Lezersrecensie
Het vrije en belangeloze spel van de geest, de mens als voortdurend experiment en eeuwige zoeker
Een goede vriendin gaf mij het door haar zeer bejubelde"Das Glasperlenspiel", het magnum opus van Herman Hesse. Ik had enige huiver: Hesse is uiteraard een Nobelprijswinnaar, maar zijn boeken staan vol levenslessen en religieuze parabels. En daar ben ik tot walgbrakens toe allergisch voor, dus heb ik Hesse altijd als de lepra gemeden. Ten onrechte, blijkt nu, want "Das Glasperlenspiel" is een ongelofelijk ongewoon meesterwerk, dat mij vaak enorm verraste en zeer verrukte. Het Duitse origineel is overigens wel veel mooier dan de Nederlandse vertaling (ik las beide tegelijk), vooral omdat de majestueuze zinnen in het Duits veel beter klinken, maar ook in het Nederlands is het een fonkelend boek.
Het boek speelt in de denkbeeldige provincie Kastalië, in de toekomstige wereld van de 23e eeuw. Kastalië is een vrijplaats van cultuur en geest, en die vrijheid en glorie van de geest wordt gecelebreerd en tot nieuwe toppunten gevoerd door het "Glasperlenspiel", oftewel "Kralenspel". Dit lijkt, zeer in de verte, op "magische spelen die door geleerden, monniken of aan de hoven van cultuurminnende vorsten bedacht en gespeeld zijn, bijvoorbeeld in de vorm van schaakspelen waarvan de stukken en velden behalve de gewone ook nog een geheime betekenis hadden". Maar nog belangrijker is dat het spel gebaseerd is op de cultus van de muziek: "Vanaf de vroegste dagen van China tot de sagen van de Grieken speelt de gedachte van een ideaal, hemels leven van de mensen onder de heerschappij van de muziek een rol. Het Kralenspel hangt dan ook zeer nauw samen met deze cultus van de muziek ('in eeuwige gedaanteverwisselingen begroet de geheime macht van de muziek ons hier op dit ondermaanse'- Novalis)". En over die cultus van de muziek produceert Hesse echt de ene adembenemende prachtalinea na de andere. Bijvoorbeeld: "Steeds is de houding van de mens, waarvan de klassieke muziek een uiting is, dezelfde, steeds berust zij op dezelfde soort levenskennis en streeft zij naar dezelfde soort superioriteit over het toeval. Het gebaar van de klassieke muziek betekent weet hebben van de tragiek van het mens- zijn, een beamen van het lot van de mens, dapperheid, blijmoedigheid! Of het nu de bevalligheid van een menuet van Händel of Couperin is, of de tot een teder gebaar gesublimeerde zinnelijkheid zoals bij veel Italiaanse componisten of Mozart, dan wel de stille, gelaten bereidheid om te sterven, zoals bij Bach, het is steeds een maar- toch, een onverschrokkenheid voor de dood, er klinkt steeds een grandezza, een bovenmenselijk lachen, een onsterfelijke sereniteit in door, Zo moet het ook in ons Kralenspel klinken, en in ons hele leven, doen en lijden".
Muziek ontstijgt dus volgens Hesse de aardse ellende en wisselvalligheid niet, maar geeft er volgens hem wel gesublimeerd en subliem vorm aan. Misschien hebben Bach en Mozart in hun dagelijks leven vaak heel plat geleden en heel ordinair van het leven gebaald, maar door hun muziek reiken zij ons ervaringen van blijmoedigheid ("Heiterkeit") en vreugdevolle berusting aan die wij in het leven van alledag nauwelijks kunnen realiseren of zelfs maar vermoeden. Alle leed, vertwijfeling, doodsangst en ongewisheid van het bestaan wordt door de grote componisten immers gesublimeerd en verklankt in harmonieën van onwereldse schoonheid. Niet voor niets wordt "de blijmoedigheid van de muziek" geroemd, "die immers niets anders is dan dapperheid, dan een blijmoedig, glimlachend zich voortbewegen en dansen door de verschrikkingen en vlammen van de wereld, een feestelijke offerande". Daarnaast zinspeelt Hesse vaak op het aloude motief van de "harmonie der sferen", die volgens oude denkers en dromers muzikaal was, maar dan in de zin van muziek die het hoorbare en begrijpbare overstijgt en ook veel meer uitdrukt dan taal en ratio ooit kunnen uitdrukken. Welnu, precies die geest van de muziek doordesemt ook het "Kralenspel", dat een spel is van symbolen die vaak zijn afgeleid van muziek of muzieknotaties, maar die ook verwijzen naar alle wetenschappen en alle overige kunsten. Bovendien spelen diverse meditatietechnieken een grote rol, en wordt er inspiratie ontleend aan denkers uit alle tijden, windstreken en religies: Bach wordt verbonden met de I Tjing wordt verbonden met onbekende 17e eeuwse theologen wordt verbonden met Visjnoe, met beeldende kunst, met hiëroglyfen en Chinese karakters en esoterische symbolen, en nog veel meer. Een spel dus waarin alle domeinen van de geest, wetenschappelijk en kunstzinnig, in nieuwe harmonieën en betekenissamenhangen aaneen worden gecomponeerd, waardoor er nieuwe schitterende en sublieme werelden van de geest worden geopend.
Hoe dat precies gaat weten we als lezer niet. We hebben immers met een subliem spel te maken, waarin alle domeinen van de geest tot een toppunt worden gevoerd en in nieuwe patronen worden gehercombineerd, niet met b.v. een schaakpartij of een potje dammen waarvan het verloop concreet beschreven kan worden. Dus biedt Hesse ons alleen glimpen en fragmenten van hoe een "Glasperlenspiel" kan zijn vormgegeven, glimpen die mijn verbeeldingskracht erg stimuleren juist omdat het alleen glimpen zijn van iets dat mijn voorstellingsvermogen ver te boven gaat. Bovendien, het "Glasperlenspiel" is in mijn beleving niet alleen een concreet- hoewel fictief- spel, maar ook een symbolisch begrip: het doet mij denken aan Schillers gedachte dat de mens pas waarlijk en volledig zichzelf is als hij speelt, of Kants notie dat de esthetische schoonheidservaring vooral de vreugdevolle ervaring is van het vrije spel van onze geestelijke vermogens. De schoonheidservaring van een bloem is zonder interesse, zonder eigenbaat, zonder nut buiten de eigen schoonheidservaring om: we maken ons zelfs vrij van elke botanische definitie, en van alles wat we over die bloem menen te weten. En zo is ook de schoonheid van het "Glasperlenspiel" zonder extern doel: het vrije spel van de geest dient niet om bijvoorbeeld een concurrentievoordeel te halen of de staatsinrichting te verbeteren, en al helemaal niet om te bevestigen wat we al weten, maar dient puur de ultieme ontplooiing van alle verschillende wetenschappelijke en artistieke domeinen van die geest zelf.
Hesse schreef van 1931 tot 1943 aan dit boek: midden in de barre tijden van het Nazisme en WO II. Alleen dat al doet sterk vermoeden dat het vergeestelijkte Kastalië, waarin het "Glasperlenspiel" wordt gecelebreerd, als utopisch tegenwicht is bedoeld tegen de toenmalige chaotische barbarij. Dat vermoeden wordt nog versterkt door diverse passages in Hesses boek zelf, waarin gezegd wordt dat Kastalië ontstond omdat de wereld naar nieuwe zingevende verbanden zocht na de verschrikkingen van diverse oorlogen en na de stuitende oppervlakkigheid van wat Hesse de "tijd van het feuilleton" noemt, een tijd waarin media en hun vergankelijke schijnwaarheden regeerden. "Das Glasperlenspiel" beschrijft uiteraard niet concreet hoe een Kastalisch enclave van de geest bereikt kan worden. Maar het laat wel zien dat we, met inzet van al onze denkkracht en fantasie, ons de contouren van zo'n enclave zouden kunnen voorstellen. En het laat zien dat in elk geval Hesse in staat was om een nieuwe kunst- en spelvorm te bedenken waarin de geest vrij spel heeft als nooit tevoren. Oké, het is een fictieve kunst- en spelvorm, en een spelvorm die ons voorstellingsvermogen te boven gaat, maar die ons wel - of: juist daardoor- enorm inspireert. Dat is geen gering statement. En zelfs een meeslepend prachtig en zeer overtuigend statement, door Hesses prachtige passages over de geest van het "Glasperlenspiel" en over de inspiratie vanuit muziek, filosofie, en diverse Christelijke en Oostelijke religieuze denkers. Ik was in elk geval heel verbaasd om te merken hoe Hesse mij helemaal meezoog in de onvoorstelbare Kastalische wereld, en in de schoonheid en rijkdom van het toch zo ondoorgrondelijke en onvoorstelbare "Glasperlenspiel".
Nog verbaasder was ik echter door de experimentele, gewaagde vorm van de roman als geheel. Het boek begint met een even fraaie als ondoorgrondelijke beschouwing over aard en waarde van het "Glasperlenspiel", van een anonieme verteller die afkomstig is uit het Kastalië in de verre toekomst. Diezelfde verteller schotelt ons vervolgens een zeer lange biografie ("Lebensbeschreibung") voor van de magister ludi Josef Knecht, de man die opklom tot meester van het "Glasperlenspiel", dus tot hoofdverantwoordelijke voor het ontwerpen, componeren en uitvoeren van "Glasperlenspielen", maar die vervolgens de Kastalische orde verlaat om in de werkelijke wereld schoolmeester te kunnen worden. Een raadselachtig, zeer tegendraads, zelfs verbijsterend besluit, waar iedereen helemaal paf van staat. Ook de biograaf, zo lijkt het. Dat, in combinatie met de ondoorgrondelijke aard van het "Glasperenspiel" en van de geest, is voor de biograaf meerdere keren aanleiding om zijn onwetendheid te benadrukken en om aan te geven dat hij schrijft over zaken die de ratio en zijn eigen begrip te boven gaan. Deze biografie, over een fictieve persoon, is daardoor vaak bijna de parodie op een biografie: zelden zal een conventionele biograaf zo vaak en op zo veel verschillende manieren laten merken dat het leven dat hij beschrijft hem een raadsel is, en dat bij alles wat essentieel is woorden per definitie tekort schieten. De biografie eindigt met een "legende", die de biograaf uit andere, overigens ook weer onzekere bronnen zegt te hebben geput, en die het raadsel nog wat vergroot. En na die biografie volgen dan weer niet-becommentarieerde teksten van Josef Knecht zelf: eerst een aantal fraaie gedichten (naar sommige daarvan was ook in de biografie al verwezen), daarna drie ongelofelijk prachtige parabels.
De gedichten zorgen voor intrigerende aanvullingen op en contrasten met de biografie. De parabels doen dat niet minder. Dat zijn namelijk fictieve autobiografieën, waarin Josef Knecht zichzelf voorstelde in andere tijden en werelden. namelijk als prehistorische regenmaker, als boetvaardige woestijnheilige, en als Indiase jongeling die - al dan niet gedroomd- een rad van omwentelingen doorleeft waarin hij zich ontwikkelt van prins naar herder naar moordenaar naar vluchteling naar prins en naar yogi. Reeds in de biografie wordt over dit genre van fictieve auto-biografieën gesproken: "het was een oefening, een spel van de verbeeldingskracht om zich het eigen ik in gewijzigde omstandigheden voor te stellen". Maar ook: "Ze leerden hun eigen persoon als een masker, als een vergankelijk kleed van een entelechie te zien". Een "spel van de verbeeldingskracht" staat er: het gaat dus, net als in het "Glasperlenspiel", om een vrij spel van de geest, waarin de fictieve Josef Knecht in verhalen die Josef Knecht over zichzelf bedenkt veel zeggen over de werkelijke Josef Knecht. Of in elk geval over potentialiteiten van de werkelijke Josef Knecht, niet gerealiseerde maar wel intrigerende mogelijkheden of richtingen. "Ieder van ons is slechts een mens, slechts een experiment, een zoeker" zegt iemand tegen Josef Knecht: geheel in lijn daarmee is het ook interessant of zelfs essentieel om te onderzoeken hoe je zou zijn als je een prehistorische regenmaker was, of een boetvaardige woestijnheilige, of een Indiase jongeling die een heel rad van omwentelingen doormaakt. Bovendien, door deze gedachteoefening, dit spel van de verbeeldingskracht, leert Knecht ook om zijn "eigen persoon als een masker […] te zien". Alsof de 'echte' Josef Knecht, die centraal stond in de biografie, niet heel veel werkelijker is dan de fictieve Josef Knecht uit de door hem bedachte parabels. Alsof de 'echte' Josef Knecht ook maar bepaald wordt door toevalligheden en situationele factoren, en een deels heel andere persoon zou kunnen zijn indien hij zou zijn opgegroeid in prehistorische tijden of in het oude India. En alsof ook Josef Knecht een experiment is, een zoeker, die zowel in door hem bedachte verhalen als in zijn eigen leven voortdurend zoekt naar wie of wat hij is, en voortdurend experimenteert met nieuwe denkbeelden en perspectieven over zijn identiteit en bestemming. Wat ook naar voren komt in een van de gedichten: "Zijn is ons niet gegund. Wij zijn slechts stroom,/ Wij vloeien gewillig alle vormen binnen:/ De dag, de nacht, de holte en de koepel,/ Wij gaan er door, ons drijft de dorst naar zijn". Het leven van Knecht stroomt, stolt nooit in een definitieve conclusie, is altijd in wording. Net als het onze, alleen denken wij daar nooit zo over na.
Ik zei eerder al dat ik verbaasd en verrukt was over de utopische rijkdom van Kastalië en zijn "Glasperlenspiel". Maar nog verbazender en inspirerender vind ik dat die utopische rijkdom bij Hesse niet een eindstation is, maar een doorgangsruimte en tussenstadium. Prachtig wordt beschreven hoe Knecht, door allerlei dialogen waarin hij met totaal van de zijne afwijkende perspectieven wordt geconfronteerd, zich doorontwikkelt tot de ambassadeur en kenner bij uitstek van het "Glasperlenspiel" en de geestelijke waarden die dit spel vertegenwoordigt. Maar nog prachtiger is hoe Knecht, via dezelfde en nog weer andere dialogen, tot de conclusie komt dat ook Kastalië en ook het "Glasperlenspiel" historische fenomenen zijn, die zijn ontstaan en die zich ontwikkelen door allerlei grillige factoren en toevalligheden waar niemand enige greep op heeft, en die door andere grillige factoren en toevalligheden ook weer zullen vergaan. Mooi statement: Hesse ontwerpt niet alleen het "Glasperlenspiel" als utopisch tegenwicht tegen barbaarse tijden, maar herinnert ons er ook aan dat het spel van de geest zich nooit helemaal kan en mag onthechten van de platte, wrede en chaotische wereld van alledag. Bovendien, Knecht is net als elk mens een experiment, een zoeker, maar is zich daar wel veel sterker van bewust dan anderen. Niet voor niets dicht hij: "Blijmoedig zullen we ruimte na ruimte doorschrijden,/ Aan niemand ons hechten als een vaderland,/ De wereldgeest zal ons niet binden en beperken,/ Hij zal ons stadium na staium verruimen, verheffen". En ook: "Zoals elke bloesem verwelkt en elke jeugd/ Moet wijken voor de ouderdom, bloeit elk levensstadium/ Elke wijsheid, en ook elke deugd/ Elk op zijn eigen tijd en mag niet eeuwig duren,/ Bij elke roep tot leven moet het hart/ Bereid tot afscheid zijn en weer opnieuw beginnen,/ Om dapper, zonder spijt zich aan/ Andere, nieuwe bindingen over te geven./ In elk begin schuilt ook de toverkracht/ Die ons beschermt en helpt te leven". Kortom, ook Kastalië met zijn "Glasperlenspiel" is een ruimte die Knecht blijmoedig doorschrijden moet. Ook van die utopische wereld, hoe ultiem schitterend ook, moet Knecht afscheid nemen om ruimte te maken voor een nieuw begin met nieuwe toverkracht. Wat een nieuwe bestaansruimte en geestelijke ruimte oplevert die ook weer ongewis is, en tijdelijk bovendien: de mens is en blijft experiment en zoeker. Tot aan de dood. Als die dood tenminste het einde is, en niet de opening van nog weer heel andere, nog ongewissere ruimten, voor onszelf of wellicht voor anderen.
De utopische rijkdom en schoonheid van het Kastalische "Glasperlenspiel" vond ik schitterend beschreven. Maar nog schitterender vind ik hoe Jozef Knecht neergezet wordt als eeuwige, blijmoedige en artistieke zoeker. Formidabel vind ik hoe dat zoekende en tastende tot uiting komt in de veelvormige structuur van dit boek: utopie, biografie, legende, gedichtenverzameling, en bundeling van parabels tegelijk. Meerdere genres tegelijk dus, met soms intrigerende spanningen tussen en binnen die genres: de parabels met een fictieve Josef Knecht naast een biografie met een zogenaamd werkelijke Josef Knecht, een biografie waarin de biograaf vaak zegt dat het beschreven leven hem een raadsel is, gedichten die de biografie fraai aanvullen maar er soms ook mee in contrast staan. En ik word helemaal blij van het spel met de geest dat "Das Glasperlenspiel" speelt en viert: in de beschrijvingen van aard en waarde van dit op de cultus van de muziek geïnspireerde spel, maar nog meer in de beschrijvingen van de eindeloze zoektochten vol verbeeldingskracht van de eeuwige zoeker Josef Knecht. Zoektochten vol blijmoedigheid bovendien, ondanks alle vertwijfeling en pijn, want steeds staat de vervoering van nieuwe ontdekkingen en perspectieven voorop, en steeds wordt gezocht naar nieuwe vormen van schoonheid, vervulling, verrukking en vreugde.
Het is na dit boek kortom wel duidelijk dat ik Hesse altijd helemaal heb miskend. Moet ik nu dus meer van hem gaan lezen!?
Het boek speelt in de denkbeeldige provincie Kastalië, in de toekomstige wereld van de 23e eeuw. Kastalië is een vrijplaats van cultuur en geest, en die vrijheid en glorie van de geest wordt gecelebreerd en tot nieuwe toppunten gevoerd door het "Glasperlenspiel", oftewel "Kralenspel". Dit lijkt, zeer in de verte, op "magische spelen die door geleerden, monniken of aan de hoven van cultuurminnende vorsten bedacht en gespeeld zijn, bijvoorbeeld in de vorm van schaakspelen waarvan de stukken en velden behalve de gewone ook nog een geheime betekenis hadden". Maar nog belangrijker is dat het spel gebaseerd is op de cultus van de muziek: "Vanaf de vroegste dagen van China tot de sagen van de Grieken speelt de gedachte van een ideaal, hemels leven van de mensen onder de heerschappij van de muziek een rol. Het Kralenspel hangt dan ook zeer nauw samen met deze cultus van de muziek ('in eeuwige gedaanteverwisselingen begroet de geheime macht van de muziek ons hier op dit ondermaanse'- Novalis)". En over die cultus van de muziek produceert Hesse echt de ene adembenemende prachtalinea na de andere. Bijvoorbeeld: "Steeds is de houding van de mens, waarvan de klassieke muziek een uiting is, dezelfde, steeds berust zij op dezelfde soort levenskennis en streeft zij naar dezelfde soort superioriteit over het toeval. Het gebaar van de klassieke muziek betekent weet hebben van de tragiek van het mens- zijn, een beamen van het lot van de mens, dapperheid, blijmoedigheid! Of het nu de bevalligheid van een menuet van Händel of Couperin is, of de tot een teder gebaar gesublimeerde zinnelijkheid zoals bij veel Italiaanse componisten of Mozart, dan wel de stille, gelaten bereidheid om te sterven, zoals bij Bach, het is steeds een maar- toch, een onverschrokkenheid voor de dood, er klinkt steeds een grandezza, een bovenmenselijk lachen, een onsterfelijke sereniteit in door, Zo moet het ook in ons Kralenspel klinken, en in ons hele leven, doen en lijden".
Muziek ontstijgt dus volgens Hesse de aardse ellende en wisselvalligheid niet, maar geeft er volgens hem wel gesublimeerd en subliem vorm aan. Misschien hebben Bach en Mozart in hun dagelijks leven vaak heel plat geleden en heel ordinair van het leven gebaald, maar door hun muziek reiken zij ons ervaringen van blijmoedigheid ("Heiterkeit") en vreugdevolle berusting aan die wij in het leven van alledag nauwelijks kunnen realiseren of zelfs maar vermoeden. Alle leed, vertwijfeling, doodsangst en ongewisheid van het bestaan wordt door de grote componisten immers gesublimeerd en verklankt in harmonieën van onwereldse schoonheid. Niet voor niets wordt "de blijmoedigheid van de muziek" geroemd, "die immers niets anders is dan dapperheid, dan een blijmoedig, glimlachend zich voortbewegen en dansen door de verschrikkingen en vlammen van de wereld, een feestelijke offerande". Daarnaast zinspeelt Hesse vaak op het aloude motief van de "harmonie der sferen", die volgens oude denkers en dromers muzikaal was, maar dan in de zin van muziek die het hoorbare en begrijpbare overstijgt en ook veel meer uitdrukt dan taal en ratio ooit kunnen uitdrukken. Welnu, precies die geest van de muziek doordesemt ook het "Kralenspel", dat een spel is van symbolen die vaak zijn afgeleid van muziek of muzieknotaties, maar die ook verwijzen naar alle wetenschappen en alle overige kunsten. Bovendien spelen diverse meditatietechnieken een grote rol, en wordt er inspiratie ontleend aan denkers uit alle tijden, windstreken en religies: Bach wordt verbonden met de I Tjing wordt verbonden met onbekende 17e eeuwse theologen wordt verbonden met Visjnoe, met beeldende kunst, met hiëroglyfen en Chinese karakters en esoterische symbolen, en nog veel meer. Een spel dus waarin alle domeinen van de geest, wetenschappelijk en kunstzinnig, in nieuwe harmonieën en betekenissamenhangen aaneen worden gecomponeerd, waardoor er nieuwe schitterende en sublieme werelden van de geest worden geopend.
Hoe dat precies gaat weten we als lezer niet. We hebben immers met een subliem spel te maken, waarin alle domeinen van de geest tot een toppunt worden gevoerd en in nieuwe patronen worden gehercombineerd, niet met b.v. een schaakpartij of een potje dammen waarvan het verloop concreet beschreven kan worden. Dus biedt Hesse ons alleen glimpen en fragmenten van hoe een "Glasperlenspiel" kan zijn vormgegeven, glimpen die mijn verbeeldingskracht erg stimuleren juist omdat het alleen glimpen zijn van iets dat mijn voorstellingsvermogen ver te boven gaat. Bovendien, het "Glasperlenspiel" is in mijn beleving niet alleen een concreet- hoewel fictief- spel, maar ook een symbolisch begrip: het doet mij denken aan Schillers gedachte dat de mens pas waarlijk en volledig zichzelf is als hij speelt, of Kants notie dat de esthetische schoonheidservaring vooral de vreugdevolle ervaring is van het vrije spel van onze geestelijke vermogens. De schoonheidservaring van een bloem is zonder interesse, zonder eigenbaat, zonder nut buiten de eigen schoonheidservaring om: we maken ons zelfs vrij van elke botanische definitie, en van alles wat we over die bloem menen te weten. En zo is ook de schoonheid van het "Glasperlenspiel" zonder extern doel: het vrije spel van de geest dient niet om bijvoorbeeld een concurrentievoordeel te halen of de staatsinrichting te verbeteren, en al helemaal niet om te bevestigen wat we al weten, maar dient puur de ultieme ontplooiing van alle verschillende wetenschappelijke en artistieke domeinen van die geest zelf.
Hesse schreef van 1931 tot 1943 aan dit boek: midden in de barre tijden van het Nazisme en WO II. Alleen dat al doet sterk vermoeden dat het vergeestelijkte Kastalië, waarin het "Glasperlenspiel" wordt gecelebreerd, als utopisch tegenwicht is bedoeld tegen de toenmalige chaotische barbarij. Dat vermoeden wordt nog versterkt door diverse passages in Hesses boek zelf, waarin gezegd wordt dat Kastalië ontstond omdat de wereld naar nieuwe zingevende verbanden zocht na de verschrikkingen van diverse oorlogen en na de stuitende oppervlakkigheid van wat Hesse de "tijd van het feuilleton" noemt, een tijd waarin media en hun vergankelijke schijnwaarheden regeerden. "Das Glasperlenspiel" beschrijft uiteraard niet concreet hoe een Kastalisch enclave van de geest bereikt kan worden. Maar het laat wel zien dat we, met inzet van al onze denkkracht en fantasie, ons de contouren van zo'n enclave zouden kunnen voorstellen. En het laat zien dat in elk geval Hesse in staat was om een nieuwe kunst- en spelvorm te bedenken waarin de geest vrij spel heeft als nooit tevoren. Oké, het is een fictieve kunst- en spelvorm, en een spelvorm die ons voorstellingsvermogen te boven gaat, maar die ons wel - of: juist daardoor- enorm inspireert. Dat is geen gering statement. En zelfs een meeslepend prachtig en zeer overtuigend statement, door Hesses prachtige passages over de geest van het "Glasperlenspiel" en over de inspiratie vanuit muziek, filosofie, en diverse Christelijke en Oostelijke religieuze denkers. Ik was in elk geval heel verbaasd om te merken hoe Hesse mij helemaal meezoog in de onvoorstelbare Kastalische wereld, en in de schoonheid en rijkdom van het toch zo ondoorgrondelijke en onvoorstelbare "Glasperlenspiel".
Nog verbaasder was ik echter door de experimentele, gewaagde vorm van de roman als geheel. Het boek begint met een even fraaie als ondoorgrondelijke beschouwing over aard en waarde van het "Glasperlenspiel", van een anonieme verteller die afkomstig is uit het Kastalië in de verre toekomst. Diezelfde verteller schotelt ons vervolgens een zeer lange biografie ("Lebensbeschreibung") voor van de magister ludi Josef Knecht, de man die opklom tot meester van het "Glasperlenspiel", dus tot hoofdverantwoordelijke voor het ontwerpen, componeren en uitvoeren van "Glasperlenspielen", maar die vervolgens de Kastalische orde verlaat om in de werkelijke wereld schoolmeester te kunnen worden. Een raadselachtig, zeer tegendraads, zelfs verbijsterend besluit, waar iedereen helemaal paf van staat. Ook de biograaf, zo lijkt het. Dat, in combinatie met de ondoorgrondelijke aard van het "Glasperenspiel" en van de geest, is voor de biograaf meerdere keren aanleiding om zijn onwetendheid te benadrukken en om aan te geven dat hij schrijft over zaken die de ratio en zijn eigen begrip te boven gaan. Deze biografie, over een fictieve persoon, is daardoor vaak bijna de parodie op een biografie: zelden zal een conventionele biograaf zo vaak en op zo veel verschillende manieren laten merken dat het leven dat hij beschrijft hem een raadsel is, en dat bij alles wat essentieel is woorden per definitie tekort schieten. De biografie eindigt met een "legende", die de biograaf uit andere, overigens ook weer onzekere bronnen zegt te hebben geput, en die het raadsel nog wat vergroot. En na die biografie volgen dan weer niet-becommentarieerde teksten van Josef Knecht zelf: eerst een aantal fraaie gedichten (naar sommige daarvan was ook in de biografie al verwezen), daarna drie ongelofelijk prachtige parabels.
De gedichten zorgen voor intrigerende aanvullingen op en contrasten met de biografie. De parabels doen dat niet minder. Dat zijn namelijk fictieve autobiografieën, waarin Josef Knecht zichzelf voorstelde in andere tijden en werelden. namelijk als prehistorische regenmaker, als boetvaardige woestijnheilige, en als Indiase jongeling die - al dan niet gedroomd- een rad van omwentelingen doorleeft waarin hij zich ontwikkelt van prins naar herder naar moordenaar naar vluchteling naar prins en naar yogi. Reeds in de biografie wordt over dit genre van fictieve auto-biografieën gesproken: "het was een oefening, een spel van de verbeeldingskracht om zich het eigen ik in gewijzigde omstandigheden voor te stellen". Maar ook: "Ze leerden hun eigen persoon als een masker, als een vergankelijk kleed van een entelechie te zien". Een "spel van de verbeeldingskracht" staat er: het gaat dus, net als in het "Glasperlenspiel", om een vrij spel van de geest, waarin de fictieve Josef Knecht in verhalen die Josef Knecht over zichzelf bedenkt veel zeggen over de werkelijke Josef Knecht. Of in elk geval over potentialiteiten van de werkelijke Josef Knecht, niet gerealiseerde maar wel intrigerende mogelijkheden of richtingen. "Ieder van ons is slechts een mens, slechts een experiment, een zoeker" zegt iemand tegen Josef Knecht: geheel in lijn daarmee is het ook interessant of zelfs essentieel om te onderzoeken hoe je zou zijn als je een prehistorische regenmaker was, of een boetvaardige woestijnheilige, of een Indiase jongeling die een heel rad van omwentelingen doormaakt. Bovendien, door deze gedachteoefening, dit spel van de verbeeldingskracht, leert Knecht ook om zijn "eigen persoon als een masker […] te zien". Alsof de 'echte' Josef Knecht, die centraal stond in de biografie, niet heel veel werkelijker is dan de fictieve Josef Knecht uit de door hem bedachte parabels. Alsof de 'echte' Josef Knecht ook maar bepaald wordt door toevalligheden en situationele factoren, en een deels heel andere persoon zou kunnen zijn indien hij zou zijn opgegroeid in prehistorische tijden of in het oude India. En alsof ook Josef Knecht een experiment is, een zoeker, die zowel in door hem bedachte verhalen als in zijn eigen leven voortdurend zoekt naar wie of wat hij is, en voortdurend experimenteert met nieuwe denkbeelden en perspectieven over zijn identiteit en bestemming. Wat ook naar voren komt in een van de gedichten: "Zijn is ons niet gegund. Wij zijn slechts stroom,/ Wij vloeien gewillig alle vormen binnen:/ De dag, de nacht, de holte en de koepel,/ Wij gaan er door, ons drijft de dorst naar zijn". Het leven van Knecht stroomt, stolt nooit in een definitieve conclusie, is altijd in wording. Net als het onze, alleen denken wij daar nooit zo over na.
Ik zei eerder al dat ik verbaasd en verrukt was over de utopische rijkdom van Kastalië en zijn "Glasperlenspiel". Maar nog verbazender en inspirerender vind ik dat die utopische rijkdom bij Hesse niet een eindstation is, maar een doorgangsruimte en tussenstadium. Prachtig wordt beschreven hoe Knecht, door allerlei dialogen waarin hij met totaal van de zijne afwijkende perspectieven wordt geconfronteerd, zich doorontwikkelt tot de ambassadeur en kenner bij uitstek van het "Glasperlenspiel" en de geestelijke waarden die dit spel vertegenwoordigt. Maar nog prachtiger is hoe Knecht, via dezelfde en nog weer andere dialogen, tot de conclusie komt dat ook Kastalië en ook het "Glasperlenspiel" historische fenomenen zijn, die zijn ontstaan en die zich ontwikkelen door allerlei grillige factoren en toevalligheden waar niemand enige greep op heeft, en die door andere grillige factoren en toevalligheden ook weer zullen vergaan. Mooi statement: Hesse ontwerpt niet alleen het "Glasperlenspiel" als utopisch tegenwicht tegen barbaarse tijden, maar herinnert ons er ook aan dat het spel van de geest zich nooit helemaal kan en mag onthechten van de platte, wrede en chaotische wereld van alledag. Bovendien, Knecht is net als elk mens een experiment, een zoeker, maar is zich daar wel veel sterker van bewust dan anderen. Niet voor niets dicht hij: "Blijmoedig zullen we ruimte na ruimte doorschrijden,/ Aan niemand ons hechten als een vaderland,/ De wereldgeest zal ons niet binden en beperken,/ Hij zal ons stadium na staium verruimen, verheffen". En ook: "Zoals elke bloesem verwelkt en elke jeugd/ Moet wijken voor de ouderdom, bloeit elk levensstadium/ Elke wijsheid, en ook elke deugd/ Elk op zijn eigen tijd en mag niet eeuwig duren,/ Bij elke roep tot leven moet het hart/ Bereid tot afscheid zijn en weer opnieuw beginnen,/ Om dapper, zonder spijt zich aan/ Andere, nieuwe bindingen over te geven./ In elk begin schuilt ook de toverkracht/ Die ons beschermt en helpt te leven". Kortom, ook Kastalië met zijn "Glasperlenspiel" is een ruimte die Knecht blijmoedig doorschrijden moet. Ook van die utopische wereld, hoe ultiem schitterend ook, moet Knecht afscheid nemen om ruimte te maken voor een nieuw begin met nieuwe toverkracht. Wat een nieuwe bestaansruimte en geestelijke ruimte oplevert die ook weer ongewis is, en tijdelijk bovendien: de mens is en blijft experiment en zoeker. Tot aan de dood. Als die dood tenminste het einde is, en niet de opening van nog weer heel andere, nog ongewissere ruimten, voor onszelf of wellicht voor anderen.
De utopische rijkdom en schoonheid van het Kastalische "Glasperlenspiel" vond ik schitterend beschreven. Maar nog schitterender vind ik hoe Jozef Knecht neergezet wordt als eeuwige, blijmoedige en artistieke zoeker. Formidabel vind ik hoe dat zoekende en tastende tot uiting komt in de veelvormige structuur van dit boek: utopie, biografie, legende, gedichtenverzameling, en bundeling van parabels tegelijk. Meerdere genres tegelijk dus, met soms intrigerende spanningen tussen en binnen die genres: de parabels met een fictieve Josef Knecht naast een biografie met een zogenaamd werkelijke Josef Knecht, een biografie waarin de biograaf vaak zegt dat het beschreven leven hem een raadsel is, gedichten die de biografie fraai aanvullen maar er soms ook mee in contrast staan. En ik word helemaal blij van het spel met de geest dat "Das Glasperlenspiel" speelt en viert: in de beschrijvingen van aard en waarde van dit op de cultus van de muziek geïnspireerde spel, maar nog meer in de beschrijvingen van de eindeloze zoektochten vol verbeeldingskracht van de eeuwige zoeker Josef Knecht. Zoektochten vol blijmoedigheid bovendien, ondanks alle vertwijfeling en pijn, want steeds staat de vervoering van nieuwe ontdekkingen en perspectieven voorop, en steeds wordt gezocht naar nieuwe vormen van schoonheid, vervulling, verrukking en vreugde.
Het is na dit boek kortom wel duidelijk dat ik Hesse altijd helemaal heb miskend. Moet ik nu dus meer van hem gaan lezen!?
6
Reageer op deze recensie