Lezersrecensie
Speels, tragikomisch en melancholisch boek over de ons steeds ontglippende tijd
"Schuilplaats voor andere tijden" is de tweede in het Nederlands vertaalde roman van de Bulgaarse postmodernist Georgi Gospodinov. En ik vond deze roman nog beduidend mooier, inventiever en ontroerender dan het toch lang niet onaardige "De wetten van de melancholie". Met dank overigens aan Hellen Kooijman, die beide romans vertaalde in heel soepel Nederlands.
Samenvatten van deze roman is nauwelijks mogelijk, want hij zit vol met speelse afdwalingen, intrigerende zijpaden, filosofisch- poëtische mijmeringen en mooie intertekstuele sprongetjes naar Borges, "Der Zauberberg", de Odyssee, Augustinus en meer. Bovendien, de verteller is een soort raadselachtige afsplitsing van Georgi Gospodinov zelf, een alter ego dat samenvalt maar ook verschilt van de 'werkelijke' Georgi Gospodinov, en deze verteller is dan ook nog eens geregeld in (al dan niet imaginair) gesprek met de door hemzelf verzonnen Gaustin, een personage dat weer het complementaire alter ego is van de ik- figuur terwijl die zelf al een alter ego is.
Tevens is Gaustin volgens de ik-figuur ongrijpbaar, onwerkelijk, doordesemd van eenzaamheid, en zelfs 'niet behorend'. Oftewel: "Behorend tot niets in deze wereld, of beter gezegd tot niets in deze huidige wereld". Gaustin dwaalt namelijk in meerdere tijden, in meerdere werelden uit het verleden: niet alleen in zijn verbeelding, zoals een schrijver dat doet, maar fysiek. Al is dat ook weer betrekkelijk, want Gaustin is immers een door de ik- figuur verzonnen fictie, al denkt de ik- figuur soms dat Gaustin meer werkelijkheidsgehalte heeft dan hijzelf. Maar fictie en werkelijkheid lopen in deze postmodernistische roman sowieso op intrigerende wijze in elkaar over. En dat past weer mooi bij een belangrijk thema ervan: de ongrijpbaarheid van de tijd, en van de altijd zo onzekere en broze herinnering aan het verleden.
Veel in deze roman draait om een bijna Borgesiaans fantastisch gedachte- experiment: Gaustins idee om klinieken in te richten ten behoeve van dementie- patiënten, waarin hun vergeten verleden voor even tot in detail wordt gesimuleerd en nagespeeld en daardoor voor even weer oplicht. De patiënten en hun naasten kunnen dan in die gesimuleerde wereld, in dat voor even weer oplichtende verleden, weer samen leven net als ooit. En ook voor even leven in een wereld die niet helemaal leeg is en bedreigend, maar juist zinvol en vol betekenis, net als 'vroeger'. De verlokkingen van dit idee zijn niet gering: "Het idee [...] was om een beschermd verleden of 'beschermde tijd' te creëren. Een schuilplaats voor andere tijden. Hij wilde dat we een raam in de tijd openden en dat daar de mensen die ziek waren konden leven, samen met hun naasten [...]. Dochters en zonen, maar vaker dochters, zouden nog een maand of zelfs een jaar door kunnen brengen met hun moeder of vader voordat de boel helemaal zou instorten. Maar niet dat ze dan bij het bed zouden staan in een aseptisch witte kamer. Het idee was dat ze samen in hetzelfde jaar zouden zijn, dat ze elkaar zouden ontmoeten op de enig mogelijke 'plek'; het jaar dat nog steeds oplichtte in het uitdovende geheugen van hun ouders".
Een fraai idee, en binnen de fantasiewereld van deze roman lukt het Gaustin inderdaad om dit idee in meerdere klinieken tot werkelijkheid te maken. En ook de ik- figuur ervaart hoe krachtig die simulatie kan zijn, als hij op bed gaat liggen in een kinderkamer die bedrieglijk veel lijkt op de kinderkamer van hemzelf: "Het behang, hoe kon ik dat vergeten, het behang was een echte openbaring. Kijk dan - met een kasteel en groene lianen, het leek wel heel erg op het behang in mijn kamer, lichtgroene ruiten, slingerende planten, alleen stond hier in plaats van een kasteel ergens in de hoek een boshuisje met een klein meertje ervoor. Honderd groene huisjes met groene meertjes. Als ik sliep verhuisde ik naar het huis van het behang, om dan in de ochtend door het onaangename gerinkel van de wekker weer bruut terug naar het uit paneelblokken opgetrokken appartement te worden geschopt". Dus vroeger, als kind, zwierf hij in zijn dromen eindeloos door de virtuele werelden van dat behang. En nu, liggend bij dat behang, is hij weer helemaal terug in die kindertijd en in die eindeloos zwervende en rijke dromen.
Vindt de ik- figuur, in die gesimuleerde kinderkamer, dan ook de "schuilplaats voor andere tijden" waar Gaustin over spreekt? Een soort gesimuleerd verleden dat ook een onderkomen biedt als de wereld nu of in de nabije toekomst op instorten staat? En dus bescherming biedt tegen de vergetelheid van de ouderdom, en ook tegen allerlei andere bedreigingen die het heden biedt? In elk geval heeft de ik- figuur een grote en groeiende behoefte aan een dergelijke schuilplaats: "Er is iets, er is melancholie en aantrekkingskracht, die met de jaren niet zwakker, maar juist sterker wordt. En dat iets is zeker verbonden met het steeds sneller leeg worden van mijn geheugen. Iemand die deur na deur opent, van kamer tot kamer gaat, in de hoop, in de hoop en vrees, in een van die kamers zichzelf aan te treffen, daar waar hij nog heel is. Is dit aangetrokken worden door het verleden uiteindelijk niet een poging om die helende plek te bereiken, hoe ver terug die ook ligt, waar de dingen nog compleet zijn, waar het ruikt naar gras, waar je van heel dichtbij een roos en zijn labyrint ziet?".
Maar toch volgt, meteen na deze zo meeslepende uiting van dit verlangen, een ontnuchterende waarschuwing: "Een advies: bezoek nooit, maar dan ook echt nooit na vele jaren een plek die je als kind hebt achtergelaten. Die plek is vervangen, de tijd is er weg, het is er verlaten, spookachtig. Daar. Is. Niets."
Zeker, de "schuilplaats van de tijd" is een krachtige, en heel mooie droom, die door Gospodinov eloquent en indringend wordt verwoord. En in het verlengde daarvan strooit hij met vele prachtige passages over hoe geuren, een simpele lichtval of een toevallig geluid hele vergeten werelden weer opnieuw oproepen. Of met passages over hoe fantasie en fictie dat vermogen te doen. Maar daarnaast zijn er vele fraaie passages die bol staan van verlies, ontheemdheid, existentiële eenzaamheid, verdwaaldheid. Bijvoorbeeld de al kort aangehaalde passages waarin Gaustin "niet behorend" wordt genoemd, verdwaald in de tijd zonder enige schuilplaats. Of de passages over hoe ouderdom altijd gepaard gaat met vergeten, en dus met onherroepelijk verlies. Significant zijn ook de mijmeringen over hoe 1 september 1939 een onvoorziene en onheelbare breuk in de tijd opleverde, een cesuur die de wereld onherroepelijk veranderde. En geen enkel gesimuleerd verleden kan die cesuur ooit ongedaan maken, zo impliceert volgens mij Gospodinov.
Veelzeggend vind ik bovendien de passage waarin de ik- figuur kijkt hoe een teruggevonden jeugdvriend van hem in de verte verdwijnt : "Ik keek hem na, hoe hij verdween over de Graf Ignatiev- straat in de richting van het Sedmotjislentsi- plein, en voor de zoveelste keer tijdens dit verblijf hier voelde ik me vreselijk eenzaam. Als een superheld die ineens al zijn superkrachten heeft verloren, als iemand die naar de toekomst is gereisd terwijl iedereen die hij kende inmiddels dood is, als een kind dat verdwaald is geraakt in een onbekende stad, zoals mij ook een keer overkomen is, in de schemering, wanneer de mensen zich naar huis haasten en niemand blijft staan om je te helpen... Er is altijd één zo'n moment waarop een mens plotseling ouder wordt of zich dit plotseling realiseert. Waarschijnlijk ren je op zulke momenten in paniek achter de laatste wagon uit het verleden aan, die verdwijnt in de verte. Deze beweging is dezelfde voor mensen als voor naties".
En inderdaad: niet alleen individuen rennen "achter de laatste wagon van het verleden aan", naties doen dat in deze roman ook. De door Gaustin ontworpen virtuele en gesimuleerde verledens dijen namelijk meer en meer uit: van kamers in een kliniek naar de hele kliniek, van kliniek naar een wijk, van een wijk naar een dorp..... En uiteindelijk zelfs naar hele naties, omdat in alle Europese landen een referendum georganiseerd wordt waarin de bewoners kunnen kiezen in welke periode uit het verleden zij vanaf nu zullen gaan leven. Die referenda gaan samen met enorm gedetailleerde "re- enactments" van gebeurtenissen uit het verleden, uitgevoerd door meerdere partijen die allemaal naar een ander gerestitueerd verleden verlangen.
Gospodinovs beschrijvingen van die "re- enactments" en referenda zijn ongelofelijk inventief en fantasievol, en vaak hilarisch omdat die referenda zo volkomen irrationeel verlopen. De ik- figuur noemt deze taferelen een paar keer "tragicommedia dell'arte", en dat is treffend: de beschreven "re- enactments" zijn soms enorm spectaculair, en dolkomisch in hun vergeefsheid, maar ook tragisch omdat ze tot niets goeds leiden. Tegelijk zijn ze vaak ontroerend, omdat zo fraai wordt beschreven hoe hele landen vergeefs zoeken naar een geïdealiseerd verleden dat hen voorgoed beschermt. En hoe bijvoorbeeld veel Oost- Europeanen verlangen naar de tijd vlak voor de val van de Berlijnse Muur, dus naar een eeuwige vooravond van de zo feestelijke bevrijding, zonder ooit weer de teleurstellende ontwikkelingen te hoeven ervaren NA de feestelijke val van de Berlijnse Muur. Maar die beschrijvingen van de referenda en de "re- enactments" worden ook steeds desolater, door de toenemende desillusie van de ik figuur en de steeds prangender existentiële eenzaamheid van die ik- figuur en zijn omgeving. Ook alle zoektochten van naties naar een plek in het verleden monden volgens hem uit in de conclusie: "Daar. Is. Niets". Bovendien wordt de roman steeds heterogener en fragmentarischer, als om te benadrukken dat de hele wereld zijn toch al broze samenhang verliest. En de laatste zin van de roman is zelfs niks meer dan een betekenisloze reeks van letters, cijfers en leestekens....
Het geloof in een "schuilplaats voor andere tijden" is volgens deze roman dus een illusie, hoe begrijpelijk en misschien zelfs onontbeerlijk dat geloof ook is. Want de tijd ontglipt ons, en in het verleden is nergens een "schuilplaats" te vinden. En al helemaal niet een schuilplaats die ons beschermt tegen het verlies van het ouder worden of tegen rampzalige tijden in de wereldgeschiedenis. Dat is een vrij melancholische boodschap, en deze roman is dan ook vaak tamelijk desolaat van toon. Maar ja, ik zit daar niet mee: such is life, helaas, en daar hebben we ons maar toe te verhouden. En daar helpt deze roman volgens mij bij, door de melancholie te vatten in zo'n fraaie stijl en vorm. Bovendien bewonder ik de inventiviteit van deze roman, de borrelende rijkdom aan zijpaden en ideeën, de schoonheid van de gedachte- experimenten, de speelse en fantasievolle opzet, en de vaak zo fraaie formuleringen. Daarom heb ik hem met een brede grijns gelezen.
Samenvatten van deze roman is nauwelijks mogelijk, want hij zit vol met speelse afdwalingen, intrigerende zijpaden, filosofisch- poëtische mijmeringen en mooie intertekstuele sprongetjes naar Borges, "Der Zauberberg", de Odyssee, Augustinus en meer. Bovendien, de verteller is een soort raadselachtige afsplitsing van Georgi Gospodinov zelf, een alter ego dat samenvalt maar ook verschilt van de 'werkelijke' Georgi Gospodinov, en deze verteller is dan ook nog eens geregeld in (al dan niet imaginair) gesprek met de door hemzelf verzonnen Gaustin, een personage dat weer het complementaire alter ego is van de ik- figuur terwijl die zelf al een alter ego is.
Tevens is Gaustin volgens de ik-figuur ongrijpbaar, onwerkelijk, doordesemd van eenzaamheid, en zelfs 'niet behorend'. Oftewel: "Behorend tot niets in deze wereld, of beter gezegd tot niets in deze huidige wereld". Gaustin dwaalt namelijk in meerdere tijden, in meerdere werelden uit het verleden: niet alleen in zijn verbeelding, zoals een schrijver dat doet, maar fysiek. Al is dat ook weer betrekkelijk, want Gaustin is immers een door de ik- figuur verzonnen fictie, al denkt de ik- figuur soms dat Gaustin meer werkelijkheidsgehalte heeft dan hijzelf. Maar fictie en werkelijkheid lopen in deze postmodernistische roman sowieso op intrigerende wijze in elkaar over. En dat past weer mooi bij een belangrijk thema ervan: de ongrijpbaarheid van de tijd, en van de altijd zo onzekere en broze herinnering aan het verleden.
Veel in deze roman draait om een bijna Borgesiaans fantastisch gedachte- experiment: Gaustins idee om klinieken in te richten ten behoeve van dementie- patiënten, waarin hun vergeten verleden voor even tot in detail wordt gesimuleerd en nagespeeld en daardoor voor even weer oplicht. De patiënten en hun naasten kunnen dan in die gesimuleerde wereld, in dat voor even weer oplichtende verleden, weer samen leven net als ooit. En ook voor even leven in een wereld die niet helemaal leeg is en bedreigend, maar juist zinvol en vol betekenis, net als 'vroeger'. De verlokkingen van dit idee zijn niet gering: "Het idee [...] was om een beschermd verleden of 'beschermde tijd' te creëren. Een schuilplaats voor andere tijden. Hij wilde dat we een raam in de tijd openden en dat daar de mensen die ziek waren konden leven, samen met hun naasten [...]. Dochters en zonen, maar vaker dochters, zouden nog een maand of zelfs een jaar door kunnen brengen met hun moeder of vader voordat de boel helemaal zou instorten. Maar niet dat ze dan bij het bed zouden staan in een aseptisch witte kamer. Het idee was dat ze samen in hetzelfde jaar zouden zijn, dat ze elkaar zouden ontmoeten op de enig mogelijke 'plek'; het jaar dat nog steeds oplichtte in het uitdovende geheugen van hun ouders".
Een fraai idee, en binnen de fantasiewereld van deze roman lukt het Gaustin inderdaad om dit idee in meerdere klinieken tot werkelijkheid te maken. En ook de ik- figuur ervaart hoe krachtig die simulatie kan zijn, als hij op bed gaat liggen in een kinderkamer die bedrieglijk veel lijkt op de kinderkamer van hemzelf: "Het behang, hoe kon ik dat vergeten, het behang was een echte openbaring. Kijk dan - met een kasteel en groene lianen, het leek wel heel erg op het behang in mijn kamer, lichtgroene ruiten, slingerende planten, alleen stond hier in plaats van een kasteel ergens in de hoek een boshuisje met een klein meertje ervoor. Honderd groene huisjes met groene meertjes. Als ik sliep verhuisde ik naar het huis van het behang, om dan in de ochtend door het onaangename gerinkel van de wekker weer bruut terug naar het uit paneelblokken opgetrokken appartement te worden geschopt". Dus vroeger, als kind, zwierf hij in zijn dromen eindeloos door de virtuele werelden van dat behang. En nu, liggend bij dat behang, is hij weer helemaal terug in die kindertijd en in die eindeloos zwervende en rijke dromen.
Vindt de ik- figuur, in die gesimuleerde kinderkamer, dan ook de "schuilplaats voor andere tijden" waar Gaustin over spreekt? Een soort gesimuleerd verleden dat ook een onderkomen biedt als de wereld nu of in de nabije toekomst op instorten staat? En dus bescherming biedt tegen de vergetelheid van de ouderdom, en ook tegen allerlei andere bedreigingen die het heden biedt? In elk geval heeft de ik- figuur een grote en groeiende behoefte aan een dergelijke schuilplaats: "Er is iets, er is melancholie en aantrekkingskracht, die met de jaren niet zwakker, maar juist sterker wordt. En dat iets is zeker verbonden met het steeds sneller leeg worden van mijn geheugen. Iemand die deur na deur opent, van kamer tot kamer gaat, in de hoop, in de hoop en vrees, in een van die kamers zichzelf aan te treffen, daar waar hij nog heel is. Is dit aangetrokken worden door het verleden uiteindelijk niet een poging om die helende plek te bereiken, hoe ver terug die ook ligt, waar de dingen nog compleet zijn, waar het ruikt naar gras, waar je van heel dichtbij een roos en zijn labyrint ziet?".
Maar toch volgt, meteen na deze zo meeslepende uiting van dit verlangen, een ontnuchterende waarschuwing: "Een advies: bezoek nooit, maar dan ook echt nooit na vele jaren een plek die je als kind hebt achtergelaten. Die plek is vervangen, de tijd is er weg, het is er verlaten, spookachtig. Daar. Is. Niets."
Zeker, de "schuilplaats van de tijd" is een krachtige, en heel mooie droom, die door Gospodinov eloquent en indringend wordt verwoord. En in het verlengde daarvan strooit hij met vele prachtige passages over hoe geuren, een simpele lichtval of een toevallig geluid hele vergeten werelden weer opnieuw oproepen. Of met passages over hoe fantasie en fictie dat vermogen te doen. Maar daarnaast zijn er vele fraaie passages die bol staan van verlies, ontheemdheid, existentiële eenzaamheid, verdwaaldheid. Bijvoorbeeld de al kort aangehaalde passages waarin Gaustin "niet behorend" wordt genoemd, verdwaald in de tijd zonder enige schuilplaats. Of de passages over hoe ouderdom altijd gepaard gaat met vergeten, en dus met onherroepelijk verlies. Significant zijn ook de mijmeringen over hoe 1 september 1939 een onvoorziene en onheelbare breuk in de tijd opleverde, een cesuur die de wereld onherroepelijk veranderde. En geen enkel gesimuleerd verleden kan die cesuur ooit ongedaan maken, zo impliceert volgens mij Gospodinov.
Veelzeggend vind ik bovendien de passage waarin de ik- figuur kijkt hoe een teruggevonden jeugdvriend van hem in de verte verdwijnt : "Ik keek hem na, hoe hij verdween over de Graf Ignatiev- straat in de richting van het Sedmotjislentsi- plein, en voor de zoveelste keer tijdens dit verblijf hier voelde ik me vreselijk eenzaam. Als een superheld die ineens al zijn superkrachten heeft verloren, als iemand die naar de toekomst is gereisd terwijl iedereen die hij kende inmiddels dood is, als een kind dat verdwaald is geraakt in een onbekende stad, zoals mij ook een keer overkomen is, in de schemering, wanneer de mensen zich naar huis haasten en niemand blijft staan om je te helpen... Er is altijd één zo'n moment waarop een mens plotseling ouder wordt of zich dit plotseling realiseert. Waarschijnlijk ren je op zulke momenten in paniek achter de laatste wagon uit het verleden aan, die verdwijnt in de verte. Deze beweging is dezelfde voor mensen als voor naties".
En inderdaad: niet alleen individuen rennen "achter de laatste wagon van het verleden aan", naties doen dat in deze roman ook. De door Gaustin ontworpen virtuele en gesimuleerde verledens dijen namelijk meer en meer uit: van kamers in een kliniek naar de hele kliniek, van kliniek naar een wijk, van een wijk naar een dorp..... En uiteindelijk zelfs naar hele naties, omdat in alle Europese landen een referendum georganiseerd wordt waarin de bewoners kunnen kiezen in welke periode uit het verleden zij vanaf nu zullen gaan leven. Die referenda gaan samen met enorm gedetailleerde "re- enactments" van gebeurtenissen uit het verleden, uitgevoerd door meerdere partijen die allemaal naar een ander gerestitueerd verleden verlangen.
Gospodinovs beschrijvingen van die "re- enactments" en referenda zijn ongelofelijk inventief en fantasievol, en vaak hilarisch omdat die referenda zo volkomen irrationeel verlopen. De ik- figuur noemt deze taferelen een paar keer "tragicommedia dell'arte", en dat is treffend: de beschreven "re- enactments" zijn soms enorm spectaculair, en dolkomisch in hun vergeefsheid, maar ook tragisch omdat ze tot niets goeds leiden. Tegelijk zijn ze vaak ontroerend, omdat zo fraai wordt beschreven hoe hele landen vergeefs zoeken naar een geïdealiseerd verleden dat hen voorgoed beschermt. En hoe bijvoorbeeld veel Oost- Europeanen verlangen naar de tijd vlak voor de val van de Berlijnse Muur, dus naar een eeuwige vooravond van de zo feestelijke bevrijding, zonder ooit weer de teleurstellende ontwikkelingen te hoeven ervaren NA de feestelijke val van de Berlijnse Muur. Maar die beschrijvingen van de referenda en de "re- enactments" worden ook steeds desolater, door de toenemende desillusie van de ik figuur en de steeds prangender existentiële eenzaamheid van die ik- figuur en zijn omgeving. Ook alle zoektochten van naties naar een plek in het verleden monden volgens hem uit in de conclusie: "Daar. Is. Niets". Bovendien wordt de roman steeds heterogener en fragmentarischer, als om te benadrukken dat de hele wereld zijn toch al broze samenhang verliest. En de laatste zin van de roman is zelfs niks meer dan een betekenisloze reeks van letters, cijfers en leestekens....
Het geloof in een "schuilplaats voor andere tijden" is volgens deze roman dus een illusie, hoe begrijpelijk en misschien zelfs onontbeerlijk dat geloof ook is. Want de tijd ontglipt ons, en in het verleden is nergens een "schuilplaats" te vinden. En al helemaal niet een schuilplaats die ons beschermt tegen het verlies van het ouder worden of tegen rampzalige tijden in de wereldgeschiedenis. Dat is een vrij melancholische boodschap, en deze roman is dan ook vaak tamelijk desolaat van toon. Maar ja, ik zit daar niet mee: such is life, helaas, en daar hebben we ons maar toe te verhouden. En daar helpt deze roman volgens mij bij, door de melancholie te vatten in zo'n fraaie stijl en vorm. Bovendien bewonder ik de inventiviteit van deze roman, de borrelende rijkdom aan zijpaden en ideeën, de schoonheid van de gedachte- experimenten, de speelse en fantasievolle opzet, en de vaak zo fraaie formuleringen. Daarom heb ik hem met een brede grijns gelezen.
1
13
Reageer op deze recensie