eigen heftige en onbegrijpelijke belevenissen als soldaat vorm gegeven in het fragmentarische verhaal van de anonieme cavalerist.

Zo ongeveer zitten, heel versimpeld samengevat, de verhaallijnen van "Georgica" in elkaar. Dat had ik pas door toen ik het boek de eerste keer uit had gelezen. En toen ik het, met die lijnen in mijn hoofd, het boek voor de tweede keer ging lezen, werd ik overweldigd door het schitterende totaaltableau dat Simon in "Georgica" ontwerpt. Want dat totaaltableau bestaat uit het samenbrengen en associatief vervlechten van drie lijnen die nauwelijks logisch uit elkaar volgen, maar die één verbindend kenmerk hebben: de chaos van de oorlog en de geschiedenis. Orwell, de cavalerist en de generaal, worden elk op totaal andere wijze door die chaos geraakt, en die drie perspectieven worden samengevoegd in één caleidoscopisch tableau. Waarin logica van oorzaak en gevolg niet telt, want het ene perspectief is niet de oorzaak van de andere. En waarin ook chronologie niet telt, want de hoofdstukken waarin deze lijnen worden gepresenteerd staan niet in precieze chronologische volgorde, en bovendien staan in elk hoofdstuk fragmentarische flitsen uit andere geschiedenissen: tijdens het verhaal over de generaal ineens passages in cursief over de cavalerist en in het verhaal over de cavalerist ineens cursieve passages van en over de generaal, terwijl ook flitsen over O. in de andere verhaallijnen opduiken en omgekeerd. Alsof alle chronologie (elk "ervoor" en "erna") en alle logica (en alle relaties in termen van oorzaak en gevolg) worden verzwolgen in één caleidoscopisch tableau vol van ondoorgrondelijke gelijktijdigheid en simultaneïteit. Dat wordt nog vergroot door diverse toespelingen op de "Georgica" van Vergilius: ook een boek vol vernietigende oorlog en natuur, maar uit nog weer heel andere tijden. En misschien werkt Vergilius hier vooral als contrast: in Vergilius' "Georgica" is het in cultuur brengen en bewerken van het land volgens mij nog een soort ordenend tegenwicht tegen alle oorlogschaos die ook in de Romeinse tijd opgeld deed, terwijl alle noeste pogingen van de generaal om zijn landgoed te bewerken uitlopen op breed uitgemeten verval, vergeefsheid, teloorgang en het naakte niets.

Die sensatie van gelijktijdigheid en simultaneïteit, zo kenmerkend voor "Georgica" als geheel, wordt ook ervaren door de anonieme cavalerist. Vooral als hij in open veld wordt verrast door een bombardement: "Alles speelt zich inderdaad in enkele ogenblikken af, bijna gelijktijdig, en het is hem later onmogelijk om met zekerheid te zeggen in welke volgorde de schillende fasen van de actie elkaar opvolgen (te weten, bijvoorbeeld: het lawaai van de vliegtuigmotoren, vervolgens het uiteenrennen en de angstkreten van de vluchtelingen, het lawaai van de explosie, het moment waarop hij omkeek en de struik van grijze (grijsbruine) rook, bespikkeld met vonken, met lichtschijnsels, zag - of dat, integendeel, de vluchtelingen eerst begonnen te hollen zonder dat hij de reden ervan begreep, of hij de vliegtuigen al gezien heeft zonder ze eerst te horen, of het de verschrikte kreten van de vluchtelingen waren die, zelfs nog voordat ze begonnen te hollen en uiteen te stuiven, het alarm sloegen, of dat de reeks bommen al gevallen is voordat ze de motoren hoorden en het dus de explosie was die het sein gaf tot de vlucht en het verspreiden van de vluchtelingen, of misschien nog wel een heel andere volgorde)". De opeenvolging en oorzakelijkheid raakt voor de door een bombardement getroffen cavalerist totaal door de war, wat benadrukt wordt door het tastende karakter van de stijl: de verschillende volgordes der dingen die geopperd en verworpen worden; de bijstellingen of correcties midden in een zinsdeel, die de indruk wekken dat alles wat gezegd wordt weer herroepen moet worden zodat geen enkele uitspraak ooit definitief is; de wijze waarop de zin afdwaalt in een andere zin tussen haken die ook weer zinnen of woorden tussen haken bevat. Vaak gebruikt Simon soortgelijke zinnen van meerdere pagina's lang, waarin de ene hyperbolische en onnavolgbaar uitgesponnen metafoor op de andere volgt (waarbij elke metafoor weer een verhaalwereld is op zich, die ook weer vol staat met metaforen en uitweidingen en barokke beelden), en waarin de ene na de andere verbijsterde uitweiding tussen haken te bewonderen valt. Zinnen die alle aspecten van de ervaring mee willen nemen, tot de meest tegenstrijdige en ongerijmde en nog nauwelijks begrepen aspecten aan toe. Net als de ellenlange zinnen van Proust. Maar die zinnen verlopen bij Proust nog redelijk analytisch (hoewel onnavolgbaar), en monden nog meanderend uit in een (weliswaar verbluffende) conclusie. Terwijl je bij Simon verbijsterd zit te kijken naar een caleidoscopische nevenschikking van vaak ongelofelijke taferelen en ongerijmde beelden die geen enkele conclusie toelaat. Of: alleen de conclusie toelaat dat er geen conclusie is. Door de voortdurende vervlechting van de drie verhaallijnen - van de generaal, de cavalerist en O.- krijg je als lezer al een behoorlijk hallucinerend tableau voorgeschoteld, maar die hallucinatie wordt in veel van Simons zinnen zelfs nog verder verhevigd.

Simon kan die hallucinatie ook overbrengen met korte en gefragmenteerde zinnen. Het tweede deel van dit boek, dat over de generaal gaat, begint bijvoorbeeld als volgt: "Hij is vijftig jaar. Hij is opperbevelhebber van de artillerie in het leger in Italië. Hij houdt verblijf in Milaan. Hij draagt een tuniek met kraag en plastron vol goudborduursel. Hij is zestig jaar. Hij houdt toezicht op de afrondingswerkzaamheden aan het terras van zijn kasteel. Hij heeft zich kouwelijk in een oude kapotjas gehuld. Hij ziet zwarte vlekken. Die avond zal hij dood zijn. Hij is dertig jaar. Hij is kapitein. Hij gaat naar de opera". Toen ik deze passage de eerste keer las, zonder veel concentratie, vond ik hem maar armetierig en hakkelend. Maar later zag ik wat Simon in deze passage en dit deel doet: alles in dit verhaal over de generaal loopt synchroon, alsof de generaal in zijn herinnering tegelijk kleuter, knaapje, oude man en jonge revolutionair is. Alsof zijn hele leven als een film aan hem voorbijtrekt waarin de scenes niet chronologisch maar synchroon of in willekeurige volgorde verlopen. Alsof de oude en stervende man even actueel - of veraf- is als de dertiger. Alsof over zijn lange en turbulente leven alleen te vertellen is in verbrokkelde fragmenten, alsof dat leven een tableau is van discontinue brokstukken en geen eenheid. Sommige van die hier geciteerde gefragmenteerde zinnetjes krijgen later diepere of zelfs ontroerende betekenis, als je ze met andere gefragmenteerde zinnetjes associeert. Die opera bijvoorbeeld die kort wordt genoemd is vermoedelijk de opera "Orpheus", waar hij zijn eerste vrouw ontmoet. Nog later kom je erachter dat die vrouw jong is overleden, en dat de generaal veel moeite heeft gedaan om een grafmonument op te richten, dat omringd is door een zorgvuldig vormgegeven en in cultuur gebracht landgoed. Zijn eigen "Georgica" , met zijn dode geliefde als kern. Dat, in combinatie met diverse raadselachtig korte flarden over de opera "Orpheus", waarin Orpheus het verlies van zijn dode geliefde Eurydice bezingt en tegelijk een monument voor haar opricht in zijn zang en dichtkunst, suggereert tussen de regels door dat de eerste vrouw van de generaal voor hem een soort eeuwig betreurde Eurydice was. Wat nog versterkt wordt door latere passages waarin de toneelsetting van de opera "Orfeus" gedetailleerd beschreven wordt, alsof het Orfeus-gegeven de generaal geregeld bespookt. Maar het blijft bij een suggestie, een aanduiding, een tragedie die niet geëxpliciteerd en verklaard wordt maar die impliciet blijft. Zodat we wel kunnen vermoeden dat die tragedie het leven van de generaal doordesemt, maar niet precies weten waarom precies en hoe. Precies dat suggestieve en intrigerende geheim blijft dan naar mijn smaak mooi als geheim bewaard, door de elliptische wijze waarop Simon dit hoofdstuk vormgeeft. En ook door de ellenlange zinnen in de hoofdstukken erna, waarin het geheim van wie of wat de generaal was alleen nog maar groter en ondoorgrondelijker wordt.

Maar het is ondoenlijk om "Georgica" samen te vatten. Het boek is te rijk, veel van de zinnen zijn door hun enorme lengte van vele pagina's niet te citeren, en elke zin is vol van weer andere ongelofelijk indringende hyperbolen en beelden. Simon lezen is voor mij net als Faulkner lezen, en dat betekent: mij onderdompelen in een raadselachtig rijke en duistere wereld die ik eerst helemaal niet begrijp, en ook later nooit helemaal doorgrond, maar die wel fascinerende nieuwe perspectieven en ervaringshorizonten voor mij opent. En bovendien mij mee laten voeren door zinnen die mij helemaal hilair maken door hun unieke schoonheid, ook al zijn ze soms vernietigend pessimistisch, en ook al begrijp ik ze zelfs na herhaalde herlezing maar ten dele. Elke zin van Simon schittert daardoor op andere wijze van steeds weer andere details, elke zin is op zijn eigen wijze onuitputtelijk ongerijmd, en dat gaat in elke recensie verloren. Ik citeer niettemin toch een stukje van zo'n ellenlange zin, om te laten zien welke totale tegendelen Simon soms kan samenbrengen. Het gaat om een tafereeltje waarin iemand, die eerder als een wolf was gekarakteriseerd, nu langzaam door moerassige modder kruipt waarin hij eerst driegde te versmoren, waarbij hij verandert in een voorhistorisch kruipend beest. En tegelijk om een tafereeltje vol fragiele pracht: "en in die houding begon hij, toen hij erin geslaagd was zijn ledematen een voor een te bevrijden, langzaam, met oneindige voorzichtigheid, te kruipen (zelfs geen beest meer- tenminste niet een van die dieren die je kunt zien lopen of zwemmen: zoiets als een van die organismen halverwege tussen vis, reptiel en zoogdier, die in het prille begin van de wereld, nog voor de scheiding van land en wateren, zich door de modder sleepten met behulp van dingen die zichzelf ook halverwege twee namen bevonden: al reeds geen vinnen meer en ook geen ledematen), en eindelijk, uitgeput, langdurig wachtend tot hij weer op adem kwam, opnieuw in de beschutting van de hoge varens, kijkend naar de onschuldige, verraderlijke open plek waarover de schaduwen van de bomen al langer begonnen te worden, maar nog steeds dezelfde witte vlinders die maar doorgingen met te rijzen en te dalen in het zonlicht, en naar de flonkerende libellen, horizontaal, onbeweeglijk op hun metalige vleugels in de lucht hangend, plotseling van hoogte veranderend en dan opnieuw roerloos in de roerloze lucht, en hij die een soort woeste vreugde, een triomf, en gevoel van vrede in zich voelde opstijgen, hem helemaal vervullen- ". Dit is, zoals gezegd, maar een stukje van een zin die vele pagina's duurt. Maar wel een stukje dat ik eindeloos opnieuw kan lezen. Want ik krijg maar geen genoeg van dat beeld van de door de modder kruipende mens, die verandert in een metafoor van een in prehistorische modder kruipend prehistorisch wezen. Of liever: van een soort primordiale gestalte ondergedompeld in oermaterie, die aan elke chronologie en logica en ordening vooraf gaat. Of: in een tohu wabohu en oerchaos die vooraf gaat aan elke rede en elk begrip. Precies die oerchaos ziet Simon in de oorlog voortdurend aan het werk: vandaar zijn ellenlange beschrijvingen elders in het boek van de modderachtige loopgraven; van de oermaterie waarmee wij versmelten door de dood, van de aarde die zelfs foto's van jonge soldaten en te verkleuren en die symbool staat voor transmutatie van alles dat leeft; van het ongevormde slijk dat uiteindelijk elke zinvolle vorm en identiteit opslorpt. En zo meer. Wij mensen zijn niks dan ongevormde beesten die kruipen in modderige oermaterie, aldus volgens mij Simon, en dat beseffen wij weer in oorlogstijd. Want oorlog is niks anders dan natuur in zijn meest ruwe en ongevormde oergedaante, een chaos waarin ook wij elke vorm en identiteit verliezen. En waarin wij weer transmuteren in half-gevormde modderwezens. Maar tegelijk is de natuur ook de fragiele pracht van vlinders, libellen, zonsopgangen, herfstbladeren, vergezichten, sneeuwlandschappen, van alle schoonheid die wij vergeefs proberen te vangen in literatuur en kunst...…. Een ondoorgrondelijk en onbegrijpelijk dubbelzinnig tableau dus vol chaos, verschrikking én schoonheid. Dat is de natuur. En precies dat laat Simon in "Georgica" op magistrale wijze zien.

Dit boek is kortom onuitputtelijk, op elke pagina opnieuw. Een boek waardoor ik mij langzaam en geduldig liet overweldigen, door het twee keer integraal te lezen en veel van zijn zinnen wel vijf keer, en nog steeds heb ik het niet echt uit. Een boek dat mijn normaal nogal analytische denken doorbrak, door mij onder te dompelen in een ongelofelijk rijk en onbevattelijk tableau dat zich nauwelijks analytisch laat ontleden. Wat een ongemakkelijke sensatie was, maar ook een bevrijdende. Een boek vol chaos, maar ook vol schoonheid en vol fenomenale beelden waar ik helemaal paf van stond. Een boek vol verval, teloorgang, pessimisme en dood, waar ik tegelijk toch euforisch van werd. Een boek dat veel mensen niks zullen vinden, omdat ze gek zullen worden van de complexiteit van zijn stijl en vorm. Maar ik vond het geweldig.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde