Meer dan 6,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Borgesiaanse verhalen over tijden van terreur en revolutie

De verhalenbundel "Een grafmonument voor Boris Davidovitsj" is zeer geroemd, en sommigen vinden dit het meesterwerk van de Servo-Kroatische schrijver Danilo Kis (1935-1989). Zelf weet ik dat niet, want ik vond zijn semi-autobiografische trilogie ("Kinderleed", "Tuin, as", "Zandloper") ook wel heel erg goed. Maar ik weet wel dat ik ook deze verhalenbundel weer even geweldig vond als toen ik hem ruim 30 jaar geleden voor het eerst las. Bovendien heel anders dan de andere Kis- boeken, want ik ken weinig schrijvers die hun stijl bij elk boek zo veranderen als hij.

De ondertitel van deze verhalenbundel luidt "Zeven hoofdstukken van een zelfde geschiedenis". Inderdaad zijn alle personages (waarvan sommige trouwens in meerdere verhalen opduiken) door één thema verbonden: de Sovjet- terreur die zovele burgers, revolutionairen en dichters trof. En dat werkt Kis uit in een bundel die een soort verhevigde, geactualiseerde en verbeterde versie is van Borges' "Wereldschandkroniek". Want waar Borges schreef over relatief onschuldig lijkende gangsters, bedriegers en misdadigers uit voorbije tijden, schreef Kis over revolutionairen die door hun eigen revolutie worden opgevreten, over kampslachtoffers die ook daders zijn, over moordenaars die in de gevangenis de baas spelen over andere moordenaars, over brute pogroms, over complotterende agenten die elkaar en zichzelf verraden, over personages met meerdere identiteiten die zowel Dachau als Kolyma hebben moeten meemaken, en meer. Dat doet Kis dan wel weer in opvallend Borgesiaanse stijl. Dus in verhalen waar de verteller tastend hypotheses formuleert op basis van onvolledige en elkaar tegensprekende (en bovendien apocriefe) documenten en getuigenissen; in voetnoten die verwijzen naar verzonnen en suspecte bronnen, zodat het toch al dubbelzinnige verhaal nog dubbelzinniger wordt; in zinnen waarin de verteller twijfelt aan alles wat hij vertelt, zodat alles wat hij vertelt vol scepsis is en tegelijk ook vol poëtische en filosofische verwondering. Alleen, bij Kis gaat die verwondering gepaard met onrust en verbijstering. Want onder zijn zo onderkoeld lijkende, soms documentair- onderzoekende en soms filosofisch- poëtische zinnen gaapt steeds de verschrikking en de terreur.

Sommige verhalen zijn een vernuftig Borgesiaans spel van feit en fictie, maar met navrante ondertoon. Een van die verhalen begint bijvoorbeeld met de introductie van "de enige historische figuur van dit verhaal", over wie wordt gezegd dat hij "misschien een plaats van ondergeschikt belang [zal] innemen" in dit verhaal. Vooral dat "misschien", en de daarmee geuite twijfel van de verteller aan wat er in zijn eigen verhaal gaat gebeuren of is gebeurd, is behoorlijk bevreemdend. Die bevreemding neemt nog toe als de verteller het over "het andere personage" gaat hebben: dat personage is dus bij implicatie geen historische figuur, en wordt dus als een fictie gepresenteerd. Waarmee de conventionele waarheidsillusie doorbroken wordt. Vervolgens worden de dubbele bodems nog verder verdubbeld: "het andere personage" wordt namelijk geacht om zich te gaan verkleden als geestelijke en zelfs een religieuze dienst op te voeren, zodat "het enige historische personage" - een Fransman die in de jaren '30 de Sovjet- Unie bezoekt- ten onrechte zal denken dat de clerus niet is uitgeroeid door de Sovjet- Unie. Dat doet hij dan in een kathedraal die eigenlijk tot bierbrouwerij is omgebouwd, maar waarin bovendien heel oude muurschilderingen zijn van profane aard, een "circus in Gods huis" dat door Kis meeslepend wordt beschreven. Wat nog weer een andere dubbele bodem oplevert: in het hart van de door de Sovjets verdrongen religie huizen vele werelden van bonte profane taferelen. En ook de elkaar vaak kruisende, soms dubbelzinnige mythes uit de historie van de Russische en Oekraïense kerk krijgen ruim aandacht. Door al deze dubbele bodems, en door de quasi- documentaire toon waarin de diverse ficties gepresenteerd worden, krijg je als lezer het duizelingwekkende gevoel dat alle vaste grenzen tussen feit en fictie vervagen, en dat niets is wat het lijkt. Zoals zo vaak gebeurt in Borges' soms zo meesterlijke verhalen, ook in andere bundels dan de "Wereldschandkroniek". Bij Kis komt daar echter nog een behoorlijk naargeestige lading bij. Zoals bijvoorbeeld de gewaarwording van de personages dat alles onzeker is, vooral omdat ze niet weten of ze morgen niet opgepakt en geëxecuteerd zullen worden. Of de impliciete, maar toch zich dwingend opdringende conclusie dat alles doordrenkt is van list en bedrog, van boosaardige leugens, van kwaadaardige propaganda, van 'fake news'.

Ik bewonder hoe Kis deze naargeestige lading voelbaar weet te maken met Borgesiaanse stijlmiddelen. Maar misschien nog mooier vind ik hoe hij het ondoorgrondelijke lot van zijn personages weet te evoceren. Waarbij hij steeds de kant kiest van de volstrekte eenling, en niet van de ideologische veralgemening of van de ene alles overkoepelende waarheid die alle eenlingen aan zich onderwerpen wil. En bovendien kiest hij voor de fragiliteit, de eindigheid, en niet voor de zich onsterfelijk wanende macht.

Een van Kis' personages wordt bijvoorbeeld opgesloten in een isoleercel, in een gevangenis "waarvan de grootste architectonische waarde daaruit bestond dat een mens hier haast levend ingemetseld leek en zich geconfronteerd met de onvergankelijkheid van de stenen muren op den duur wel moest ervaren als een stofje in een oceaan van tijdloosheid". Dat is natuurlijk een wel heel indringende, om niet te zeggen existentiële en alles omver werpende ervaring. Want: "Iemand die in zijn hart deze ketterse en gevaarlijke gedachte aangaande de vergeefsheid van het eigen bestaan heeft ontdekt, weet zich opnieuw voor een (laatste) dilemma geplaatst: of hij moet in naam van het kostbare en duurbetaalde inzicht (dat elke moraal uitsluit en dus absolute vrijheid betekent) de tijdelijkheid van het bestaan aanvaarden, of hij moet zich, in naam van datzelfde inzicht, overgeven aan de omhelzing van het Niets". Hoe het personage in dit verhaal dit alles precies ervaart vind ik moeilijk te beoordelen. Maar voor de bundel als geheel vind ik dit sleutelpassages. Want Kis kiest voor "het stofje in de oceaan van de tijdloosheid", niet voor de "onvergankelijkheid van de stenen muren". Hij laat bij al zijn personages de "vergeefsheid van het bestaan" scherp zien. En misschien is dat een manier om de "tijdelijkheid van het bestaan [te] aanvaarden", wat dan volgens Kis een bevrijdend en ketters inzicht is.

"Een grafmonument voor Boris Davidovitsj" is zonder meer een monument voor slachtoffers van terreur en onderdrukking. Of, preciezer gezegd, een cenotaaf: een leeg graf, want we leren de personages alleen kennen via gissingen, vergeelde foto's, onzekere hypotheses, en dubieuze documenten en getuigenissen. Maar in mijn beleving is deze bundel vooral ook een monument voor de nietige, vergeefse, als een stofje levende mens. In elk geval krijgt juist de nietigheid van de personages alle aandacht. Mede omdat ze door Kis' stijlfiguren nauwelijks mensen van vlees en bloed worden, en nauwelijks vaste contouren krijgen. Want juist dat benadrukt dat het fragiele schimmen zijn die voortdurend op het punt staan om in het Niets te verdwijnen.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Terwijl Emmy probeert de raadsels op te lossen die door twee verdwenen tienermeisjes zijn achtergelaten, realiseert ze zich dat ze hen nooit écht heeft gekend. Elke tiener heeft geheimen, maar wie zou ervoor willen moorden?

Twee zussen groeien op in de meedogenloos snel veranderende miljoenenstad Singapore met de hoge verwachtingen van hun moeder. Schrijf je nu in voor de Hebban Leesclub.

Een sinister geheim bedreigt de bekendste Amerikaanse presidentsverkiezingen. De erfgenamen van A.C. Porter is de zesde winnaar van de Hebban Thrillerprijs