Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een iets doorgeschoten geschiedenisles van de Indo's en hun oermoeder

Pirayaani 01 maart 2024
In 2008 verscheen De njai van Reggie Baay, een ode aan de inheemse voormoeder die veel Indo-Europeanen (mensen met zowel Aziatisch als Europees bloed) hebben maar niet of nauwelijks kennen. Uit het ongehuwd samenleven van deze Aziatische (vaak Indonesische) vrouw met een Europese (vaak Nederlandse) man kwamen kinderen van gemengd bloed voort. Als de man later met een Europese vrouw trouwde, dankte hij de njai af en liet haar aan haar lot over. De njais werden dan ook wel als wegwerpvrouw aangeduid. Kinderen die naar hun voormoeder op zoek gingen konden meestal weinig vinden omdat de burgerlijke stand geen administratie van de inheemse bevolking bijhield. Ook schaamte speelde een rol: de morele oordelen over njais waren indertijd niet mals. Daarnaast speelden politieke motieven, zeker in het begin van de twintigste eeuw toen steeds meer Indo-Europeanen verpauperden en daarmee door het gouvernement als bedreiging voor de koloniale orde werden beschouwd.

Baay vertelt in eenvoudige bewoordingen wat de positie van de njai en haar lot kon zijn, hoe gedwongen deze in de VOC-tijd was en hoe deze op den duur veranderde als gevolg van ontwikkelingen in de latere koloniale samenleving. Baay belicht de njai vanuit meerdere perspectieven, waarbij het Javaanse perspectief er wat bekaaid van afkomt. Desondanks verschaft hij volop inzicht in de complexe relatie die de njai met haar Europese man had, alsmede in de plaats van het concubinaat in de toenmalige samenleving. In die samenleving bepaalden politieke, religieus-ethische, sociale en economische factoren de soms hypocriete houding ten opzichte van het concubinaat. Baay onderscheidt daarbij drie categorieën mannen: de burgers, de militairen en de plantage-eigenaren. Een sterk punt van zijn betoog is de relatie die Baay legt tussen de geschiedenis van de njais en de geschiedenis van de Indo-Europeanen als haar kinderen; een minpuntje is dat Baay nogal eens in herhaling valt.

In de jaren 1900 tot 1940 verschenen er tientallen Indische romans waarin njais voorkwamen. Baay slaat enigszins door in zijn bespreking ervan, waardoor het boek neigt te verworden tot een overzicht van Indische bellettrie waarin njais voorkomen. Baay verergert dit door ook nog overvloedig uit deze romans te citeren. De vraag of we uit deze bellettrie kunnen afleiden hoe men destijds in werkelijkheid tegen de njais aankeek, blijft onaangeroerd.

Na een uitgebreide studie van de literatuur heeft Baay diverse kinderen van njais geïnterviewd en vervolgens de korte levensverhalen van deze njais en hun foto’s in het boek opgenomen. Deze welkome, persoonlijke verhalen geven de njais een gezicht en scheppen een beeld van hun vaak treurige lot. Een beperking van non-fictie komt hier duidelijk tot uiting: de impact van de scheuren in de gezinnen op de gezinsleden valt buiten het bestek van het boek.

Samenvattend biedt Baay een genuanceerd en complex beeld van de historie van de njais vanuit meerdere perspectieven aan een breed publiek en plaatst die historie in de maatschappelijke context. Hiermee vertelt hij en passant de geschiedenis van de Indo-Europeanen en vult daarmee een belangrijke kennislacune op. Verwacht echter geen resultaten van een wetenschappelijke studie. Het is jammer dat Baay te weinig heeft geschrapt, waardoor het boek enigszins naar een exposé van zijn belezenheid van de Indische bellettrie neigt.

Reggie Baay studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden, waar hij zich in de koloniale en postkoloniale literatuur en geschiedenis specialiseerde. Van 1985 tot 2005 was hij als redacteur verbonden aan het tijdschrift Indische Letteren en publiceerde hij vele artikelen op het gebied van koloniale geschiedenis en koloniale literatuur.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Pirayaani