Lezersrecensie
Schijn bedriegt: life is full of surprises
Er valt veel te ontdekken in de De nacht van de blauwe eekhoorns, debuutroman van Leo A.A. de Jong (1971). Op het eerste gezicht lijkt het een eenvoudig verhaal, maar onder deze eerste laag zit een diepere. Om de rijkdom te ontdekken moet je wel wat moeite doen.
Hoofdpersonage is John, een 38-jarige alleenstaande man, die een saaie kantoorbaan heeft. Hij heeft geen vriendin, houdt van reizen (stedentrips) films en muziek (en dan vooral de muziek van Depeche Mode). Zijn werk doet hij zonder veel enthousiasme, maar heeft het geld gewoon nodig. Dat geld spendeert hij aan mooie reisjes en escortdames, die altijd een stuk jonger zijn dan hijzelf. Dat moeten wel dames zijn van enige niveau. John mist een vaste relatie, al heeft hij er wel een gehad. Escortdames blijven toch ‘dames op bestelling’ en hoewel hij een aantal van hen regelmatig terugziet leidt het tot niets anders dan het bevredigen van zijn seksuele gevoelens. En die worden dan ook in het eerste deel van het boek stevig beschreven. Het is misschien wel een beetje teveel van het goede. Hij hopt van de ene stad en dame naar de andere. En steeds zijn er die teleurstellingen. Met name op Valentijnsdag lijkt een vloek te rusten. John heeft nog meer fascinaties: ijsvogels (je ziet ze zelden en hij noemt het vliegende edelstenen), eekhoorns (die braaf aan hun nootjes knabbelen; je hebt grondeekhoorns en vliegende eekhoorns). Hij heeft ook een fascinatie voor stewardessen. Dat komt omdat hij vroeger veel met zijn ouders (die gescheiden zijn) naar Schiphol ging om vliegtuigen te kijken. Op Schiphol struikelde je natuurlijk over de stewardessen. Als hij Saskia Slingebeek en Sabine van Spaarnwoude, de ene is grondstewardess en de andere vliegende stewardess, ontmoet is er met beide dames een klik. Ze werken bij de KLM en dragen dus blauwe uniforms. Met name met Saskia kan hij het goed vinden. Zij hebben dezelfde belangstelling. Saskia heeft zelfs een vliegbrevet. De escortdames verdwijnen uit beeld en John trekt vooral op met Saskia en Sabine. Op een avond staan de dames ineens voor zijn deur en gaan hem enorm verwennen: de nacht van de blauwe eekhoorns. “Twee eekhoorntjes die van een eikel aan het genieten waren.” “Beter dan dit kan het leven niet worden, dacht hij. Hij wist niet half hoezeer hij gelijk zou krijgen.” Deze flashforward markeert de kanteling in de roman. Het wordt wat ingetogener. John probeert een vaste relatie met Saskia op te bouwen en dat lukt. Maar dan toont het leven aan John ook een andere kant, de kant van de tegenslag. Het leven tekent John. Gaat hij alles verliezen waar hij altijd op zoek naar is geweest? De teksten van Depeche Mode dreunen door: Life / is full of surprises / it advertises / Nothing / Nothing (uit Nothing).
John is het hoofdpersonage, maar het is over het algemeen een alwetende verteller die het verhaal vertelt. Slechts in het tweede en het laatste hoofdstuk is John als ik-verteller aan het woord. Alle hoofdstukken hebben een titel en de titel dekt wel de lading van het hoofdstuk. Vaak eindigen hoofdstukken met een soort van conclusie of verwijzing. Aan het eind van het hoofdstuk over Nathalie (verwijzing naar het gelijknamige lied van Gilbert Bécaud): “En ze kwam ook niet meer terug.” En dat klopt ook. Dat motief komt later in een ander hoofdstuk nog terug. Leo de Jong heeft dus een sterk geconstrueerd verhaal gemaakt. Als je het oppervlakkig leest valt het niet op. Hij schrijft soepel, lekkere dialogen, ogenschijnlijk zonder diepgang. Zo lijken sneeuw en ijsvogels achteloos te passeren. Maar er is steeds sneeuw als er iets onheilspellends gebeurt. Zo sneeuwt het als Sabine wordt begraven, ligt er sneeuw als John een nachtmerrie heeft. John is steeds op zoek naar de ijsvogel en denkt die in Saskia gevonden te hebben. Een ijsvogel houdt niet van de winter. Maar dan komen sneeuw/ijs en de ijsvogel bij elkaar als Saskia vanuit Londen terugvliegt.
Contrasten en humor spelen door het hele boek een rol. Je ziet dat in de thema’s in het verhaal zijn het zoeken van John naar geborgenheid tegenover eenzaamheid, zoeken naar geluk en het getroffen worden door tegenslag, macht tegenover onmacht, hoop en wanhoop, religie en wetenschap, streven iemand te zijn tegenover ‘een nobody’ te zijn, leven en dood. Op tal van momenten komt het terug. Bij de escortdames die een saaie studie hebben en een avontuurlijke bijbaan. De chihuahua die Cerberus (de hellehond uit de Griekse oudheid) heet, en de pitbull die de naam Pluisje draagt. Leo de Jong gebruikt humor als middel om de spanning wat weg te halen, te relativeren. Het lucht op.
Er valt heel veel te ontdekken in de roman. Denk aan de verwijzingen naar de klassieke oudheid. Een van de eerste hoofdstukken heet al ‘Brood en Spelen’, het adagium in het Romeinse Rijk zo rond het begin van onze jaartelling. Een van de escortdames heet Helena, een verwijzing naar Helena van Troje, de mooiste vrouw ter wereld. Maar tenslotte noemt John haar de ‘Trut van Troje.’ Rosa uit het hoofdstuk ‘Communistische kleuterjuf’ verwijst naar Rosa Luxemburg, een fanatieke communiste. En Luxemburg is toevallig weer het land waar John graag op vakantie gaat. Wat te veel van het goede zijn alle verwijzingen naar de historie van de steden. Dat haalt de vaart een beetje uit het verhaal. Aan de andere kant is het erg leuk om erachter te komen dat wat De Jong over de locaties schrijft ook klopt. De Jong zet de lezer vaak op het verkeerde been. Eekhoorns staan er om bekend dat zij onderzoekend zijn en dat zij andere dieren misleiden. Denk maar aan het verstoppen van hun voedsel. Dat geldt dus ook voor de ‘blauwe eekhoorns’. Schijn bedriegt!
Hoofdpersonage is John, een 38-jarige alleenstaande man, die een saaie kantoorbaan heeft. Hij heeft geen vriendin, houdt van reizen (stedentrips) films en muziek (en dan vooral de muziek van Depeche Mode). Zijn werk doet hij zonder veel enthousiasme, maar heeft het geld gewoon nodig. Dat geld spendeert hij aan mooie reisjes en escortdames, die altijd een stuk jonger zijn dan hijzelf. Dat moeten wel dames zijn van enige niveau. John mist een vaste relatie, al heeft hij er wel een gehad. Escortdames blijven toch ‘dames op bestelling’ en hoewel hij een aantal van hen regelmatig terugziet leidt het tot niets anders dan het bevredigen van zijn seksuele gevoelens. En die worden dan ook in het eerste deel van het boek stevig beschreven. Het is misschien wel een beetje teveel van het goede. Hij hopt van de ene stad en dame naar de andere. En steeds zijn er die teleurstellingen. Met name op Valentijnsdag lijkt een vloek te rusten. John heeft nog meer fascinaties: ijsvogels (je ziet ze zelden en hij noemt het vliegende edelstenen), eekhoorns (die braaf aan hun nootjes knabbelen; je hebt grondeekhoorns en vliegende eekhoorns). Hij heeft ook een fascinatie voor stewardessen. Dat komt omdat hij vroeger veel met zijn ouders (die gescheiden zijn) naar Schiphol ging om vliegtuigen te kijken. Op Schiphol struikelde je natuurlijk over de stewardessen. Als hij Saskia Slingebeek en Sabine van Spaarnwoude, de ene is grondstewardess en de andere vliegende stewardess, ontmoet is er met beide dames een klik. Ze werken bij de KLM en dragen dus blauwe uniforms. Met name met Saskia kan hij het goed vinden. Zij hebben dezelfde belangstelling. Saskia heeft zelfs een vliegbrevet. De escortdames verdwijnen uit beeld en John trekt vooral op met Saskia en Sabine. Op een avond staan de dames ineens voor zijn deur en gaan hem enorm verwennen: de nacht van de blauwe eekhoorns. “Twee eekhoorntjes die van een eikel aan het genieten waren.” “Beter dan dit kan het leven niet worden, dacht hij. Hij wist niet half hoezeer hij gelijk zou krijgen.” Deze flashforward markeert de kanteling in de roman. Het wordt wat ingetogener. John probeert een vaste relatie met Saskia op te bouwen en dat lukt. Maar dan toont het leven aan John ook een andere kant, de kant van de tegenslag. Het leven tekent John. Gaat hij alles verliezen waar hij altijd op zoek naar is geweest? De teksten van Depeche Mode dreunen door: Life / is full of surprises / it advertises / Nothing / Nothing (uit Nothing).
John is het hoofdpersonage, maar het is over het algemeen een alwetende verteller die het verhaal vertelt. Slechts in het tweede en het laatste hoofdstuk is John als ik-verteller aan het woord. Alle hoofdstukken hebben een titel en de titel dekt wel de lading van het hoofdstuk. Vaak eindigen hoofdstukken met een soort van conclusie of verwijzing. Aan het eind van het hoofdstuk over Nathalie (verwijzing naar het gelijknamige lied van Gilbert Bécaud): “En ze kwam ook niet meer terug.” En dat klopt ook. Dat motief komt later in een ander hoofdstuk nog terug. Leo de Jong heeft dus een sterk geconstrueerd verhaal gemaakt. Als je het oppervlakkig leest valt het niet op. Hij schrijft soepel, lekkere dialogen, ogenschijnlijk zonder diepgang. Zo lijken sneeuw en ijsvogels achteloos te passeren. Maar er is steeds sneeuw als er iets onheilspellends gebeurt. Zo sneeuwt het als Sabine wordt begraven, ligt er sneeuw als John een nachtmerrie heeft. John is steeds op zoek naar de ijsvogel en denkt die in Saskia gevonden te hebben. Een ijsvogel houdt niet van de winter. Maar dan komen sneeuw/ijs en de ijsvogel bij elkaar als Saskia vanuit Londen terugvliegt.
Contrasten en humor spelen door het hele boek een rol. Je ziet dat in de thema’s in het verhaal zijn het zoeken van John naar geborgenheid tegenover eenzaamheid, zoeken naar geluk en het getroffen worden door tegenslag, macht tegenover onmacht, hoop en wanhoop, religie en wetenschap, streven iemand te zijn tegenover ‘een nobody’ te zijn, leven en dood. Op tal van momenten komt het terug. Bij de escortdames die een saaie studie hebben en een avontuurlijke bijbaan. De chihuahua die Cerberus (de hellehond uit de Griekse oudheid) heet, en de pitbull die de naam Pluisje draagt. Leo de Jong gebruikt humor als middel om de spanning wat weg te halen, te relativeren. Het lucht op.
Er valt heel veel te ontdekken in de roman. Denk aan de verwijzingen naar de klassieke oudheid. Een van de eerste hoofdstukken heet al ‘Brood en Spelen’, het adagium in het Romeinse Rijk zo rond het begin van onze jaartelling. Een van de escortdames heet Helena, een verwijzing naar Helena van Troje, de mooiste vrouw ter wereld. Maar tenslotte noemt John haar de ‘Trut van Troje.’ Rosa uit het hoofdstuk ‘Communistische kleuterjuf’ verwijst naar Rosa Luxemburg, een fanatieke communiste. En Luxemburg is toevallig weer het land waar John graag op vakantie gaat. Wat te veel van het goede zijn alle verwijzingen naar de historie van de steden. Dat haalt de vaart een beetje uit het verhaal. Aan de andere kant is het erg leuk om erachter te komen dat wat De Jong over de locaties schrijft ook klopt. De Jong zet de lezer vaak op het verkeerde been. Eekhoorns staan er om bekend dat zij onderzoekend zijn en dat zij andere dieren misleiden. Denk maar aan het verstoppen van hun voedsel. Dat geldt dus ook voor de ‘blauwe eekhoorns’. Schijn bedriegt!
1
Reageer op deze recensie