Lezersrecensie
Het verdwijnen van Ferdi Heijen
Het verhaal in de debuutroman van Max Hermens wordt over de lezer uitgestrooid als een puzzel waarbij de puzzelaar de afbeelding op de doos niet te zien krijgt. De lezer krijgt alleen de titel en 200 pagina’s, de puzzelaar krijgt 16 perspectieven rond de verdwijning en dialogen zonder aanhalingstekens. Toch wordt al snel duidelijk wat de essentie is van het verhaal; de twaalfjarige Ferdi Heijen is verdwenen uit een klein dorpje in Brabant of Noord Limburg. Heeft zijn verdwijning te maken met de ontdekking van een wietplantage in de maisvelden in de buurt? Iedereen in het dorp denkt er het zijne van. Maar voor het verhaal goed en wel op gang komt laat Max Hermens ons eerst kennismaken met zijn hoofdpersonage: Ferdi dendert als een echte Joe Speedboot het verhaal binnen: ‘Dus ik ram die skelter van me de grote weg op, da’s de provinciale, en stop pas als ik met beide voorwielen op het asfalt sta, want ik weet hoe het hier werkt: je moet je plek pakken, dat zegt ons pap ook.’ Vanaf die eerste alinea al weten we dat Ferdi een jongen is die weet dat hij echt op zichzelf is aangewezen, dat niemand hem komt redden, zeker niet nu ‘het hele halve dorp’ achter hem aan zit.
Thematiek
Heeft Ferdi iets uitgevreten? Is er iets crimineels aan de hand? Dat zou best wel eens kunnen. In de eerste pagina’s van het boek schetst Ferdi zelf zijn situatie. Hij is de jongste zoon van Robbie Heijen die landbouwmachines verhuurt in een omgeving waar alle boeren tegenwoordig hun eigen machines hebben. Dat betekent armoede dus. Een moeder is er niet. Ferdi en zijn broers worden verwaarloosd en hebben dat allang geaccepteerd. Zij zoeken hun eigen weg wel. Het verval van het gezin staat eigenlijk voor het verval van het dorp, misschien wel van het hele buitengebied. Jeugdzorg, de politie, maar ook de journalistiek, hebben allang geen verbinding meer met de mensen in het dorp, laat staan met de boeren in de omgeving en nog veel minder met families als de Heijens die nog ónder de laagste sport van de maatschappelijke ladder bungelen. Als je een literaire parallel zoekt zou je ook kunnen denken aan de dertienjarige Brian in ‘Zomervacht’ van Jaap Robben.
Perspectieven
Het boek is opgebouwd vanuit 16 perspectieven. Terwijl Ferdi een paar keer aan het woord komt in zes eigen hoofdstukken maken we in de andere hoofdstukken kennis met 15 mensen ui te dorp en vertegenwoordigers van diverse hierboven genoemde instanties. Het dorp Hezel lijkt een hechte gemeenschap maar hangt van roddel en achterklap aan elkaar. Wanneer ze het over Ferdi hebben schetst iedereen de jongen als een soort van jeugddelinquent. En inderdaad flikt Ferdi met regelmaat dingen die veel andere kinderen nooit zouden doen, maar dat maakt hem nog geen crimineel. Toch worden hij en zijn familie -net als de Poolse arbeidsmigranten- met scheve ogen bekeken en zijn zij buitenstaanders met wie je je niet moet inlaten. En dankzij de perspectieven van Janine, Wiel, Michael, José, Maaike, Vince, Harry etc. etc. merk je dat de dorpelingen elkaar eigenlijk ook niet vertrouwen. Ze hebben van alles op elkaar aan te merken. Het gaat over ‘de boeren’, ‘de Polen’ en over ‘die van het dorp’. Pas in de confrontatie met het gezag of de overheid sluiten zich de rijen en hult eenieder zich in stilzwijgen.
Taal
Zoals in de inleiding al gezegd gebruikt de auteur in zijn dialogen geen aanhalingstekens. Dat maakt dat de lezer goed moet opletten wanneer de gesprekspartners van rol wisselen. Wie spreekt er, wie luistert? Door deze ingreep geeft de auteur zijn lezers het idee dat de inwoners van deze gemeenschap één geheel vormen. Dat idee wordt nog eens versterkt door het gebruik van een eigen idioom met trekjes van Brabantse (?) dialecten of accenten. Dubbele ontkenningen, ‘bij boeren loop je nooit niet door de voordeur binnen’, het veelvuldig gebruik van ons in bv. ‘ons mam’ en ‘ons Jacques’, formuleringen om maar geen oordeel ergens over te hoeven uitspreken, ‘… dat moet je niet denken’, ‘En verder hebben wij er niks mee te maken. Helemaal niks’. Door de taal en de setting, varkensfokkerijen, mais en de wietplantage(s), weet je dat je waarschijnlijk op het platteland van Brabant bent, maar het had zó maar een ander deel van Nederland kunnen zijn. Deze elementen in het verhaal zijn heel overtuigend beschreven en versterken de identificatiemogelijkheid voor veel jongeren. Niet alleen in Brabant.
Plot
In het verhaal speculeert iedereen over de vraag waar Ferdi Heijen is. De lezer krijgt wat summiere informatie van Ferdi zelf in de zes hoofdstukken die een soort van monologue intérieur zijn. Toch brengt ons dat geen stap verder, want Ferdi is altijd alleen en hij laat niets los, behalve dat hij op de vlucht is. Hij zwerft rond in hallucinant landschap van verwaarloosde huizen, oude boerenschuren en uitgestrekte maisvelden. Bijna iedereen heeft ‘dat joch’ de laatste uren nog wel ergens gezien, maar niet gesproken en dus weten ze ook niet wat hij heeft uitgespookt. Was hij niet in de buurt van dat maisveld waar ze net die wietplantage hebben ontdekt? Het kletsen over ‘dat joch’ zou Ferdi nog wel eens kunnen opbreken wanneer in de loop van de dag van de ontdekking van de plantage twee gozers op crossmotoren opduiken. Een goed verstaander heeft dan maar een half woord nodig, Ferdi moet verdwijnen. En dat weet hij zelf ook, maar Ferdi is alleen en aan het eind van een lange dag zó moe… ‘Ik moet eigenlijk een plek zoeken om te slapen. Dat moet ik doen, gewoon een zachte plek om te slapen. Al is het maar voor even. En ik ga niet huilen, echt niet. Ik knijp in de stof van de slaapzak.’
Universeel
Dit open einde zal wellicht niet elke jonge lezer kunnen waarderen. Toch maakt het deel uit van de magie en onderstreept dit einde het universele karakter van het verhaal. Overal in Nederland (en daarbuiten) slaat de agrarische globalisatie gaten in de samenhang van de plattelandsbevolking. Overal in Nederland verdwijnt het vertrouwen van de bevolking in overheden die steeds minder zichtbaar zijn. En overal ziet de kleine én de grote criminaliteit waar ze kan floreren binnen gemeenschappen waarbinnen men niet echt meer op elkaar kan bouwen.
Echte mensen
Het raadsel over ‘Het verdwijnen van Ferdi Heijen’ is slim opgebouwd. Om te beginnen is Ferdi best wel een aaibaar personage waarin veel lezers, ook jongeren vanaf een jaar of vijftien, veel emoties van zichzelf kunnen herkennen. Ferdi zelf geeft natuurlijk wel het een en ander prijs over wat er werkelijk aan de hand is, maar vooral de 15 andere sprekers leveren voer voor speculatie. De mensen uit het dorp speculeren vanuit achterdocht, de buitenstaanders speculeren vanuit onbegrip. Het is aan de lezer om zelf conclusies te trekken. Maar zoals Joost Oomen in de blurb op de cover zegt: ‘Als je wilt weten hoe de mensen praten en denken, echte mensen, moet je bij Max Hermens wezen’.
Thematiek
Heeft Ferdi iets uitgevreten? Is er iets crimineels aan de hand? Dat zou best wel eens kunnen. In de eerste pagina’s van het boek schetst Ferdi zelf zijn situatie. Hij is de jongste zoon van Robbie Heijen die landbouwmachines verhuurt in een omgeving waar alle boeren tegenwoordig hun eigen machines hebben. Dat betekent armoede dus. Een moeder is er niet. Ferdi en zijn broers worden verwaarloosd en hebben dat allang geaccepteerd. Zij zoeken hun eigen weg wel. Het verval van het gezin staat eigenlijk voor het verval van het dorp, misschien wel van het hele buitengebied. Jeugdzorg, de politie, maar ook de journalistiek, hebben allang geen verbinding meer met de mensen in het dorp, laat staan met de boeren in de omgeving en nog veel minder met families als de Heijens die nog ónder de laagste sport van de maatschappelijke ladder bungelen. Als je een literaire parallel zoekt zou je ook kunnen denken aan de dertienjarige Brian in ‘Zomervacht’ van Jaap Robben.
Perspectieven
Het boek is opgebouwd vanuit 16 perspectieven. Terwijl Ferdi een paar keer aan het woord komt in zes eigen hoofdstukken maken we in de andere hoofdstukken kennis met 15 mensen ui te dorp en vertegenwoordigers van diverse hierboven genoemde instanties. Het dorp Hezel lijkt een hechte gemeenschap maar hangt van roddel en achterklap aan elkaar. Wanneer ze het over Ferdi hebben schetst iedereen de jongen als een soort van jeugddelinquent. En inderdaad flikt Ferdi met regelmaat dingen die veel andere kinderen nooit zouden doen, maar dat maakt hem nog geen crimineel. Toch worden hij en zijn familie -net als de Poolse arbeidsmigranten- met scheve ogen bekeken en zijn zij buitenstaanders met wie je je niet moet inlaten. En dankzij de perspectieven van Janine, Wiel, Michael, José, Maaike, Vince, Harry etc. etc. merk je dat de dorpelingen elkaar eigenlijk ook niet vertrouwen. Ze hebben van alles op elkaar aan te merken. Het gaat over ‘de boeren’, ‘de Polen’ en over ‘die van het dorp’. Pas in de confrontatie met het gezag of de overheid sluiten zich de rijen en hult eenieder zich in stilzwijgen.
Taal
Zoals in de inleiding al gezegd gebruikt de auteur in zijn dialogen geen aanhalingstekens. Dat maakt dat de lezer goed moet opletten wanneer de gesprekspartners van rol wisselen. Wie spreekt er, wie luistert? Door deze ingreep geeft de auteur zijn lezers het idee dat de inwoners van deze gemeenschap één geheel vormen. Dat idee wordt nog eens versterkt door het gebruik van een eigen idioom met trekjes van Brabantse (?) dialecten of accenten. Dubbele ontkenningen, ‘bij boeren loop je nooit niet door de voordeur binnen’, het veelvuldig gebruik van ons in bv. ‘ons mam’ en ‘ons Jacques’, formuleringen om maar geen oordeel ergens over te hoeven uitspreken, ‘… dat moet je niet denken’, ‘En verder hebben wij er niks mee te maken. Helemaal niks’. Door de taal en de setting, varkensfokkerijen, mais en de wietplantage(s), weet je dat je waarschijnlijk op het platteland van Brabant bent, maar het had zó maar een ander deel van Nederland kunnen zijn. Deze elementen in het verhaal zijn heel overtuigend beschreven en versterken de identificatiemogelijkheid voor veel jongeren. Niet alleen in Brabant.
Plot
In het verhaal speculeert iedereen over de vraag waar Ferdi Heijen is. De lezer krijgt wat summiere informatie van Ferdi zelf in de zes hoofdstukken die een soort van monologue intérieur zijn. Toch brengt ons dat geen stap verder, want Ferdi is altijd alleen en hij laat niets los, behalve dat hij op de vlucht is. Hij zwerft rond in hallucinant landschap van verwaarloosde huizen, oude boerenschuren en uitgestrekte maisvelden. Bijna iedereen heeft ‘dat joch’ de laatste uren nog wel ergens gezien, maar niet gesproken en dus weten ze ook niet wat hij heeft uitgespookt. Was hij niet in de buurt van dat maisveld waar ze net die wietplantage hebben ontdekt? Het kletsen over ‘dat joch’ zou Ferdi nog wel eens kunnen opbreken wanneer in de loop van de dag van de ontdekking van de plantage twee gozers op crossmotoren opduiken. Een goed verstaander heeft dan maar een half woord nodig, Ferdi moet verdwijnen. En dat weet hij zelf ook, maar Ferdi is alleen en aan het eind van een lange dag zó moe… ‘Ik moet eigenlijk een plek zoeken om te slapen. Dat moet ik doen, gewoon een zachte plek om te slapen. Al is het maar voor even. En ik ga niet huilen, echt niet. Ik knijp in de stof van de slaapzak.’
Universeel
Dit open einde zal wellicht niet elke jonge lezer kunnen waarderen. Toch maakt het deel uit van de magie en onderstreept dit einde het universele karakter van het verhaal. Overal in Nederland (en daarbuiten) slaat de agrarische globalisatie gaten in de samenhang van de plattelandsbevolking. Overal in Nederland verdwijnt het vertrouwen van de bevolking in overheden die steeds minder zichtbaar zijn. En overal ziet de kleine én de grote criminaliteit waar ze kan floreren binnen gemeenschappen waarbinnen men niet echt meer op elkaar kan bouwen.
Echte mensen
Het raadsel over ‘Het verdwijnen van Ferdi Heijen’ is slim opgebouwd. Om te beginnen is Ferdi best wel een aaibaar personage waarin veel lezers, ook jongeren vanaf een jaar of vijftien, veel emoties van zichzelf kunnen herkennen. Ferdi zelf geeft natuurlijk wel het een en ander prijs over wat er werkelijk aan de hand is, maar vooral de 15 andere sprekers leveren voer voor speculatie. De mensen uit het dorp speculeren vanuit achterdocht, de buitenstaanders speculeren vanuit onbegrip. Het is aan de lezer om zelf conclusies te trekken. Maar zoals Joost Oomen in de blurb op de cover zegt: ‘Als je wilt weten hoe de mensen praten en denken, echte mensen, moet je bij Max Hermens wezen’.
1
Reageer op deze recensie