Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Geen contact meer met de wereld binnen en buiten het eigen hoofd

Bijna niemand kent "Wittgenstein's mistress" van David Markson, ondanks de jubelkreten van David Foster Wallace in zijn geweldige essay "The empty plenum" (opgenomen in "Both flesh and not"). Ook Lieke Marsman is fan, zoals blijkt in haar inspirerende nawoord in de recente Nederlandse vertaling. En ik inmiddels ook. Ik las dit boek samen met Ellen IJzerman en Tea van Lierop in een Hebban- leesclubje: https://www.hebban.nl/spot/prowisorios-boekenblog/nieuws/krabbelplek-wittgensteins-minnares-van-david-markson#comments. Eerst kreeg ik er geen greep op, hoe prachtig ik het soms ook vond, want het is zo anders dan andere boeken dat ik geen idee had hoe ik mij ertoe verhouden moest. Maar door de interactie met beide dames begon ik ineens beter te snappen waar dit volkomen mysterieuze en ongrijpbare boek over ging. Daarna las ik eerst nog de stukken van Marsman en Wallace, vervolgens las ik het hele boek opnieuw. En bij deze met extra kennis gewapende herlezing werd het boek steeds mooier en mooier en mooier.

In de titel wordt Wittgenstein genoemd, en de Wittgenstein- uitspraak "De wereld is alles wat het geval is" komt enkele keren terug, als een soort mijmerende en onbegrepen gedachtenflard. Ook doen de korte zinnen denken aan Wittgensteins aforistische stijl, en staan er in deze roman meerdere verwonderde mijmeringen over taal en betekenis die mij sterk deden denken aan Wittgensteins "Filosofische onderzoekingen" (dat ik kort geleden gelezen had). De roman als geheel lijkt mij bovendien een bevestiging van Wittgensteins uitspraak "De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld", in combinatie met zijn andere uitspraak: "Alles wat we zien zou ook anders kunnen zijn. Alles wat we beschrijven kunnen zou ook anders kunnen zijn". We kennen de wereld binnen en buiten ons alleen VOOR ZOVER we hem beschrijven en interpreteren kunnen: gefilterd en per definitie vervormd door onze waarneming, en die waarneming wordt weer bepaald door onze zintuigen, de werkingen van ons brein en onze talige conventies. Zodat we dus nooit het ding "an sich" kunnen kennen, maar alleen het beeld van dit ding. We hebben nooit een direct contact met de wereld binnen en buiten ons, die wereld kennen we alleen via interpretaties. Niet voor niets begint deze roman met een motto van Kierkegaard: "What an extraordinary change takes place… when for the first time the fact that everything depends on how a thing is thought first enters the consciousness, when, in consequence, thought in its absoluteness replaces an apparent reality". Bovendien, wat Kierkegaard hier "extraordinary" ("buitengewoon") noemt, kun je - volgens David Foster Wallace in zijn eerder genoemde essay- misschien beter opvatten als "terrible" en als iets dat "thoroughgoing fear" inboezemt. Elke realiteit binnen en buiten ons kennen we alleen in de vorm van interpretaties. En geen enkele interpretatie is een exacte kopie van de geïnterpreteerde realiteit. Zodat je enorm kunt twijfelen aan de aard en waarde van de realiteiten die wij menen te ervaren. Wat volgens David Foster Wallace neer komt op "radical doubt about not only the existence of objects but [also] of SUBJECT, self". Want ook ons eigen ik kennen we alleen via interpretaties van dat ik. En als dat besef tot je doordringt.....

Het mooie van "Wittgenstein's mistress" is dat het deze problematiek - deze "radical doubt"- voortdurend voelbaar maakt door zijn stijl en vorm, zonder het te benoemen of met filosofische uitleg aannemelijk te maken. Dat begint meteen al met de bladspiegel: elke alinea bestaat uit één of hooguit twee korte zinnen, er zijn geen stukken wit tussen de alinea's, maar elke alinea springt wel in. Dat leidt tot een nogal onrustige, springerige of "inspringerige" bladspiegel, even onrustig als het vaak van de hak op de tak springende hoofd van de verteller. Een verteller die haar interpretaties kennelijk niet in substantiële, samenhangende alinea's kan ordenen. De eerste twee alinea's luiden bijvoorbeeld: "In the beginning, sometimes I left messages in the street./ Somebody is living in the Louvre, certain of the messages would say. Or in the National Gallery". Vrij vreemde zinnen, die door deze splitsing in korte alinea's nog vreemder worden: hun samenhang is anders en ongewisser dan wanneer ze gewoon in één alinea waren samengevoegd, en elke zin krijgt daardoor een extra nadruk die de zin nog mysterieuzer maakt.

Die zinnen worden bovendien nog vreemder zodra de heel eigenaardige premisse van het verhaal tot je doordringt: de ik- figuur , een vrouwelijke schilderes, is het enige nog levende wezen op de wereld. Alle mensen en dieren zijn verdwenen, zonder dat wordt uitgelegd hoe dat komt, zelfs zonder dat ergens expliciet gezegd wordt dat en hoe ze zijn verdwenen. Alleen, meer en meer lees je tussen de regels door dat haar wereld totaal van ander leven is beroofd: er zijn alleen objecten, lege stranden, onbemand voortdobberende boten, verlaten auto's, en musea vol artefacten zonder enig publiek dat oog daarvoor heeft. Het bijna Bijbelse "in den beginne" van deze roman verwijst dus naar een schepping zonder mensen en dieren, zonder levende wezens waarmee communicatie en contact mogelijk is. Ook het contact met de objecten is vaak hoogst indirect: die objecten worden vaak alleen waargenomen als drogbeelden, of als opflakkerend lichtbeeld vanuit de verte, of als spiegelbeeld in de achteruitkijkspiegels van een wegrijdende auto. En de "messages" uit de tweede alinea zijn een soort wanhopige flessenpost: een uitroep "ik ben hier" of zelfs "ik besta" die door niemand wordt gehoord. De ik- figuur, Kate, leeft dus in volstrekt isolement en totale eenzaamheid. Precies daarom reisde zij naar eigen zeggen de hele wereld rond. "Looking for anybody, anywhere at all". Of, in een nog wat prangender eenzinsalinea: "Well, even mad was looking, or for what earthly reason else, would I have gone wandering off to all those other places?".

Die laatste zin is grammaticaal nogal ontspoord, en precies dat laat naar mijn maak mooi zien hoe ontspoord Kate is geraakt. Alsof de waanzin en wanhoop het van haar rationele ik heeft overgenomen, alsof haar waanzin nu zoekt in haar plaats. Dat geeft wel aan hoe intens haar zoektocht is naar andere wezens, naar ontvangers van haar "messages in the street". Ze verbrandt zelfs boeken, om voor even de illusie te kunnen hebben dat die ene opdwarrelde snipper in de lucht een meeuw is. Ze denkt soms oprecht dat ze een kat ziet, en laat maar langzaam de gedachte tot zich doordringen dat dit vermoedelijk een uit vergeefs verlangen opgetrokken waanbeeld was. Ook lijkt ze de leegte van haar wereld te willen bevolken met allerlei associatieve herinneringen aan kunst en kunstenaars, of met opmerkelijke anekdotes over hun levens en verbanden tussen die levens. Tja, in een wereld zonder mensen is er nog de schrale troost van herinneringen aan de cultuur van ooit: aan Homerus, Picasso, Rembrandt, de Griekse tragedies, Brahms, en nog heel veel meer. Maar die herinneringen zitten vol met tegenspraken, en vol met door Kate niet altijd opgemerkte onjuistheden: ook daar kieren overal de leegten en lacunes dus doorheen. Kortom: ook tot haar herinneringen, de wereld in haar eigen hoofd, heeft Kate geen heel directe toegang. Wat naar mijn gevoel nog onderstreept wordt door enkele erg mistige en opmerkelijk fragmentarische flarden van herinnering aan haar vroegere leven: aan haar op jeugdige leeftijd overleden zoon, aan de snel na dit drama van haar gescheiden echtgenoot, aan haar jong gestorven moeder. Flarden die suggereren dat er mogelijk sprake is van een trauma, dat wellicht Kates hele wezen doordesemt. Maar dan zonder erover te kunnen spreken, zonder zich de oorzaken ervan zelfs te kunnen herinneren: zelfs de namen van haar zoon en haar echtgenoot weet ze niet meer met zekerheid. Een trauma dus dat verdrongen is en voor het bewustzijn ontoegankelijk, maar dat in het onbewuste des te effectiever doorettert. Zelf spreekt Kate geregeld van "depression" en "anxiety": die gevoelens of stemmingen zouden veroorzaakt kunnen zijn door haar alleen zijn in de verlaten wereld, maar ook door haar trauma. En wie weet is het zelfs omgekeerd: misschien is ze niet écht alleen op de wereld, misschien bestaat die wereld van levende wezens nog steeds, maar kan Kate door haar trauma's geen contact meer met die wereld krijgen.

Maar ja, in hoeverre kan ik dat, als bij mijn weten niet- getraumatiseerde man, eigenlijk wél!? In mijn dagelijks leven denk ik van wel: ik kijk nu door mijn raam naar buiten en zie helemaal niemand, maar ik ga ervan uit dat ik wel vertrouwd ben met de objecten die ik zie en de levende wezens die ik in de buitenwereld vermoed. Toch kijk ik nu niet zo rustig naar buiten als een paar dagen geleden: mensen blijven sinds kort veel meer thuis uit coronavrees, en dat maakt mijn vertrouwde uitzicht - waarin ik huizen zie, maar geen mensen- , behoorlijk wat unheimlicher. Wat nog heftiger geweest zou zijn bij pest, cholera of Spaanse griep. Die vertrouwdheid zou bovendien zelfs nog meer instorten als ik nu iets onbevattelijks zou meemaken, iets dat mijn brein helemaal in het ongerede brengt waardoor ik helemaal van de mij bekende wereld vervreemd. En bovendien, hoe vertrouwd en gefundeerd is eigenlijk mijn wereld? Hoe vanzelfsprekend is het vanzelfsprekende nog als ik écht de gedachte tot mij door laat dringen dat alles interpretatie is, dat taal de grenzen van mijn wereld bepaalt, dat alles wat ik zie ook anders had kunnen zijn en anders geïnterpreteerd zou kunnen worden, als ik ten volle besef dat "thought in its absoluteness replaces an apparent reality"!? Als ik daar allemaal heel lang en grondig bij stil blijf staan, dan is niks binnen en buiten mijn hoofd vanzelfsprekend meer. Ook mij overvalt dan wellicht een "radical doubt about not only the existence of objects but [also] of SUBJECT, self". Ook ik voel dan wellicht een deprimerend en angstwekkend isolement. Kortom: de geïsoleerde eenzaamheid van Kate is misschien ook wel mijn eigen geïsoleerde eenzaamheid, dat ik ook echt ga voelen zodra de wankele fundamentjes van mijn wereld instorten. En dat kan al beginnen te gebeuren zodra ik al te diep na ga denken over de wankelheid van die wankele fundamentjes.

Een aantal malen mijmert Kate over een schilderij, dat al dan niet bestaat. Daarop staat, zo denkt ze soms en zo denkt ze soms van niet, een afbeelding van een huis waarin ze tijdelijk woont. En heel misschien een afbeelding van een nauwelijks zichtbare vrouw, die door een raam naar buiten kijkt. Tussen de regels door werd bij mij de indruk gewekt dat die afgebeelde vrouw mogelijk de afbeelding of het symbolische beeld is van Kate zelf, die vanuit de opgeslotenheid van haar eigen ik een glimp poogt op te vangen van de wereld buiten haar ik. Maar dan schrijft ze: "There is nobody at the window of the house, by the way./ I have now concluded that what I believed to be a person is a shadow./ If it is not a shadow, it is perhaps a curtain./ As a matter of fact it could actually be nothing more than an attempt to imply depths, within the room./ Although in a manner of speaking all that is really in the window is burnt sienna pigment. And some yellow ochre./ In fact there is no window either, in that same matter of speaking, but only shape". Geen vrouw, alleen een vorm. Zelfs geen vorm, alleen verf. Geen ik, zelfs geen beeld van haar ik, maar een geïmpliceerd diepte- effect van verf en perspectief. Zo ontkleed van betekenis is de wereld van Kate. En zo ontkleed van inhoud en substantie is, wellicht, in wezen ook de wereld van ons. Geen wonder dat Kate uiteindelijk achterblijft op een verlaten strand, waar ze boodschappen schrijft in het zand, in een zelfverzonnen tekensysteem dat voor niemand leesbaar is. Boodschappen bovendien die meteen door zee en wind worden uitgewist. Boodschappen dus van het totale niets. Die door niemand worden gezien. En die ons, lezers, juist door hun vergeefsheid zo ontroeren.

De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld, zegt Wittgenstein. Die uitspraak heeft mij geregeld behoorlijk doen mijmeren over de grenzen van mijn bewustzijn, en over mijn beperkte contact met alles wat zich buiten dat bewustzijn bevindt. Door "Wittgenstein's mistress" mijmer ik nog geïnspireerder en afgrondiger over diezelfde problematiek. Temeer omdat dit boek niet abstract filosofeert of theoretiseert, maar ervaringen beschrijft die doorregen zijn van begrenzen en van radicale twijfel aan alles. Of, zoals Kate zegt, van "inconsequential perplexities". En vooral daarom heb ik dit boek met steeds toenemende verwondering gelezen.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde