Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Waar leven we voor ?

ruudnicolai 19 oktober 2021
Een fascinerend boek over ‘de mens’, over leven en dood, maar vooral over een vruchteloos zoeken naar de zin van het bestaan.
Het is gecompliceerd en wijdlopig, maar zit hermetisch in elkaar. Alles heeft zijn plaats en functie, al duurt het soms lang voordat je dat van allerlei passages in de gaten krijgt. Misschien had Schröder onder het schrijven wel net zo’n kolossaal schema aan de muur hangen zoals Mulisch dat pleegde te doen [de cursieve onderdeeltitels kunnen daarop wijzen].
Het is een boek vol symboliek en allegorieën, mensen en dingen ‘staan ergens voor’. Dat begint al met de namen van de personages: de Coltersteens zijn keihard en gevoelloos. Ernst is dat weliswaar minder - of het zou moeten slaan op zijn hart, dat nergens in het boek van enige aanwezigheid blijk geeft - maar zijn voornamen Ernst en Elfkind zijn veelbetekenend: de ernst en volharding waarmee hij een doel in zijn leven blijft zoeken – al blijft dat totaal vruchteloos, vooral omdat hij zelf nergens ook maar enige moeite voor doet. En hij is een beetje een godenkind dat alle rampen en tegenslagen welgemoed en zonder kleerscheuren doorstaat, daarbij geholpen door Widergänger, zijn tegenspeler, die zijn beschermengel is en, in pure sprookjestraditie, op de moeilijkste momenten ineens uit het niets verschijnt om hem met raad of daad bij te staan. Stiefvader Wolkenband – symbolische naam – vervult ook zo’n soort beschermengelrol, maar dan meer van vlees en bloed dan Widergänger. En dan is er nog de geheimzinnige Walker, die in Ernst’s dromen voorbij komt om dingen op een rij te krijgen. Het hele boek heeft met dit alles iets sprookjesachtigs.
Het allegorisch kader wordt al meteen neergezet in de prachtige, poëtische intro ‘De rivier’, die op de berg ontspringt en in de zee verdwijnt. Hiermee schetst Schröder zijn thema: het leven ontspringt uit het niets, kan bruisend tekeer gaan, maar verdwijnt uiteindelijk toch betekenisloos in ‘Het Al’ [de zee]. Het tussenzinnetje: – er was niemand die haar zei waar ze moest zijn – duidt de kern van het boek haarscherp aan: de doelloosheid van het bestaan.
De vrouwen in Ernst’s leven staan allen als een steeds weer andere vorm van leegheid van het leven: Almi is de gelukzalige onschuld, die het leven in het geheel niet bewust meemaakt - en in die zin misschien Ernst’s alter-ego is. Helma en de latere Magda zijn de belichaming van sex-als-enige-zingeving. Brigitte is de personificatie van haat tegen het leven en wordt uit frustratie terrorist, overigens meer ‘voor het karretje’ van een paar doorgewinterde types dan uit zichzelf. Kathérine Überberger heeft haar ultra-christelijke basis van zich afgeschud op een zo heftige manier dat ze nauwelijks meer een mens is, maar meer een onwerkelijke sprookjesfiguur. Haar naam duidt m.i. op de ultieme onbereikbaarheid: ‘aan de andere kant van de bergen’. En dan is er Ernst zelf natuurlijk. Hij leidt bij uitstek een leven dat leeg blijft, en glijdt daar uiteindelijk berustend uit weg in het niets, zeer passend: aan zee.
Een heel treffend beeld voor de strekking van het boek is m.i. de passage ‘een deur op een muur schilderen en wachten tot hij open gaat’ [blz.228].
Van godsdienst hoeven we volgens Schröder geen hulp te verwachten. Op tal van plaatsen wordt de negatieve kant daarvan breed uitgemeten. Het deel van het boek met Kathérine Überberger loopt er van over. Tekenend is de passage waarin zij zegt dat haar God dom, doof en blind is en de mens heeft geschapen louter in de hoop dat die hem zou aanbidden om hem daarmee enig gevoel van eigenwaarde te geven.
Moeilijker te plaatsen vind ik de gevangenisperiode van Ernst. Hij komt daar terecht op grond van geraffineerde beschuldigingen van de in Frankfurt opgepakte terroristen, die hem als aanstichter van alles definiëren. In zijn verweer staat hij ‘met lege handen’. De enige functie van dit deel van het verhaal zou m.i. kunnen zijn dat hij in het daarop volgende deel ineens ‘stevig in zijn schoenen’ blijkt te kunnen staan tegenover de doortrapte familie Coltersteen. Daarbij dient dan dat hij in de gevangenisjaren rechten heeft kunnen studeren ?
Nog moeilijker vind ik het vervolg van het boek, waar hij in zijn belevenissen met de Coltersteens in een heel spannende, maar min of meer ‘gewone’ roman verzeilt, waar ik weinig levensfilosofie, noch sprookjesachtige allegorie in kan terugvinden.
En wat die tweede Almi in het boek doet vind ik totaal onbegrijpelijk. Dat verhaal wordt op een gegeven moment puur spiritisme. Behoort zoiets ergens tot het geloof van Schröder, met zijn beschermengelen en de vele toevalligheden in het boek - die ik overigens in het allegorisch kader heel aanvaardbaar vind ?
Maar het is zéker een boek waar ik buitengewoon van onder de indruk was.
> Crailo, augustus 2013

Reageer op deze recensie

Meer recensies van ruudnicolai