Lezersrecensie
De dood en het meisje
De tweede generatie Indische* Nederlanders was in de jaren zeventig en tachtig massaal op zoek naar haar identiteit. Het verhaal van deze zoektocht was er al, Marion Bloem hoefde het alleen nog op te schrijven. Met haar literaire debuut Geen gewoon Indisch meisje werd ze in 1983 het boegbeeld van de emancipatie van de Indische Nederlanders.
Zoals veel Indische Nederlanders heeft de ik-figuur een Nederlandse (Sonja) en een Indonesische (Zon) naam. De titel gaf al aan dat ze geen gewoon meisje is, en hoe verder ik las hoe duidelijker het werd dat het meisje een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)** heeft en beide namen haar alter ego’s zijn: Sonja wil zoals de anderen zijn en de rebelse Zon wil zichzelf zijn. Haar fantasieën zijn zo wild en haar gespletenheid zo krachtig dat ze vaak als zussen worden gezien. Zon vraagt zich af hoe zij zichzelf verbiedt haar eigen kleur lief te hebben, ze wil trots zijn op haar achtergrond en zoekt erkenning. Zon wordt verweten dat ‘ze zich nog steeds gedraagt of ze zestien is, dat ze alles opblaast en haar eigen geschiedenis schept, dat ze zich verschuilt achter haar zogenaamde identiteitscrisis, en dat ze denkt dat ze uniek is met haar zieligheden.’ In ‘haar brandende zoektocht naar haar soort’ maakt Zon twee reizen naar Indonesië, de eerste keer met haar Nederlandse vriend en de tweede keer met haar Indische moeder die ze haat. Tijdens de tweede reis blijkt het kille karakter van haar moeder te zijn voortgekomen uit haar opvoeding door de nonnen.
Tijdens haar schooltijd ervoer Sonja/Zon de afwijzing van haar huidtint, van haar beperkte woordenschat en van de Indische normen en waarden, zoals onaangekondigde visites, gebruik van water in plaats van wc-papier en bescheidenheid. Deze afwijzingen leidden tot schaamte, zouden bij internalisering kunnen leiden tot zelfhaat of depressie, en zijn hier zelfs tot een DIS uitvergroot. Het meest indrukwekkend is Bloem in haar uitwerking van deze gespletenheid van de ik-figuur en de versnippering van Zons geheugen en bewustzijn tot fragmenten die gebeurtenissen, gedachten, dromen en fantasieën beschrijven. We springen voortdurend heen en weer in de tijd en tussen fantasie en werkelijkheid. Het wisselende vertelperspectief versterkt dat gevoel van dissociatie. Als lezer was ik, net als de ik-figuur, op zoek naar houvast in een complexe, deels imaginaire wereld. De schrijfster geeft coördinaten bij de fragmenten waardoor ik niet verdwaalde. Bloem laat Zon schitteren als fantasierijk, paranoïde, naïef en zichzelf tegensprekend – ze staat aan de kant van vliegtuigkapers maar is tegen geweld.
De keerzijde van deze uitvergroting is de vermindering van subtiliteit en spanning. Nederlands en Indisch zijn karikaturen geworden. Sonja en Zon kunnen zich elk niet in de ander inleven waardoor de roman weinig diepgang en spanning kent. De geest is volkomen gespleten, het spanningsveld waar de twee werelden elkaar zouden moeten raken is leeg, terwijl dat nu juist de crux is.
Voor een literaire roman is het proza karig te noemen. De simpele zinnen zijn kort en krachtig, zoals Maleis. Ik was verbaasd dat Bloem zich van kromme beeldspraak bedient. Gelukkig is het aantal keer dat de schrijfster in deze valkuil trapt op de vingers van een hand te tellen.
Ten slotte de tand des tijds. Na veertig jaar heeft de roman zijn frisheid verloren omdat zijn bouwstenen nu als clichés worden beschouwd, zoals de mystieke en dodelijke kracht van de kris, het tussen wal en schip vallen, de Nederlandse lompheid, de Indonesische oplichterij en het Ambonese gevoel voor muziek en dans. Met een reis naar Indonesië roep je nu al snel gegaap op. Daardoor verdween mijn beleving van het verhaal en zag ik meer de schrijfster aan het werk. Behalve DIS trof ik weinig verrassends aan, ook niet in het einde. Hoewel de – destijds originele – roman bij publicatie terecht alom werd geroemd, is hij ingehaald door de tijd en mag na 40 jaar dienst met pensioen, wat tot mijn afwaardering leidt.
Tegenwoordig wisselen veel jongeren in Azië en Europa moeiteloos tussen traditie en westerse moderniteit. Na 1990 zijn talloze boeken verschenen die botsende culturen en jezelf niet verliezen frisser hebben uitgewerkt, omdat ze zich meer richten op verbinden dan op verscheuren en ook meer in de hedendaagse pluriforme maatschappij zijn geworteld. Een maatschappij waarin diversiteit wordt gevierd en de schotten tussen culturen doorgaans lager zijn dan die tussen klassen. De opvolger van deze roman is er al, ik hoef hem alleen nog te vinden.
* Indisch in de betekenis van Indo-Europees, dus van zowel Indonesisch als Europees bloed
** Wordt vaak met schizofrenie verward
Zoals veel Indische Nederlanders heeft de ik-figuur een Nederlandse (Sonja) en een Indonesische (Zon) naam. De titel gaf al aan dat ze geen gewoon meisje is, en hoe verder ik las hoe duidelijker het werd dat het meisje een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)** heeft en beide namen haar alter ego’s zijn: Sonja wil zoals de anderen zijn en de rebelse Zon wil zichzelf zijn. Haar fantasieën zijn zo wild en haar gespletenheid zo krachtig dat ze vaak als zussen worden gezien. Zon vraagt zich af hoe zij zichzelf verbiedt haar eigen kleur lief te hebben, ze wil trots zijn op haar achtergrond en zoekt erkenning. Zon wordt verweten dat ‘ze zich nog steeds gedraagt of ze zestien is, dat ze alles opblaast en haar eigen geschiedenis schept, dat ze zich verschuilt achter haar zogenaamde identiteitscrisis, en dat ze denkt dat ze uniek is met haar zieligheden.’ In ‘haar brandende zoektocht naar haar soort’ maakt Zon twee reizen naar Indonesië, de eerste keer met haar Nederlandse vriend en de tweede keer met haar Indische moeder die ze haat. Tijdens de tweede reis blijkt het kille karakter van haar moeder te zijn voortgekomen uit haar opvoeding door de nonnen.
Tijdens haar schooltijd ervoer Sonja/Zon de afwijzing van haar huidtint, van haar beperkte woordenschat en van de Indische normen en waarden, zoals onaangekondigde visites, gebruik van water in plaats van wc-papier en bescheidenheid. Deze afwijzingen leidden tot schaamte, zouden bij internalisering kunnen leiden tot zelfhaat of depressie, en zijn hier zelfs tot een DIS uitvergroot. Het meest indrukwekkend is Bloem in haar uitwerking van deze gespletenheid van de ik-figuur en de versnippering van Zons geheugen en bewustzijn tot fragmenten die gebeurtenissen, gedachten, dromen en fantasieën beschrijven. We springen voortdurend heen en weer in de tijd en tussen fantasie en werkelijkheid. Het wisselende vertelperspectief versterkt dat gevoel van dissociatie. Als lezer was ik, net als de ik-figuur, op zoek naar houvast in een complexe, deels imaginaire wereld. De schrijfster geeft coördinaten bij de fragmenten waardoor ik niet verdwaalde. Bloem laat Zon schitteren als fantasierijk, paranoïde, naïef en zichzelf tegensprekend – ze staat aan de kant van vliegtuigkapers maar is tegen geweld.
De keerzijde van deze uitvergroting is de vermindering van subtiliteit en spanning. Nederlands en Indisch zijn karikaturen geworden. Sonja en Zon kunnen zich elk niet in de ander inleven waardoor de roman weinig diepgang en spanning kent. De geest is volkomen gespleten, het spanningsveld waar de twee werelden elkaar zouden moeten raken is leeg, terwijl dat nu juist de crux is.
Voor een literaire roman is het proza karig te noemen. De simpele zinnen zijn kort en krachtig, zoals Maleis. Ik was verbaasd dat Bloem zich van kromme beeldspraak bedient. Gelukkig is het aantal keer dat de schrijfster in deze valkuil trapt op de vingers van een hand te tellen.
Ten slotte de tand des tijds. Na veertig jaar heeft de roman zijn frisheid verloren omdat zijn bouwstenen nu als clichés worden beschouwd, zoals de mystieke en dodelijke kracht van de kris, het tussen wal en schip vallen, de Nederlandse lompheid, de Indonesische oplichterij en het Ambonese gevoel voor muziek en dans. Met een reis naar Indonesië roep je nu al snel gegaap op. Daardoor verdween mijn beleving van het verhaal en zag ik meer de schrijfster aan het werk. Behalve DIS trof ik weinig verrassends aan, ook niet in het einde. Hoewel de – destijds originele – roman bij publicatie terecht alom werd geroemd, is hij ingehaald door de tijd en mag na 40 jaar dienst met pensioen, wat tot mijn afwaardering leidt.
Tegenwoordig wisselen veel jongeren in Azië en Europa moeiteloos tussen traditie en westerse moderniteit. Na 1990 zijn talloze boeken verschenen die botsende culturen en jezelf niet verliezen frisser hebben uitgewerkt, omdat ze zich meer richten op verbinden dan op verscheuren en ook meer in de hedendaagse pluriforme maatschappij zijn geworteld. Een maatschappij waarin diversiteit wordt gevierd en de schotten tussen culturen doorgaans lager zijn dan die tussen klassen. De opvolger van deze roman is er al, ik hoef hem alleen nog te vinden.
* Indisch in de betekenis van Indo-Europees, dus van zowel Indonesisch als Europees bloed
** Wordt vaak met schizofrenie verward
2
Reageer op deze recensie