Lezersrecensie
Eindeloze, maar euforiserende zoektocht in de surrealistische veelkantigheid van het eigen ik
"De steppewolf" is mijn derde Hesse in korte tijd, na het formidabele "Das Glasperlenspiel" en het mierzoete maar toch fascinerende "Siddhartha". En het boek blies mij net zo hard omver als "Das Glasperlenspiel". Hoe kan ik ooit zo sterk ervan overtuigd zijn geweest dat Hesse helemaal niks voor mij was?
"De steppewolf" draait om de geestelijke crisis van Harry Haller, wiens verscheurende innerlijke gespletenheid vooral in de eerste helft van het boek op ongeëvenaarde wijze van de pagina's spat. In denderend proza wordt de enorme worsteling voelbaar gemaakt tussen de twee zielen in Harry's borst: de naar veiligheid en geborgenheid snakkende conformistische en conventionele burgerman, en de volstrekt eenzame en ongetemde steppewolf. Een worsteling die ook de onoplosbare dualiteit van goed en kwaad lijkt te omvatten, en die van rationele geest en de wereld van irrationele driften en impulsen, alsook de onverzoenlijke tegenstelling tussen de kunstenaar die alle grenzen wil doorbreken inclusief die van zijn eigen ik en de bourgeois die zijn eigen ik en de conventies juist beschermen en behouden wil. Of tussen cultuur en volstrekt ongetemde en dus non-conformistische, wilde natuur. De 50-jarige, ook behoorlijk zieke en uitgeput- gedesillusioneerde Harry, haat zowel de burger als de steppenwolf in zijn borst zeer, met ongeremde intensiteit: alleen drank en het serieus denken aan zelfmoord bieden soms enige tijdelijke verlichting. De beschrijving van die enorme, en ogenschijnlijk onoplosbare existentiële crisis van Harry Haller vond ik echt ongelofelijk scherp en meeslepend. Hij krijgt ook extra lading door enkele verwijzingen naar de tijd waarin Harry leeft: na de verschrikkingen en desillusies van WO I, ondergedompeld in allerlei vormen van maatschappelijke geestelijke leegte, en vol walging vanwege een nieuwe vernietigende oorlog die naar Harry's overtuiging ongetwijfeld komt. Typisch tijden waarin er allerlei redenen zijn om de walgen van de aangepaste burger in de eigen borst. Typisch tijden waarin er geen enkel zingevend verband meer bestaat, waardoor iedereen extra weerloos is tegen dualiteiten of innerlijke worstelingen of de toch al onoplosbare spanning van meerdere zielen in de eigen borst. Kortom, naar mijn idee is Harry Haller onder meer een gespletene omdat hij leven moet in het morele en ideologische vacuüm tussen twee wereldoorlogen in. In een tijd bovendien waarin spanningsvolle dualiteiten, en extreme of naar het ultieme strevende kunstenaars in de eigen borst, haastig werden gesmoord in smaakloze compromissen van burgerlijkheid of zielloos vooruitgangsgeloof. Al suggereert Hesse ook dat een dergelijke dualiteit, een dergelijke onverzoenlijke tegenstelling tussen de naar het ultieme strevende kunstenaar en de zich aan het aardse vastklampende burger, van alle tijden is. Evenals Harry's wanhoop omdat hij die tegenstelling niet ontstijgt en de ultieme hoogten niet bereikt. En wie weet was dat ook Hesses eigen wanhoop, wat wellicht deels verklaart dat Herman Hesse en Harry Haller allebei "H. H." als initialen hebben.
Ik zou "De steppewolf" al helemaal prima hebben gevonden als het alleen maar de beschrijving was geweest van gespletenheid en wanhoop. Maar het is meer, beduidend meer. Dat komt ten eerste door de opmerkelijk vernuftige constructie van het boek. De kern ervan bestaat uit de aantekeningen van Harry Haller zelf, als ik- verteller. Dat wordt echter vooraf gegaan door een inleiding, zogenaamd van de neef van de hospita van Harry Haller, een inleiding die Harry's gespletenheid vanuit een ander en afwijkend perspectief belicht. Bovendien, Harry zelf vertelt in zijn aantekeningen hoe hij, in een scene die op zijn minst magisch of droomachtig of hallucinatoir aandoet, een lang traktaat krijgt aangeboden waarin zijn gespletenheid op nog weer andere wijze wordt beschreven. Harry Haller is dus niet alleen zelf gespleten, het perspectief op hem is ook nog eens meervoudig. Door dat traktaat sluipt er bovendien een droomachtig- hallucinatoir element in de vertelling, waardoor de gespletenheid zelfs surrealistische trekken krijgt. Alsof er niet alleen de dualiteit bestaat tussen de burger c.q. de mens en de steppewolf, maar ook tussen de wakende en de dromende Harry Haller. En dan laat het traktaat ook nog eens het begrip "dualiteit" exploderen. Want "mens" en "burger" zijn enorm versimpelende begrippen, labels waaronder tientallen verschillende vormen en personen schuil gaan, en hetzelfde geldt voor "steppenwolf". Als Harry Haller, net als Faust, roept dat hij worstelt met twee tegengestelde zielen in zijn borst, dan doet hij al een groot beroep op ons voorstellingsvermogen. Maar feitelijk heeft hij honderden tegenstelde zielen, allemaal even grillig en veranderlijk en aan elkaar tegengesteld. Zijn ik is geen eenheid, zelfs geen in tweeën gespleten eenheid, maar een oneindig gefragmenteerde en veranderlijke veelheid. Het raadsel Harry Haller, zo besef je geleidelijk als lezer, is vele maken groter en afgrondiger dan Harry Haller zelf beseft. En ook vele malen complexer dan wij als lezer ons kunnen voorstellen.
"De steppewolf" maakt dus geleidelijk aan voelbaar hoe oneindig gespleten Harry is, en hoe onvoorstelbaar die veelheid van Harry's ikken wel moet zijn voor de lezer. Dat vond ik mooi gedaan. Bovendien voert Hesse die veelheid steeds meer op, evenals het hallucinatoire of droomachtige karakter van zijn roman. Vooral vanaf het moment dat het personage Hermine haar intrede doet: een personage dat bijna een droomgestalte lijkt die uit Harry's onderbewuste is voortgekomen, of een afsplitsing van Harry's eigen ziel, of de incarnatie van een aantal van de door Harry veronachtzaamde aspecten van zijn eigen psyche. Hermine is dus een uitermate dubbelzinnige gestalte, te meer omdat ze de droomrollen afwisselt van moeder, geliefde, dubbelganger van een jeugdvriend, zuster en meer. Zij leert Harry om te beginnen dansen: wel het laatste wat je zou verwachten van deze in intellectualiteit en geest verstijfde zelfkweller. Bovendien initieert zij hem, via diverse - soms ook weer magisch of droomachtig lijkende- tussenfiguren, in de mysteries van lust, liefde, en instinctmatige vreugde. En uiteindelijk voert ze hem mee naar een surrealistisch gekostumeerd bal, dat uitmondt in een ongehoord meeslepend beschreven magisch theater, met oneindig vele deuren die allemaal verschillende openingen zijn naar verschillende aspecten van Harry's ziel. Naar ervaringen vol onvoorstelbare vreugde, of vol onvoorstelbare gruwel, of allebei. Naar ervaringen waarin dromen van vroeger alsnog worden gerealiseerd. Of ook verdrongen of zelfs nooit gekoesterde dromen die alsnog met een uiterste intensiteit worden doorleefd, als werkelijkheden die Harry Haller met terugwerkende kracht helemaal verbijsteren. Naar Hermine in allerlei verschillende gedaanten, sommige mannelijk, en ook dan uiterst erotiserend. Naar even ondoorgrondelijke als volkomen kolderieke gesprekken met Mozart, dat op fraaie wijze een eerder door Harry gedroomd kolderiek gedroomd gesprek aanvult met een dansende en lachende Goethe, of bloementuinen met onbestaande maar prachtige bloemen, naar een rituele moord die misschien een juiste daad was (het slachtoffer wilde wellicht het eigen ik ontstijgen in de extatische ervaring van de dood) maar misschien ook niet, of naar al dan niet geïmagineerde scenes uit de vergeten kindertijd: "en dat alles was voor mijn oog, oor en neus zo bruisend vol, zo nieuw en dronken van creatie, straalde met zo diepe kleuren en woei in de voorjaarswind zo bovenwerkelijk en gelukzalig als ik ooit, in de volste, dichterlijke uren van mijn eerste jeugd had gezien". Als lezer raak je werkelijk overweldigd door de veelheid van bonte taferelen die Harry Haller doorloopt, en door de meerduidigheid van die taferelen. Je waant je in een psychedelische film van Lynch, of in een LSD-trip, of in een andere geestverruimende soort van intensiteit. Te meer omdat veel van de taferelen, door hun surrealistische en meerduidige karakter, werkelijk bol staan van onmogelijke droom en verdrongen snakkend verlangen. Veel van de toegangspoorten in het magisch theater zijn expliciet "alleen voor gestoorden" bedoeld, zijn dus voor Harry alleen toegankelijk als hij zijn ratio loslaat en zijn waanzin accepteert: die "gestoordheid" is dus heel wezenlijk voor wat er in dit theater te zien en te beleven valt. En dan zegt Harry ook nog eens: "Ik beleefde veel in [het] kleine theater en kan nog geen duizendste daarvan in woorden vatten". Met andere woorden: de toch al overweldigende veelheid die je als lezer ziet is maar een fragmentje van wat er voor Harry te zien en te ervaren viel. En exact die niet in woorden te vatten veelvoudigheid, gestoordheid, veranderlijkheid en onuitputtelijkheid, dat is Harry Hallers ziel. Dat is het magische theater dat hij aan het eind van "De steppewolf" doorloopt.
Steppewolf Harry Haller was aan het begin van het boek gekweld door zijn gespletenheid, en dacht dat alleen de dood hem daarvan kon verlossen. Maar aan het eind van deze roman dompelt hij zich helemaal onder in de veelheid en complexiteit van zijn eigen innerlijk theater, dus in de veelvormigheid en veranderlijkheid van zichzelf en de wereld. Of liever, hij staat op het punt dit te gaan doen: de roman eindigt met een open eind, het toch zo onbevattelijk lijkende theater blijkt alleen maar een opmaatje voor wat hem nog te wachten staat. En hij is niet langer gekweld en vol zwaarmoedige loden ernst, want hij heeft lichtheid en lachen geleerd. Hij heeft geleerd om te schaterlachen over de betrekkelijkheid van alles, ook van al het gruwelijke en naargeestige, hij heeft geleerd dat alles van waarde - de door Harry geadoreerde Mozart, de door Harry evenzeer vereerde Bach- net zo vergankelijk en lachwekkend is als alles wat hij verafschuwde, en hij heeft geleerd om met vrolijke blijmoedigheid om te gaan met vergankelijkheid en dood. Zoals ook Mozart in "Don Giovanni" kon lachen om dood, passie en tragiek, met "een helder en ijskoud gelach, voortkomend uit een voor de mens ongehoorde andere wereld van doorleefd lijden, van godenhumor". Of, zoals Mozart, in het magische theater, zelf tegen Harry zegt: "Als u naar de radio [met zijn vervormende ruis] luistert, hoort en ziet u de oerstrijd tussen idee en verschijning, tussen eeuwigheid en tijd, tussen het goddelijke en het menselijke. Net zo is het, beste man, wanneer de radio de heerlijkste muziek van de wereld tien minuten lang blindelings de onmogelijkste ruimten in slingert, burgerlijke salons en dakkamers, tussen zwetsende, vretende, geeuwende, slapende luisteraars, wanneer hij deze muziek van haar sensuele schoonheid berooft, haar verpest, bekrast en verslijmt en haar geest toch niet helemaal kan vernietigen - net zo smijt het leven, de zogenaamde werkelijkheid, met het heerlijke beeldenspel van de wereld om zich heen, laat op Händel een causerie volgen over de techniek van de geflatteerde balans in middelgrote industriebedrijven, maakt uit betoverende orkestklanken een onsmakelijk geslijm van tonen, schijft zijn techniek, zijn dikdoenerij, zijn woeste behoeftigheid en ijdelheid overal tussen idee en werkelijkheid, tussen orkest en oor. Het hele leven is zo, kleintje, wij moeten het zo laten en als we geen ezels zijn, lachen we erom. Het is niet aan u en de uwen om kritiek te hebben op de radio of op het leven. Leer liever eerst om te luisteren! Leer serieus te nemen wat het waard is om serieus te worden genomen en lach om de rest".
Prachtig, hoe in de eerste helft van "De steppewolf" de geestelijke nood en gespletenheid van Harry Haller voelbaar wordt gemaakt. Schitterend hoe juist die geestelijke nood leidt tot urgent zelfonderzoek, en hoe dat vorm krijgt in een magisch - om niet te zeggen psychedelisch- theater met oneindig veel deuren. En ongelofelijk hoe dat zelfonderzoek - om niet te zeggen: die totale transformatie, die dood en wedergeboorte van Harry Haller- leidt tot blijmoedig, lichtvoetig en zelfs lachend ervaren van de ongrijpbare en hallucinatoire veelheid in het ik en de wereld. Niet het opheffen van die veelheid in een of ander zingevend verband of een eenheid die alles verbindt staat dus voorop, maar het schaterlachende "ja!" tegen de complexe veelheid en verscheidenheid. En dat "ja" wordt op euforiserende wijze geëvoceerd. Want vooral dat magische theater dat Hesse ons met meesterhand voorschotelt is even surrealistisch als indringend, even fascinerend als carnavalesk en kolderiek, even kristallijn sprookjesachtig als troebel erotisch, even komisch als absurd- gruwelijk: even veelkantig dus als het ik en de wereld. Mijn humeur is na dit formidabele boek voorlopig uitstekend!
"De steppewolf" draait om de geestelijke crisis van Harry Haller, wiens verscheurende innerlijke gespletenheid vooral in de eerste helft van het boek op ongeëvenaarde wijze van de pagina's spat. In denderend proza wordt de enorme worsteling voelbaar gemaakt tussen de twee zielen in Harry's borst: de naar veiligheid en geborgenheid snakkende conformistische en conventionele burgerman, en de volstrekt eenzame en ongetemde steppewolf. Een worsteling die ook de onoplosbare dualiteit van goed en kwaad lijkt te omvatten, en die van rationele geest en de wereld van irrationele driften en impulsen, alsook de onverzoenlijke tegenstelling tussen de kunstenaar die alle grenzen wil doorbreken inclusief die van zijn eigen ik en de bourgeois die zijn eigen ik en de conventies juist beschermen en behouden wil. Of tussen cultuur en volstrekt ongetemde en dus non-conformistische, wilde natuur. De 50-jarige, ook behoorlijk zieke en uitgeput- gedesillusioneerde Harry, haat zowel de burger als de steppenwolf in zijn borst zeer, met ongeremde intensiteit: alleen drank en het serieus denken aan zelfmoord bieden soms enige tijdelijke verlichting. De beschrijving van die enorme, en ogenschijnlijk onoplosbare existentiële crisis van Harry Haller vond ik echt ongelofelijk scherp en meeslepend. Hij krijgt ook extra lading door enkele verwijzingen naar de tijd waarin Harry leeft: na de verschrikkingen en desillusies van WO I, ondergedompeld in allerlei vormen van maatschappelijke geestelijke leegte, en vol walging vanwege een nieuwe vernietigende oorlog die naar Harry's overtuiging ongetwijfeld komt. Typisch tijden waarin er allerlei redenen zijn om de walgen van de aangepaste burger in de eigen borst. Typisch tijden waarin er geen enkel zingevend verband meer bestaat, waardoor iedereen extra weerloos is tegen dualiteiten of innerlijke worstelingen of de toch al onoplosbare spanning van meerdere zielen in de eigen borst. Kortom, naar mijn idee is Harry Haller onder meer een gespletene omdat hij leven moet in het morele en ideologische vacuüm tussen twee wereldoorlogen in. In een tijd bovendien waarin spanningsvolle dualiteiten, en extreme of naar het ultieme strevende kunstenaars in de eigen borst, haastig werden gesmoord in smaakloze compromissen van burgerlijkheid of zielloos vooruitgangsgeloof. Al suggereert Hesse ook dat een dergelijke dualiteit, een dergelijke onverzoenlijke tegenstelling tussen de naar het ultieme strevende kunstenaar en de zich aan het aardse vastklampende burger, van alle tijden is. Evenals Harry's wanhoop omdat hij die tegenstelling niet ontstijgt en de ultieme hoogten niet bereikt. En wie weet was dat ook Hesses eigen wanhoop, wat wellicht deels verklaart dat Herman Hesse en Harry Haller allebei "H. H." als initialen hebben.
Ik zou "De steppewolf" al helemaal prima hebben gevonden als het alleen maar de beschrijving was geweest van gespletenheid en wanhoop. Maar het is meer, beduidend meer. Dat komt ten eerste door de opmerkelijk vernuftige constructie van het boek. De kern ervan bestaat uit de aantekeningen van Harry Haller zelf, als ik- verteller. Dat wordt echter vooraf gegaan door een inleiding, zogenaamd van de neef van de hospita van Harry Haller, een inleiding die Harry's gespletenheid vanuit een ander en afwijkend perspectief belicht. Bovendien, Harry zelf vertelt in zijn aantekeningen hoe hij, in een scene die op zijn minst magisch of droomachtig of hallucinatoir aandoet, een lang traktaat krijgt aangeboden waarin zijn gespletenheid op nog weer andere wijze wordt beschreven. Harry Haller is dus niet alleen zelf gespleten, het perspectief op hem is ook nog eens meervoudig. Door dat traktaat sluipt er bovendien een droomachtig- hallucinatoir element in de vertelling, waardoor de gespletenheid zelfs surrealistische trekken krijgt. Alsof er niet alleen de dualiteit bestaat tussen de burger c.q. de mens en de steppewolf, maar ook tussen de wakende en de dromende Harry Haller. En dan laat het traktaat ook nog eens het begrip "dualiteit" exploderen. Want "mens" en "burger" zijn enorm versimpelende begrippen, labels waaronder tientallen verschillende vormen en personen schuil gaan, en hetzelfde geldt voor "steppenwolf". Als Harry Haller, net als Faust, roept dat hij worstelt met twee tegengestelde zielen in zijn borst, dan doet hij al een groot beroep op ons voorstellingsvermogen. Maar feitelijk heeft hij honderden tegenstelde zielen, allemaal even grillig en veranderlijk en aan elkaar tegengesteld. Zijn ik is geen eenheid, zelfs geen in tweeën gespleten eenheid, maar een oneindig gefragmenteerde en veranderlijke veelheid. Het raadsel Harry Haller, zo besef je geleidelijk als lezer, is vele maken groter en afgrondiger dan Harry Haller zelf beseft. En ook vele malen complexer dan wij als lezer ons kunnen voorstellen.
"De steppewolf" maakt dus geleidelijk aan voelbaar hoe oneindig gespleten Harry is, en hoe onvoorstelbaar die veelheid van Harry's ikken wel moet zijn voor de lezer. Dat vond ik mooi gedaan. Bovendien voert Hesse die veelheid steeds meer op, evenals het hallucinatoire of droomachtige karakter van zijn roman. Vooral vanaf het moment dat het personage Hermine haar intrede doet: een personage dat bijna een droomgestalte lijkt die uit Harry's onderbewuste is voortgekomen, of een afsplitsing van Harry's eigen ziel, of de incarnatie van een aantal van de door Harry veronachtzaamde aspecten van zijn eigen psyche. Hermine is dus een uitermate dubbelzinnige gestalte, te meer omdat ze de droomrollen afwisselt van moeder, geliefde, dubbelganger van een jeugdvriend, zuster en meer. Zij leert Harry om te beginnen dansen: wel het laatste wat je zou verwachten van deze in intellectualiteit en geest verstijfde zelfkweller. Bovendien initieert zij hem, via diverse - soms ook weer magisch of droomachtig lijkende- tussenfiguren, in de mysteries van lust, liefde, en instinctmatige vreugde. En uiteindelijk voert ze hem mee naar een surrealistisch gekostumeerd bal, dat uitmondt in een ongehoord meeslepend beschreven magisch theater, met oneindig vele deuren die allemaal verschillende openingen zijn naar verschillende aspecten van Harry's ziel. Naar ervaringen vol onvoorstelbare vreugde, of vol onvoorstelbare gruwel, of allebei. Naar ervaringen waarin dromen van vroeger alsnog worden gerealiseerd. Of ook verdrongen of zelfs nooit gekoesterde dromen die alsnog met een uiterste intensiteit worden doorleefd, als werkelijkheden die Harry Haller met terugwerkende kracht helemaal verbijsteren. Naar Hermine in allerlei verschillende gedaanten, sommige mannelijk, en ook dan uiterst erotiserend. Naar even ondoorgrondelijke als volkomen kolderieke gesprekken met Mozart, dat op fraaie wijze een eerder door Harry gedroomd kolderiek gedroomd gesprek aanvult met een dansende en lachende Goethe, of bloementuinen met onbestaande maar prachtige bloemen, naar een rituele moord die misschien een juiste daad was (het slachtoffer wilde wellicht het eigen ik ontstijgen in de extatische ervaring van de dood) maar misschien ook niet, of naar al dan niet geïmagineerde scenes uit de vergeten kindertijd: "en dat alles was voor mijn oog, oor en neus zo bruisend vol, zo nieuw en dronken van creatie, straalde met zo diepe kleuren en woei in de voorjaarswind zo bovenwerkelijk en gelukzalig als ik ooit, in de volste, dichterlijke uren van mijn eerste jeugd had gezien". Als lezer raak je werkelijk overweldigd door de veelheid van bonte taferelen die Harry Haller doorloopt, en door de meerduidigheid van die taferelen. Je waant je in een psychedelische film van Lynch, of in een LSD-trip, of in een andere geestverruimende soort van intensiteit. Te meer omdat veel van de taferelen, door hun surrealistische en meerduidige karakter, werkelijk bol staan van onmogelijke droom en verdrongen snakkend verlangen. Veel van de toegangspoorten in het magisch theater zijn expliciet "alleen voor gestoorden" bedoeld, zijn dus voor Harry alleen toegankelijk als hij zijn ratio loslaat en zijn waanzin accepteert: die "gestoordheid" is dus heel wezenlijk voor wat er in dit theater te zien en te beleven valt. En dan zegt Harry ook nog eens: "Ik beleefde veel in [het] kleine theater en kan nog geen duizendste daarvan in woorden vatten". Met andere woorden: de toch al overweldigende veelheid die je als lezer ziet is maar een fragmentje van wat er voor Harry te zien en te ervaren viel. En exact die niet in woorden te vatten veelvoudigheid, gestoordheid, veranderlijkheid en onuitputtelijkheid, dat is Harry Hallers ziel. Dat is het magische theater dat hij aan het eind van "De steppewolf" doorloopt.
Steppewolf Harry Haller was aan het begin van het boek gekweld door zijn gespletenheid, en dacht dat alleen de dood hem daarvan kon verlossen. Maar aan het eind van deze roman dompelt hij zich helemaal onder in de veelheid en complexiteit van zijn eigen innerlijk theater, dus in de veelvormigheid en veranderlijkheid van zichzelf en de wereld. Of liever, hij staat op het punt dit te gaan doen: de roman eindigt met een open eind, het toch zo onbevattelijk lijkende theater blijkt alleen maar een opmaatje voor wat hem nog te wachten staat. En hij is niet langer gekweld en vol zwaarmoedige loden ernst, want hij heeft lichtheid en lachen geleerd. Hij heeft geleerd om te schaterlachen over de betrekkelijkheid van alles, ook van al het gruwelijke en naargeestige, hij heeft geleerd dat alles van waarde - de door Harry geadoreerde Mozart, de door Harry evenzeer vereerde Bach- net zo vergankelijk en lachwekkend is als alles wat hij verafschuwde, en hij heeft geleerd om met vrolijke blijmoedigheid om te gaan met vergankelijkheid en dood. Zoals ook Mozart in "Don Giovanni" kon lachen om dood, passie en tragiek, met "een helder en ijskoud gelach, voortkomend uit een voor de mens ongehoorde andere wereld van doorleefd lijden, van godenhumor". Of, zoals Mozart, in het magische theater, zelf tegen Harry zegt: "Als u naar de radio [met zijn vervormende ruis] luistert, hoort en ziet u de oerstrijd tussen idee en verschijning, tussen eeuwigheid en tijd, tussen het goddelijke en het menselijke. Net zo is het, beste man, wanneer de radio de heerlijkste muziek van de wereld tien minuten lang blindelings de onmogelijkste ruimten in slingert, burgerlijke salons en dakkamers, tussen zwetsende, vretende, geeuwende, slapende luisteraars, wanneer hij deze muziek van haar sensuele schoonheid berooft, haar verpest, bekrast en verslijmt en haar geest toch niet helemaal kan vernietigen - net zo smijt het leven, de zogenaamde werkelijkheid, met het heerlijke beeldenspel van de wereld om zich heen, laat op Händel een causerie volgen over de techniek van de geflatteerde balans in middelgrote industriebedrijven, maakt uit betoverende orkestklanken een onsmakelijk geslijm van tonen, schijft zijn techniek, zijn dikdoenerij, zijn woeste behoeftigheid en ijdelheid overal tussen idee en werkelijkheid, tussen orkest en oor. Het hele leven is zo, kleintje, wij moeten het zo laten en als we geen ezels zijn, lachen we erom. Het is niet aan u en de uwen om kritiek te hebben op de radio of op het leven. Leer liever eerst om te luisteren! Leer serieus te nemen wat het waard is om serieus te worden genomen en lach om de rest".
Prachtig, hoe in de eerste helft van "De steppewolf" de geestelijke nood en gespletenheid van Harry Haller voelbaar wordt gemaakt. Schitterend hoe juist die geestelijke nood leidt tot urgent zelfonderzoek, en hoe dat vorm krijgt in een magisch - om niet te zeggen psychedelisch- theater met oneindig veel deuren. En ongelofelijk hoe dat zelfonderzoek - om niet te zeggen: die totale transformatie, die dood en wedergeboorte van Harry Haller- leidt tot blijmoedig, lichtvoetig en zelfs lachend ervaren van de ongrijpbare en hallucinatoire veelheid in het ik en de wereld. Niet het opheffen van die veelheid in een of ander zingevend verband of een eenheid die alles verbindt staat dus voorop, maar het schaterlachende "ja!" tegen de complexe veelheid en verscheidenheid. En dat "ja" wordt op euforiserende wijze geëvoceerd. Want vooral dat magische theater dat Hesse ons met meesterhand voorschotelt is even surrealistisch als indringend, even fascinerend als carnavalesk en kolderiek, even kristallijn sprookjesachtig als troebel erotisch, even komisch als absurd- gruwelijk: even veelkantig dus als het ik en de wereld. Mijn humeur is na dit formidabele boek voorlopig uitstekend!
9
Reageer op deze recensie