Lezersrecensie
Vermakelijke en diverse bundel met vampierverhalen ...
Disclaimer: in deze bundel staat ook een verhaal van mij. Deze recensie verscheen eerder in Fantastische Vertellingen nr 65.
Dit is alweer de vierde bundel in de ‘… in de polder’-reeks, die in 2018 begon met ‘Lovecraft in de polder’, gevolgd door ‘Eindtijden in de polder’ en ‘Poe in de polder’. De reeks is opgezet als aanvulling op de EdgeZero-wedstrijd, en auteurs die tot twee maal toe in de EdgeZero-bundel verschenen, krijgen de uitnodiging om aan deze publicaties mee te werken. Het doel is de veel producerende en kwaliteit biedende Nederlandstalige genreschrijvers uit te dagen over een bepaald thema te schrijven en zo anthologieën te creëren die een breed publiek kunnen aanspreken. Hoewel ik niet weet of met deze bundels daadwerkelijk een breder publiek wordt bereikt dan het toch beperkte wereldje van het Nederlandstalige genre (de vraag hoe je effectief lezers buiten de ‘bubbel’ bereikt, heb ikzelf in elk geval nog niet beantwoord of beantwoord gezien), is het andere doel - schrijvers uitdagen en kwalitatief hoogstaande bundels genereren - zeker wel behaald. Alle vier de bundels tot nu toe bevatten verhalen van de topauteurs in het Nederlandstalige genrelandschap en maken het zo makkelijker nieuwe schrijvers te ontdekken, maar de verhalen zelf zijn ook vaak origineel, heel divers en bieden een uniek Nederlands of Vlaams perspectief op brede thema’s in het fantastische genre. Tot nu toe zijn vooral inspiratiebronnen uit het horrorgenre aan bod gekomen, maar aangezien horror in ons taalgebied ondervertegenwoordigd is, vind ik dat een goede zaak. Wel denk ik dat het voor de afwisseling aardig zou zijn ook eens een SF- of fantasythema te kiezen (H.G. Wells in de polder? Draken in de polder?). Maar ook als het horrorthema’s blijven, hoop ik op een lange continuering van deze serie. Als auteur ben ik bevooroordeeld, want ja, ik heb in alle vier de delen verhalen staan en ik ben blij met elke mogelijkheid in het Nederlandse taalgebied te publiceren. Maar als lezer kijk ik ook uit naar nieuwe delen, want ze zijn gewoon heel erg goed. Dat blijkt ook uit het feit dat in de EdgeZero-bundel ook vaak veel verhalen uit de ‘… in de polder’-projecten terugkomen. Dat zal ook wel gelden voor dit vierde deel. Wel was ik zelf net iets meer te spreken over de voorganger, ‘Poe in de polder’. In dat deel vond ik meer verhalen die me de kriebels gaven of die me op een andere manier emotioneel wat deden. Hier waren wat meer verhalen die voor een humoristische toon kozen of juist een iets te traditionele insteek. Dit is een kwestie van smaak natuurlijk, want wie juist graag genreverhalen leest met een knipoog, zal van die verhalen des te meer genieten.
Een zo’n verhaal met een knipoog dat ik juist wel heel erg waardeerde, was het openingsverhaal van Tais Teng, ‘Een grafkrans van paarse knoflookbloemen’. Dit is namelijk een verhaal over zijn geweldige karakter Hans D’Ancy - bekend van meerdere boeken waarin zijn avonturen worden beschreven, die zich afspelen in een alternatief universum waar magie, goden en mythologische wezens echt bestaan. Ik had genoten van die eerdere verhalen en ik waardeerde het naar die wereld terug te keren - vol verbeelding, fantasievolle beschrijvingen en een mooi, wrang einde. Dit maakt deze bundel voor fans van Teng alleen al het aanschaffen waard.
Bij vampiers hoop ik verhalen te lezen die me een ongemakkelijk gevoel geven, die beklemming genereren, het gevoel van afkeer dat parasieten oproepen, gemengd met de aantrekkingskracht van iets waarvan je weet dat het niet goed voor je is, maar waar je toch geen weerstand tegen kunt bieden. ‘Wezens van de nacht’ met alles daaromheen. Een paar verhalen wisten me echt kippenvel te bezorgen. De beste was, in mijn optiek, ‘De hippiekolonie’ van Joost Uitdehaag. Als schrijver slaagt hij er sowieso in de lezer te laten voelen wat zijn karakters ervaren en zo onder je huid te kruipen. Hier doet hij dat ook, met een duidelijke en goed beschreven historische setting en een hoofdpersoon die er graag bij wil horen. Ze wordt opgenomen in een gemeenschap en ontdekt dat er meer aan de hand is. Heerlijk huiveren, wat mij betreft. Het verhaal bezorgde mij echt een ‘unheimisch’ gevoel.
Ook heel goed was ‘Bloedarmoede’ van Wouter van Gorp. Zijn verhalen getuigen altijd van een groot vakmanschap en vertonen een opvallende thematische diepgang. Ze lonen het ze te herlezen. Ook hier zijn metaforische interpretaties mogelijk, als een volgende generatie niet loskomt van wat haar voorgangers hebben uitgevreten. En zonder het te expliciet te beschrijven, jaagt het verhaal -juist door die diepgang- de lezer angst aan. De kracht zit hem in de subtiliteit.
Voordat ik de bundel ging lezen, zei ik tegen mijn vrouw dat ik verwachtte dat het verhaal van Jan J.B. Kuipers heel goed zou zijn. Hij schrijft namelijk altijd over geschiedenis en de rol van legenden en overleveringen daarin, en over moreel donkergrijze of zelfs verdorven karakters. En ik kreeg gelijk. Dit thema was er duidelijk een dat op zijn lijf geschreven was, want ‘Het klooster in de duinen’ geeft een interessante historische interpretatie en de duistere sfeer is beklemmend - ook nadat het verhaal uit is, blijft het aan je kleven.
Verder heel griezelig was ‘Iets lekkers’ van Jorrit de Klerk - heel anders geschreven dan dat van Kuipers: fris, modern, jong in plaats van bedrukkend archaïsch, maar deze vertelling van een meisje dat een jongen meeneemt om haar overgrootmoeder ‘iets lekkers’ te brengen, bevat enkele heerlijke shock-momenten, zelfs al is het direct duidelijk dat er iets mis moet zijn.
Maarten Luikhoven en Wendy Torenvliet voorspellen een dystopische toekomst en laten hun vampiers een heldhaftige rol innemen en mensen beschermen (tegen een prijs). Esther Wagenaar heeft een goed geschreven verhaal, dat je doet meeleven met de hoofdpersoon en ook het erotische karakter van veel vampierverhalen recht aandoet, en dat eindigt met een mooie wending. Mike Jansen weet een heel ander soort ‘vampiers’ te tonen en laat zien hoe ver de mensen in de toekomst moeten gaan om zichzelf te beschermen (ik vond het ook mooie beschrijvingen van SF-omgevingen in dit verhaal). Frank Roger is ‘over the top’ op een manier die alleen hij kan en Eowen Valk kiest voor inspiratie uit de ‘Underworld’-films, zo lijkt het althans. ‘Graaf Graf’ van Edward van Egmond was dan weer heerlijk humoristisch en liet me met een brede grijns achter.
Het is ondoenlijk om over alle verhalen iets te schrijven. Geen ervan was slecht, hooguit zag ik bij sommige het einde te ver van te voren aankomen, of werd ik er persoonlijk als lezer niet door geraakt. Andere recensenten zullen hun eigen voorkeuren hebben. Mijn conclusie is echter helder: hou je van Nederlandstalige korte verhalen en/of ben je een horrorliefhebber, dan is dit een absolute aanrader. En wie weet ontdek je weer een nieuwe auteur van wie je nog meer wilt lezen!
Dit is alweer de vierde bundel in de ‘… in de polder’-reeks, die in 2018 begon met ‘Lovecraft in de polder’, gevolgd door ‘Eindtijden in de polder’ en ‘Poe in de polder’. De reeks is opgezet als aanvulling op de EdgeZero-wedstrijd, en auteurs die tot twee maal toe in de EdgeZero-bundel verschenen, krijgen de uitnodiging om aan deze publicaties mee te werken. Het doel is de veel producerende en kwaliteit biedende Nederlandstalige genreschrijvers uit te dagen over een bepaald thema te schrijven en zo anthologieën te creëren die een breed publiek kunnen aanspreken. Hoewel ik niet weet of met deze bundels daadwerkelijk een breder publiek wordt bereikt dan het toch beperkte wereldje van het Nederlandstalige genre (de vraag hoe je effectief lezers buiten de ‘bubbel’ bereikt, heb ikzelf in elk geval nog niet beantwoord of beantwoord gezien), is het andere doel - schrijvers uitdagen en kwalitatief hoogstaande bundels genereren - zeker wel behaald. Alle vier de bundels tot nu toe bevatten verhalen van de topauteurs in het Nederlandstalige genrelandschap en maken het zo makkelijker nieuwe schrijvers te ontdekken, maar de verhalen zelf zijn ook vaak origineel, heel divers en bieden een uniek Nederlands of Vlaams perspectief op brede thema’s in het fantastische genre. Tot nu toe zijn vooral inspiratiebronnen uit het horrorgenre aan bod gekomen, maar aangezien horror in ons taalgebied ondervertegenwoordigd is, vind ik dat een goede zaak. Wel denk ik dat het voor de afwisseling aardig zou zijn ook eens een SF- of fantasythema te kiezen (H.G. Wells in de polder? Draken in de polder?). Maar ook als het horrorthema’s blijven, hoop ik op een lange continuering van deze serie. Als auteur ben ik bevooroordeeld, want ja, ik heb in alle vier de delen verhalen staan en ik ben blij met elke mogelijkheid in het Nederlandse taalgebied te publiceren. Maar als lezer kijk ik ook uit naar nieuwe delen, want ze zijn gewoon heel erg goed. Dat blijkt ook uit het feit dat in de EdgeZero-bundel ook vaak veel verhalen uit de ‘… in de polder’-projecten terugkomen. Dat zal ook wel gelden voor dit vierde deel. Wel was ik zelf net iets meer te spreken over de voorganger, ‘Poe in de polder’. In dat deel vond ik meer verhalen die me de kriebels gaven of die me op een andere manier emotioneel wat deden. Hier waren wat meer verhalen die voor een humoristische toon kozen of juist een iets te traditionele insteek. Dit is een kwestie van smaak natuurlijk, want wie juist graag genreverhalen leest met een knipoog, zal van die verhalen des te meer genieten.
Een zo’n verhaal met een knipoog dat ik juist wel heel erg waardeerde, was het openingsverhaal van Tais Teng, ‘Een grafkrans van paarse knoflookbloemen’. Dit is namelijk een verhaal over zijn geweldige karakter Hans D’Ancy - bekend van meerdere boeken waarin zijn avonturen worden beschreven, die zich afspelen in een alternatief universum waar magie, goden en mythologische wezens echt bestaan. Ik had genoten van die eerdere verhalen en ik waardeerde het naar die wereld terug te keren - vol verbeelding, fantasievolle beschrijvingen en een mooi, wrang einde. Dit maakt deze bundel voor fans van Teng alleen al het aanschaffen waard.
Bij vampiers hoop ik verhalen te lezen die me een ongemakkelijk gevoel geven, die beklemming genereren, het gevoel van afkeer dat parasieten oproepen, gemengd met de aantrekkingskracht van iets waarvan je weet dat het niet goed voor je is, maar waar je toch geen weerstand tegen kunt bieden. ‘Wezens van de nacht’ met alles daaromheen. Een paar verhalen wisten me echt kippenvel te bezorgen. De beste was, in mijn optiek, ‘De hippiekolonie’ van Joost Uitdehaag. Als schrijver slaagt hij er sowieso in de lezer te laten voelen wat zijn karakters ervaren en zo onder je huid te kruipen. Hier doet hij dat ook, met een duidelijke en goed beschreven historische setting en een hoofdpersoon die er graag bij wil horen. Ze wordt opgenomen in een gemeenschap en ontdekt dat er meer aan de hand is. Heerlijk huiveren, wat mij betreft. Het verhaal bezorgde mij echt een ‘unheimisch’ gevoel.
Ook heel goed was ‘Bloedarmoede’ van Wouter van Gorp. Zijn verhalen getuigen altijd van een groot vakmanschap en vertonen een opvallende thematische diepgang. Ze lonen het ze te herlezen. Ook hier zijn metaforische interpretaties mogelijk, als een volgende generatie niet loskomt van wat haar voorgangers hebben uitgevreten. En zonder het te expliciet te beschrijven, jaagt het verhaal -juist door die diepgang- de lezer angst aan. De kracht zit hem in de subtiliteit.
Voordat ik de bundel ging lezen, zei ik tegen mijn vrouw dat ik verwachtte dat het verhaal van Jan J.B. Kuipers heel goed zou zijn. Hij schrijft namelijk altijd over geschiedenis en de rol van legenden en overleveringen daarin, en over moreel donkergrijze of zelfs verdorven karakters. En ik kreeg gelijk. Dit thema was er duidelijk een dat op zijn lijf geschreven was, want ‘Het klooster in de duinen’ geeft een interessante historische interpretatie en de duistere sfeer is beklemmend - ook nadat het verhaal uit is, blijft het aan je kleven.
Verder heel griezelig was ‘Iets lekkers’ van Jorrit de Klerk - heel anders geschreven dan dat van Kuipers: fris, modern, jong in plaats van bedrukkend archaïsch, maar deze vertelling van een meisje dat een jongen meeneemt om haar overgrootmoeder ‘iets lekkers’ te brengen, bevat enkele heerlijke shock-momenten, zelfs al is het direct duidelijk dat er iets mis moet zijn.
Maarten Luikhoven en Wendy Torenvliet voorspellen een dystopische toekomst en laten hun vampiers een heldhaftige rol innemen en mensen beschermen (tegen een prijs). Esther Wagenaar heeft een goed geschreven verhaal, dat je doet meeleven met de hoofdpersoon en ook het erotische karakter van veel vampierverhalen recht aandoet, en dat eindigt met een mooie wending. Mike Jansen weet een heel ander soort ‘vampiers’ te tonen en laat zien hoe ver de mensen in de toekomst moeten gaan om zichzelf te beschermen (ik vond het ook mooie beschrijvingen van SF-omgevingen in dit verhaal). Frank Roger is ‘over the top’ op een manier die alleen hij kan en Eowen Valk kiest voor inspiratie uit de ‘Underworld’-films, zo lijkt het althans. ‘Graaf Graf’ van Edward van Egmond was dan weer heerlijk humoristisch en liet me met een brede grijns achter.
Het is ondoenlijk om over alle verhalen iets te schrijven. Geen ervan was slecht, hooguit zag ik bij sommige het einde te ver van te voren aankomen, of werd ik er persoonlijk als lezer niet door geraakt. Andere recensenten zullen hun eigen voorkeuren hebben. Mijn conclusie is echter helder: hou je van Nederlandstalige korte verhalen en/of ben je een horrorliefhebber, dan is dit een absolute aanrader. En wie weet ontdek je weer een nieuwe auteur van wie je nog meer wilt lezen!
2
Reageer op deze recensie