Lezersrecensie
Fraaie meerstemmige roman over een gebroken familie in een gebroken land
De Zuid- Afrikaanse schrijver Damon Galgut (1963) is geregeld bekroond en meerdere keren voor de Booker Prize genomineerd. Sommige mensen zien hem zelfs als de evenknie van de gigantische Coetzee. Een interessante schrijver, kortom, die ik toch eens een keertje moest leren kennen. De positieve recensies van "The promise" - longlisted voor de Booker- maakten mij nog extra nieuwsgierig, bovendien stelde Ellen IJzerman (Prowisorio) voor om dit boek in een samenleesclub te gaan lezen. Welnu, dat was pure pret, voor ons allebei. Ik heb meteen maar een paar andere Galguts gekocht, want deze schrijver smaakt naar meer. Bovendien, volgens Prowisorio zijn diverse andere Galguts net zo goed als deze. Dus dat belooft!
Het boek bestaat uit vier delen, waarin we steeds getuige zijn van het sterven en de soms tamelijk groteske begrafenis van iemand uit de Zuid- Afrikaanse familie Swart. Overigens een blanke familie, ondanks de - ongetwijfeld ironische- achternaam, en geteisterd door tegenspoed. Wat te maken heeft met allerlei grillige wendingen in hun ondoorgrondelijke lot, maar vooral ook met de groeiende chaos in Zuid- Afrika. We zien dus een gebroken familie in een gebroken land, waarbij de ene gebrokenheid de andere spiegelt. Zodat de chaotische realiteit van Zuid- Afrika levendig en pregnant gestalte krijgt in de lotgevallen van een familie en van vele mensen die met deze die familie in aanraking komen. Het verhaal is opvallend discontinu, en in die zin ook gebroken: tussen elk deel gaapt steeds een kloof van 7- 10 jaar, en de realiteit is elke keer drastisch veranderd. Juist die sprongen, die oningevulde lacunes tussen de verschillende periodes, onderstrepen de radicaliteit van de verandering. In het ene deel zitten we nog in de redelijk hoopvolle - hoewel voor de Swarts ook wel bedreigende- tijd toen Mandela net aan de macht was, maar daarna zitten we in de naargeestige periode van HIV- ontkenner Mbeki, en in het laatste deel zien we hoe Zuma aftreedt en hoe het land echt he-le-maal naar de kloten is. Doordat we zo van de ene periode naar de andere springen, zonder dat de kloof ertussen wordt gedicht met uitleg of verklaringen, voelen we als lezer des te sterker het ondoorgrondelijke van deze veranderingen. En de onverklaarbaarheid ervan. Wat we ook voelen bij de familie Swart: hun lot is eveneens vol van tragische veranderingen, die ons eveneens niet via een samenhangend verhaal worden getoond, maar via een gebroken verhaal met gapende gaten tussen die veranderingen. Zodat hun verhaal even discontinu is als het verhaal van het land waarin zij leven en sterven. Intrigerend, vond ik. En knap gedaan van Galgut.
Nog knapper en inspirerender echter vond ik de vertelstijl. Om te beginnen trakteert Galgut ons op de ene prachtzin na de andere. Bijvoorbeeld de volgende, over een geestelijke die zijn geloof verloren heeft: "He feels himself stumbling in a thorny wilderness and consequently smiles a great deal". Prachtig paradoxale zin, over een zeer paradoxale man. En even fraai vind ik de volgende passage over een tragikomische begrafenisondernemer: "Fred Winkler feels his soul dangling deep inside himself sometimes, like a stalactite. No, more loose and trembly, like a bat in a cave. Will I ever, in some grainy twighligt, break free and fly? Somehow he thinks not". De ziel als een stalactiet, of zelfs als een in een grot hangende vleermuis..... Wat een beeld. En hoe goed past dat bij de sfeer van dood rondom deze begrafenisondernemer en bij diens ontreddering. Maar nog intrigerender vind ik het perspectief: een anonieme verteller zwenkt, als een soort camera, naar een bijfiguur, en die bijfiguur wordt vanuit een hij- perspectief én een ik- perspectief bekeken. Alsof dat personage in de ene zin zelf aan het woord is of van binnenuit wordt bekeken, en in de andere zin juist meer van buitenaf. Waarbij het trouwens onduidelijk is wie dat laatste doet: door de hij- vorm denk je al snel aan een alwetende verteller, maar het kan ook zijn dat de ik- figuur soms in een meer gedistantieerde hij- vorm over zichzelf spreekt. Wat dan misschien een zekere vervreemding en verbazing inhoudt over wat er in zijn eigen ik leeft. Hoe dan ook is die wisseling van "ik" naar "hij" (en vice versa) naar mijn smaak aantrekkelijk origineel, en de vreemdheid ervan - want deze perspectiefwisseling is toch op zijn zachtst gezegd ongewoon- past naar mijn smaak prima bij dat vreemde beeld van de als een stalactiet of vleermuis hangende ziel. En ondanks alle vreemdheid leest deze passage voor mij heel soepel, zelfs aangenaam.
Iets soortgelijks gebeurt op duizelingwekkende wijze in de volgende passage, waarin iemand een orgasme beleeft en zichzelf dat orgasme tegelijk in de spiegel ziet beleven: "As he approaches his climax, his flushed face is reflected back at him in the spotty oval mirror above the basin, the backing in need of repainting, that 'll sort out those spots. Interesting how the self can be split into segments, orgasm and observation at the same time, the eye that watches the I. Neither is me, but both might be". Ook hier weer dat merkwaardige dubbele perspectief, snel switchend van hij naar ik. Door de rijmen - "eye" en "I", "me" en "be" zijn de laatste zinnen opvallend poëtisch, terwijl "Interesting how the self can be split" weer opmerkelijk beschouwelijk en filosofisch klinkt. Dat is voor iemand midden in een orgasme vrij ongewoon, dus spreekt hier misschien de verteller. Of misschien toch het personage zelf, dat zich verwondert over de eigen gespletenheid en daarom zelf heen en weer gaat tussen "ik" en "hij"? We weten het niet, volgens mij. En precies dat onderstreept nog meer de gespletenheid waarvan in deze zinnen sprake is: het ik is tweeledig en geen van beide ikken is aantoonbaar het ware ik, zo wordt gezegd, en de lezer kan niet met zekerheid vaststellen wie - welk ik- precies degene is die dit zegt.
"The promise", dat discontinue boek met de grote tijdssprongen tussen de vier delen, zit dus ook nog eens vol met dit soort passages met snelle en ongrijpbare wisselingen tussen "ik" en "hij". Bovendien zwenkt het vaak op onnavolgbare wijze van het ene naar het andere personage. Zoals de volgende tijdens een begrafenisdienst, waarin iedereen op eigen wijze luistert naar de woorden van een geestelijke: "Tannie Marina is reciting the Lord's prayer quietly, under her breath. She feels her faith swelling in her almost physically, like a tumour. Ag, sis. It's a tumour that killed Rachel, Ockie has often thought about it, what would it actually look like, if you lift it up, into the light? A clot of rubber and blood, like something that blocks the sink, or is it more subtle? A foreign object penetrating your body, the memory of it so recent that it stirs your very cellls, and Astrid shifts on the hard pew, feeling moist and restless. She had sex yesterday with Dean de Wet in one of the stalls down at the stables, and it was beautiful, despite the smell of fresh dung. The horse stamped and huffed in a neighbouring stall, rustling the straw with its hooves. Shit, that's what it is, thinks Anton, all of it is horseshit, everything you're saying, not one word of it is true. I killed her. I shot and killed her in Kathlehong, it wasn't God who took her, before her time".
Zo doet Galgut dat vaker, met naar mijn smaak ongeziene souplesse, en daar wordt deze roman enorm meerstemmig van. Te meer omdat Galgut met even grote souplesse van stijl verandert: de gedragen of verheven stijl van een geestelijke beheerst hij net zo goed als het gestamel van een gemarginaliseerde bedelaar, uitgebeende taal over de onbegrijpelijke dood klinkt bij hem even natuurlijk als het totale absurdisme van twee bijna karikaturale politieagenten, of als het vreemde mengsel van cynisme en verschrikt voor zijn eigen daden terugdeinzen van een roofmoordenaar. Zelfs de wind of een verlaten huis krijgen een stem, zelfs een na de dood rondzwevende geest komt vanuit meerdere perspectieven aan het woord of aan bod. Ook vanuit perspectieven van personages die nauwelijks bevatten wat ze zien, of zelfs nauwelijks beseffen dat ze iets zien. Zoals bovendien veel andere stemmen, in de ik- vorm en hij- vorm, over nog weer heel andere fenomenen spreken die niet in taal te vatten zijn: volkomen tegenstrijdige aandriften bijvoorbeeld, of het niet willen beseffen en onbewust tegelijk toch beseffen dat een dierbare is overleden, of het onbevattelijke gevoel dat elke redelijke bodem is weggevallen zodat je niets meer begrijpt van jezelf en de wereld. Daardoor kruip je als lezer soms onaangenaam dicht onder de huid van personages die hun verstand totaal verliezen, of gegrepen worden door voor henzelf nauwelijks te begrijpen wanhoop. Terwijl je in andere passages dan weer helemaal ontroerd wordt door simpele verzorgende gebaren of door volstrekt natuurlijke gevoelens van goedheid en inlevingsvermogen.
Dat alles levert een ongelofelijk meerstemmige, veelkleurige, gevarieerde roman op. Die mij des te meer meesleepte omdat ik nooit de draad verloor: ondanks alle perspectiefwisselingen en stijlwisselingen blijft Galgut steeds kraakhelder. Naar mijn smaak, tenminste. Ja, ik moest meerdere passages meerdere keren herlezen, maar dat was alleen omdat ik ze zo mooi vond. En zo ongelofelijk raak. Die veelkleurigheid en meerstemmigheid vind ik in zekere zin ook hoopgevend: daardoor is er ook veel onverwachte schoonheid en poëzie, hoeveel naargeestigheid dit boek dan ook moge bevatten. Bovendien, door zijn meerstemmigheid ontsnapt "The promise" boek tenminste aan de monotonie van politieke betogen, sociologische analyses of sommige dystopische romans. Bovendien is er in alle vier delen de vriendschap van Amor Swart, de jongste van de familie, voor de zwarte dienstmeid Salome. Amor is tevens de enige die een oude belofte wil nakomen: de belofte dat Salome haar overigens vrij vervallen huisje op het terrein van de familie Swart daadwerkelijk in eigendom zal krijgen. Als karige, maar wel terechte en symbolisch belangrijke beloning, omdat zij Amors zieke moeder zo lang heeft verpleegd.
De outcast- status van Salome krijgt pregnant gestalte in dit boek, juist doordat zij van de verteller nauwelijks een stem krijgt en dus nauwelijks aan het woord komt. Ze zwijgt, en juist dat is misschien veelzeggend. Wat eveneens geldt voor passages waarin je ziet hoe de andere personages over haar spreken, zonder interesse, zonder gevoel. Die passages zijn tamelijk schokkend. Maar dat geldt ook voor sommige passages waarin je als lezer wordt toegesproken: "[Salome has] been thinking lately that it might not be so very bad to go back to where she came from and live out her last years in her tiny village. Just outside Mahikeng, only 320 kilometres away, and if Salome's home hasn't been mentioned before it's because you have not been asked, you didn't care to know". Hier voelde ik mij wel even betrapt, net als Prowisorio trouwens: ik had mij inderdaad niet afgevraagd waar Salome vandaan kwam. Naast enige geschoktheid over hoe veel van de personages naar Salome kijken, voelde ik dus ook enige onrust van het type "ben ik zelf eigenlijk wel een haar beter?". Dat alles geeft wel behoorlijk veel extra bitterheid aan deze toch al bittere roman, net als alle begrafenissen en andere treurigheden uiteraard.
Maar tegelijk is er ook Amor, die blijft vasthouden aan haar vriendschap en de belofte. Wat misschien niet veel is, maar zeker niet niets. Door die vasthoudendheid, en haar niet aflatende aandacht voor hulpeloze medemensen, belichaamt Amor in elk geval een broze maar ontroerende hoop. Bovendien is er het talent van Galgut zelf: zijn vermogen om heen en weer te zwenken tussen tientallen perspectieven, personages, stemmingen en gevoelens, en om de naargeestige realiteit van de familie Swart in het naargeestige Zuid- Afrika weer te geven in een ongelofelijk geschakeerd koor van verschillende stemmen. Natuurlijk is het één grote chaos in dat land, maar het is troostrijk dat die chaos zo krachtig vorm krijgt in deze roman en daarbij niet versimpeld wordt. Natuurlijk is het leven van de personages van dood en treurige tegenslag doordesemd, maar door Galguts unieke stijl en vorm licht ook de grillige en veelvormige schoonheid ervan vaak in felle kleuren op. En de ronduit komische kanten ervan trouwens ook. Terwijl ik zelfs bij de passages vol duisterheid, verbittering en doodsbesef vooral bewondering voel over hoe raak en met hoeveel nauwkeurige aandacht ze zijn verwoord.
Ik werd kortom vaak positief gestemd door deze nochtans heel tragische roman. En dat komt vooral door zijn briljante meerstemmige stijl en vorm. Dat Galgut vaak vergeleken wordt met Coetzee snap ik eigenlijk niet, want "The promise" is het werk van een heel andere schrijver met een heel andere stijl. Maar misschien is hij op zijn manier wel net zo goed. Ik ben hoe dan ook heel tevreden met "The promise", en ik ben met Galgut zeker nog niet klaar!
Het boek bestaat uit vier delen, waarin we steeds getuige zijn van het sterven en de soms tamelijk groteske begrafenis van iemand uit de Zuid- Afrikaanse familie Swart. Overigens een blanke familie, ondanks de - ongetwijfeld ironische- achternaam, en geteisterd door tegenspoed. Wat te maken heeft met allerlei grillige wendingen in hun ondoorgrondelijke lot, maar vooral ook met de groeiende chaos in Zuid- Afrika. We zien dus een gebroken familie in een gebroken land, waarbij de ene gebrokenheid de andere spiegelt. Zodat de chaotische realiteit van Zuid- Afrika levendig en pregnant gestalte krijgt in de lotgevallen van een familie en van vele mensen die met deze die familie in aanraking komen. Het verhaal is opvallend discontinu, en in die zin ook gebroken: tussen elk deel gaapt steeds een kloof van 7- 10 jaar, en de realiteit is elke keer drastisch veranderd. Juist die sprongen, die oningevulde lacunes tussen de verschillende periodes, onderstrepen de radicaliteit van de verandering. In het ene deel zitten we nog in de redelijk hoopvolle - hoewel voor de Swarts ook wel bedreigende- tijd toen Mandela net aan de macht was, maar daarna zitten we in de naargeestige periode van HIV- ontkenner Mbeki, en in het laatste deel zien we hoe Zuma aftreedt en hoe het land echt he-le-maal naar de kloten is. Doordat we zo van de ene periode naar de andere springen, zonder dat de kloof ertussen wordt gedicht met uitleg of verklaringen, voelen we als lezer des te sterker het ondoorgrondelijke van deze veranderingen. En de onverklaarbaarheid ervan. Wat we ook voelen bij de familie Swart: hun lot is eveneens vol van tragische veranderingen, die ons eveneens niet via een samenhangend verhaal worden getoond, maar via een gebroken verhaal met gapende gaten tussen die veranderingen. Zodat hun verhaal even discontinu is als het verhaal van het land waarin zij leven en sterven. Intrigerend, vond ik. En knap gedaan van Galgut.
Nog knapper en inspirerender echter vond ik de vertelstijl. Om te beginnen trakteert Galgut ons op de ene prachtzin na de andere. Bijvoorbeeld de volgende, over een geestelijke die zijn geloof verloren heeft: "He feels himself stumbling in a thorny wilderness and consequently smiles a great deal". Prachtig paradoxale zin, over een zeer paradoxale man. En even fraai vind ik de volgende passage over een tragikomische begrafenisondernemer: "Fred Winkler feels his soul dangling deep inside himself sometimes, like a stalactite. No, more loose and trembly, like a bat in a cave. Will I ever, in some grainy twighligt, break free and fly? Somehow he thinks not". De ziel als een stalactiet, of zelfs als een in een grot hangende vleermuis..... Wat een beeld. En hoe goed past dat bij de sfeer van dood rondom deze begrafenisondernemer en bij diens ontreddering. Maar nog intrigerender vind ik het perspectief: een anonieme verteller zwenkt, als een soort camera, naar een bijfiguur, en die bijfiguur wordt vanuit een hij- perspectief én een ik- perspectief bekeken. Alsof dat personage in de ene zin zelf aan het woord is of van binnenuit wordt bekeken, en in de andere zin juist meer van buitenaf. Waarbij het trouwens onduidelijk is wie dat laatste doet: door de hij- vorm denk je al snel aan een alwetende verteller, maar het kan ook zijn dat de ik- figuur soms in een meer gedistantieerde hij- vorm over zichzelf spreekt. Wat dan misschien een zekere vervreemding en verbazing inhoudt over wat er in zijn eigen ik leeft. Hoe dan ook is die wisseling van "ik" naar "hij" (en vice versa) naar mijn smaak aantrekkelijk origineel, en de vreemdheid ervan - want deze perspectiefwisseling is toch op zijn zachtst gezegd ongewoon- past naar mijn smaak prima bij dat vreemde beeld van de als een stalactiet of vleermuis hangende ziel. En ondanks alle vreemdheid leest deze passage voor mij heel soepel, zelfs aangenaam.
Iets soortgelijks gebeurt op duizelingwekkende wijze in de volgende passage, waarin iemand een orgasme beleeft en zichzelf dat orgasme tegelijk in de spiegel ziet beleven: "As he approaches his climax, his flushed face is reflected back at him in the spotty oval mirror above the basin, the backing in need of repainting, that 'll sort out those spots. Interesting how the self can be split into segments, orgasm and observation at the same time, the eye that watches the I. Neither is me, but both might be". Ook hier weer dat merkwaardige dubbele perspectief, snel switchend van hij naar ik. Door de rijmen - "eye" en "I", "me" en "be" zijn de laatste zinnen opvallend poëtisch, terwijl "Interesting how the self can be split" weer opmerkelijk beschouwelijk en filosofisch klinkt. Dat is voor iemand midden in een orgasme vrij ongewoon, dus spreekt hier misschien de verteller. Of misschien toch het personage zelf, dat zich verwondert over de eigen gespletenheid en daarom zelf heen en weer gaat tussen "ik" en "hij"? We weten het niet, volgens mij. En precies dat onderstreept nog meer de gespletenheid waarvan in deze zinnen sprake is: het ik is tweeledig en geen van beide ikken is aantoonbaar het ware ik, zo wordt gezegd, en de lezer kan niet met zekerheid vaststellen wie - welk ik- precies degene is die dit zegt.
"The promise", dat discontinue boek met de grote tijdssprongen tussen de vier delen, zit dus ook nog eens vol met dit soort passages met snelle en ongrijpbare wisselingen tussen "ik" en "hij". Bovendien zwenkt het vaak op onnavolgbare wijze van het ene naar het andere personage. Zoals de volgende tijdens een begrafenisdienst, waarin iedereen op eigen wijze luistert naar de woorden van een geestelijke: "Tannie Marina is reciting the Lord's prayer quietly, under her breath. She feels her faith swelling in her almost physically, like a tumour. Ag, sis. It's a tumour that killed Rachel, Ockie has often thought about it, what would it actually look like, if you lift it up, into the light? A clot of rubber and blood, like something that blocks the sink, or is it more subtle? A foreign object penetrating your body, the memory of it so recent that it stirs your very cellls, and Astrid shifts on the hard pew, feeling moist and restless. She had sex yesterday with Dean de Wet in one of the stalls down at the stables, and it was beautiful, despite the smell of fresh dung. The horse stamped and huffed in a neighbouring stall, rustling the straw with its hooves. Shit, that's what it is, thinks Anton, all of it is horseshit, everything you're saying, not one word of it is true. I killed her. I shot and killed her in Kathlehong, it wasn't God who took her, before her time".
Zo doet Galgut dat vaker, met naar mijn smaak ongeziene souplesse, en daar wordt deze roman enorm meerstemmig van. Te meer omdat Galgut met even grote souplesse van stijl verandert: de gedragen of verheven stijl van een geestelijke beheerst hij net zo goed als het gestamel van een gemarginaliseerde bedelaar, uitgebeende taal over de onbegrijpelijke dood klinkt bij hem even natuurlijk als het totale absurdisme van twee bijna karikaturale politieagenten, of als het vreemde mengsel van cynisme en verschrikt voor zijn eigen daden terugdeinzen van een roofmoordenaar. Zelfs de wind of een verlaten huis krijgen een stem, zelfs een na de dood rondzwevende geest komt vanuit meerdere perspectieven aan het woord of aan bod. Ook vanuit perspectieven van personages die nauwelijks bevatten wat ze zien, of zelfs nauwelijks beseffen dat ze iets zien. Zoals bovendien veel andere stemmen, in de ik- vorm en hij- vorm, over nog weer heel andere fenomenen spreken die niet in taal te vatten zijn: volkomen tegenstrijdige aandriften bijvoorbeeld, of het niet willen beseffen en onbewust tegelijk toch beseffen dat een dierbare is overleden, of het onbevattelijke gevoel dat elke redelijke bodem is weggevallen zodat je niets meer begrijpt van jezelf en de wereld. Daardoor kruip je als lezer soms onaangenaam dicht onder de huid van personages die hun verstand totaal verliezen, of gegrepen worden door voor henzelf nauwelijks te begrijpen wanhoop. Terwijl je in andere passages dan weer helemaal ontroerd wordt door simpele verzorgende gebaren of door volstrekt natuurlijke gevoelens van goedheid en inlevingsvermogen.
Dat alles levert een ongelofelijk meerstemmige, veelkleurige, gevarieerde roman op. Die mij des te meer meesleepte omdat ik nooit de draad verloor: ondanks alle perspectiefwisselingen en stijlwisselingen blijft Galgut steeds kraakhelder. Naar mijn smaak, tenminste. Ja, ik moest meerdere passages meerdere keren herlezen, maar dat was alleen omdat ik ze zo mooi vond. En zo ongelofelijk raak. Die veelkleurigheid en meerstemmigheid vind ik in zekere zin ook hoopgevend: daardoor is er ook veel onverwachte schoonheid en poëzie, hoeveel naargeestigheid dit boek dan ook moge bevatten. Bovendien, door zijn meerstemmigheid ontsnapt "The promise" boek tenminste aan de monotonie van politieke betogen, sociologische analyses of sommige dystopische romans. Bovendien is er in alle vier delen de vriendschap van Amor Swart, de jongste van de familie, voor de zwarte dienstmeid Salome. Amor is tevens de enige die een oude belofte wil nakomen: de belofte dat Salome haar overigens vrij vervallen huisje op het terrein van de familie Swart daadwerkelijk in eigendom zal krijgen. Als karige, maar wel terechte en symbolisch belangrijke beloning, omdat zij Amors zieke moeder zo lang heeft verpleegd.
De outcast- status van Salome krijgt pregnant gestalte in dit boek, juist doordat zij van de verteller nauwelijks een stem krijgt en dus nauwelijks aan het woord komt. Ze zwijgt, en juist dat is misschien veelzeggend. Wat eveneens geldt voor passages waarin je ziet hoe de andere personages over haar spreken, zonder interesse, zonder gevoel. Die passages zijn tamelijk schokkend. Maar dat geldt ook voor sommige passages waarin je als lezer wordt toegesproken: "[Salome has] been thinking lately that it might not be so very bad to go back to where she came from and live out her last years in her tiny village. Just outside Mahikeng, only 320 kilometres away, and if Salome's home hasn't been mentioned before it's because you have not been asked, you didn't care to know". Hier voelde ik mij wel even betrapt, net als Prowisorio trouwens: ik had mij inderdaad niet afgevraagd waar Salome vandaan kwam. Naast enige geschoktheid over hoe veel van de personages naar Salome kijken, voelde ik dus ook enige onrust van het type "ben ik zelf eigenlijk wel een haar beter?". Dat alles geeft wel behoorlijk veel extra bitterheid aan deze toch al bittere roman, net als alle begrafenissen en andere treurigheden uiteraard.
Maar tegelijk is er ook Amor, die blijft vasthouden aan haar vriendschap en de belofte. Wat misschien niet veel is, maar zeker niet niets. Door die vasthoudendheid, en haar niet aflatende aandacht voor hulpeloze medemensen, belichaamt Amor in elk geval een broze maar ontroerende hoop. Bovendien is er het talent van Galgut zelf: zijn vermogen om heen en weer te zwenken tussen tientallen perspectieven, personages, stemmingen en gevoelens, en om de naargeestige realiteit van de familie Swart in het naargeestige Zuid- Afrika weer te geven in een ongelofelijk geschakeerd koor van verschillende stemmen. Natuurlijk is het één grote chaos in dat land, maar het is troostrijk dat die chaos zo krachtig vorm krijgt in deze roman en daarbij niet versimpeld wordt. Natuurlijk is het leven van de personages van dood en treurige tegenslag doordesemd, maar door Galguts unieke stijl en vorm licht ook de grillige en veelvormige schoonheid ervan vaak in felle kleuren op. En de ronduit komische kanten ervan trouwens ook. Terwijl ik zelfs bij de passages vol duisterheid, verbittering en doodsbesef vooral bewondering voel over hoe raak en met hoeveel nauwkeurige aandacht ze zijn verwoord.
Ik werd kortom vaak positief gestemd door deze nochtans heel tragische roman. En dat komt vooral door zijn briljante meerstemmige stijl en vorm. Dat Galgut vaak vergeleken wordt met Coetzee snap ik eigenlijk niet, want "The promise" is het werk van een heel andere schrijver met een heel andere stijl. Maar misschien is hij op zijn manier wel net zo goed. Ik ben hoe dan ook heel tevreden met "The promise", en ik ben met Galgut zeker nog niet klaar!
2
Reageer op deze recensie