Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Meesterlijke sfeerbeelden: ook als journalist had Roth een prachtige empathische pen

Ik ben een idolate fan van Joseph Roth. Zijn beroemde meesterwerk "Radetzkymars" is een van mijn favoriete boeken, en ook veel van zijn andere romans las ik vol ontroerde bewondering. Niemand kan zo trefzeker de sfeer oproepen van een verdwenen wereld, niemand kan in zo weinig woorden en met zoveel empathie de tragiek en glorie oproepen van een gedoemd klein leven, niemand kan met zoveel ontroerende nostalgie een heel verdwijnend of verdwenen tijdperk oproepen met een raadselachtig raak sfeerbeeld van een regenachtige avond of een luisterrijke zomerdag. Ja, hij had een geniaal precieze pen, die Joseph Roth, en ook enorme empathie. Maar ook een genadeloos scherp oog. In zijn mooie romandebuut "Hotel Savoy" staat bijvoorbeeld de schitterende uitspraak: "mensen hebben geen slecht, alleen een veel te klein hart. Er kan niet veel in, het is net groot genoeg voor vrouw en kind". Een zin waardoor ik mij genadeloos betrapt voel, want mijn hart is vaak ook te klein. Dat van Roth zelf was daarentegen groot, en bood plaats aan talloze nietige levens en vergeten leefwerelden. En al zijn romans nodigen ons op onovertroffen wijze uit om ons hart iets groter te maken, om met meer empathie dan wij gewoonlijk hebben ons te verdiepen in levens en gevoelens waar wij normaal gesproken aan voorbij gaan.

Al deze kwaliteiten nu van de romanschrijver Roth komen volgens veel Roth-kenners ook mooi naar voren in zijn journalistieke werk. Dat zou maar zo kunnen: ik herken het in elk geval wel in de twee selecties van in het Nederlands vertaalde stukken: "De hotelmens" (waar ik misschien nog eens een stukje over schrijf) en "De blonde neger en andere portretten" (dat ik nu net uit heb). Dat laatste boek bevat ook nog eens een mooi voorwoord van Roth-fan Tommy Wieringa, en een aanstekelijk idolaat nawoord van vertaalster en Roth-kenner Els Snick. Ook wordt de lezer getrakteerd op mooie en goed bij de sfeer passende tekeningen van Frans Masereel. Maar vooral prachtig is hier natuurlijk het proza van Joseph Roth. Even prachtig, trefzeker, empathisch en in weinig woorden ongelofelijk sfeervol als in zijn romans. Als journalist zal Roth zich meer hebben verlaten op zijn observaties en minder op zijn verbeelding, maar met zijn ongehoord subtiele pen haalt hij sfeerbeelden naar boven waar een normale journalist niet eens van dromen kan, en de meeste romanschrijvers trouwens ook niet.

Schitterend is bijvoorbeeld het eerste stuk uit deze bundel, "Menselijke fragmenten", waarin wel heel pregnant wordt geschreven over door WO I fysiek en mentaal verminkte soldaten. Het stuk begint als volgt: "Dit was ooit een mens. Hij noemde zich het evenbeeld van God, de kroon der schepping, en liep rechtop en met zijn voeten door het stof waaruit hij gemaakt was". Twee erg rake zinnen, in mijn beleving: vooral het beeld van het stof (en de resonantie daarvan met het bekende Bijbelse woord dat we uit stof zijn gemaakt en tot stof zullen wederkeren) dompelt ons meteen al onder in neergang en vergankelijkheid. Ook de suggestie dat we hier met een gefragmenteerd mens te maken hebben draagt daaraan bij, evenals de suggestie dat die mens niet langer rechtop loopt. En dat laatste wordt een bladzijde later wel heel erg duidelijk: "Zie hem wankelen! Hij loopt in een zigzag als een mislukte karikatuur van een bliksemstraal. Zijn trillende gebeente rammelt als hij tegen de muur aanloopt en wordt meteen naar de rand van het trottoir teruggeslingerd, alsof de stenen muur hem afkeer inboezemt. Hij weet niet wat het volgende moment op zijn weg brengt. Hij kent geen weg, hij kent slechts een richting, een vaag idee van een doel [...]. Wat is dit? Een FRAGMENT, een restant van een mensdom dat kon juichen en huilen, heersen en buigen, bevelen en bidden. Een kommerlijk zigzaggend symbool van onze tijd, dat met een gebroken rug wankelt tussen revoluties, wereldbeelden en maatschappelijke ordes".

Zo doet Roth dat steeds, in zijn romans en in zijn journalistieke stukken: met een paar woorden evoceert hij een gebroken leven, en dat gebroken leven is dan meteen een wonderlijk rijk en raak beeld van een tijdperk. In het voorbeeld dat ik hier gaf gebeurt dat laatste tamelijk expliciet, maar vaker nog doet hij dit heel effectief tussen de regels door. Geweldig is bijvoorbeeld zijn stukje naar aanleiding van een krantenbericht over een filmpianist (iemand dus die om den brode piano speelde ter begeleiding van steeds dezelfde stomme films) die waanzinnig wordt nadat hij vijftig middagen achter elkaar de symfonie in b-mineur van Schubert speelt. "Bij de eenenvijftigste keer brak bij pianist Istvan een begrijpelijk geval van waanzin uit. Zijn hersenen kwamen in opstand tegen het misbruik van argeloze vingers, meegaande toetsen en oneindige melodieën. Zijn op de piano doodgehamerde geweten kwam tot leven en revolteerde. Van twee oplossingen - de symfonie in b- mineur of de honger- koos Istvan Nagy de derde: de waanzin". Prachtige zinnen, die heel effectief de doodsheid oproepen van het beroep van filmpianist. Wat nog versterkt wordt door een aantal latere even prachtige alinea's, over de doodse herhaling van steeds dezelfde zwijgende beelden, over de leegte van deze films, en over de noodzaak om die leegte en stilte dan maar te vullen met steeds weer dezelfde volkomen mechanisch voortgebrachte muziek. En zo wordt dit zelfs meer dan alleen maar de prachtige en aandachtige beschrijving van een marginaal tragisch leven: volgens mij is het ook het beeld van de steeds mechanischer en leger wordende wereld in de jaren '20 van de vorige eeuw. Een beeld dat bij mij erg stevig binnenkomt, omdat Roth het niet oproept via filosofische analyses en abstracties, maar met de aandachtige beschrijving van een concreet leven met een concrete tragiek.

In "De blonde neger" toont Roth ons veel van dit soort marginale levens en leefwerelden, ons iedere keer verrassend met originaliteit en rijke sfeer. We maken kennis met een blonde neger, die door het Nazistisch gepeupel als scandaleuze rariteit wordt bezien, met gefotografeerde naamloze doden die ons juist door hun naamloosheid extra beschuldigend aankijken, met bartijgers en barmeiden, met een moeder die snoepgoed brengt naar een zoon die haar vermoorden wilde, met een stokoude man die het onmogelijke ervaart, namelijk de dood van zijn stokoude vriend, met verbannen kinderen die door hun verbanning een noodlottige kennis hebben die hen meteen tot oudere mannen maakt, met vluchtelingen die alle wanhoop voorbij zijn, en met nog veel meer buitenissige en meestal gemarginaliseerde personen. Elk leven zit vol met door Roth prachtig omschreven melancholie, en die melancholie is tegelijk ook een sfeervol, rijk en treurig tijdsbeeld. En zo leven we niet alleen mee met een reeks verloren levens, maar ook met de roerige en treurige tijden van de wereld in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw.

In haar mooie nawoord weet vertaalster Els Snick ons nog te vertellen dat Roth ongeveer 1500 journalistieke stukken geschreven heeft. Ik zou zeggen: aan het werk!
2

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde