Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Het geprivilegieerde positie van de vraag naar de zin van het leven (Michel Houellebecq, De kaart en het gebied)

VincentBlok 16 juli 2023
In de jaren negentig was ‘werk’ de humane categorie bij uitstek. Niet alleen ontleenden mensen hun identiteit aan hun werk, ook de relaties met vrienden en partners, buren en collega’s werden primair economisch begrepen. Zou vandaag de dag sprake kunnen zijn van een verschuiving, nu niet langer het werk maar de sociale identiteit van mensen het politieke debat bepaalt? Niet langer is je plaats in het economisch verkeer constitutief voor jouw identiteit, maar de sociale identiteit – vrouw, homo, zwart etc. - waartoe je behoort. En toch, het fnuikende van het economisch systeem is dat het ook datgene wat erbuiten lijkt te treden nog weet te absorberen.
Hoezeer het maatschappelijke onrecht dat vrouwen, homo’s, en zwarte mensen wordt aangedaan ook onze aandacht vraagt, zowel het primaat van het werk in de jaren negentig als het primaat van de sociale identiteit van vandaag doen de hoop op een neutrale sfeer ontbranden, een domein buiten de invloedsfeer van dit soort categorieën. Waarom? De zin van mijn bestaan wordt niet geraakt door dergelijke algemene categorieën. Laten we er voor een moment van uitgaan dat die hoop niet ingegeven is door de urgentie om de eigen geprivilegieerde positie van de witte, oudere, hoogopgeleide man te handhaven. Het gaat om de hoop op een zin van het leven in onze betekenisloos geworden wereld.
Een soortgelijke hoop tref je aan in De kaart en het gebied van Michel Houellebecq, waarin de kunstenaar Jed Martin hoopt op een neutrale ruimte die niet geregeerd wordt door de wet van vraag en aanbod. Zijn wereld wordt geregeerd door die economische wet, en hoewel we aan de wetmatigheid van die wet kunnen twijfelen – in tegenstelling tot natuurwetten is de economische wet niet in staat verifieerbare voorspellingen te doen en wordt ze continue gefalsifieerd – wordt de wereld geheel en al bestierd door diens machinaties. Door zijn relatieve onervarenheid met het leven heeft Jed Martin zich nooit helemaal overgegeven aan de economische wereld en verlangt hij naar neutraliteit. Zijn verlangen wordt ingelost door diezelfde economie. Dankzij de wet van vraag en aanbod wordt zijn kunst ingekapseld in het economisch systeem en schiet de prijs van zijn werk omhoog: “Hijzelf was minder dan een maand geleden van de andere mensen onderscheiden door de wet van vraag en aanbod, de rijkdom had hem plotseling als een vonkenregel omhuld, van elk financieel juk bevrijd, en hij besefte dat hij op het punt stond om afscheid te nemen van deze wereld, waarvan hij nooit echt deel had uitgemaakt: zijn toch al niet erg talrijke menselijke relaties zouden een voor een droogvallen en verdorren, hij zou door het leven gaan zoals hij nu in zijn perfect afgewerkte Audi Allroad A6 zat, vredig en vreugdeloos, voorgoed neutraal” (212). Dat betekent dat de humane categorie ‘werk’ de kunstenaar enerzijds reduceert tot een radertje in het economisch bestel, maar hem daar anderzijds ook van bevrijd en in een neutrale wereld inwijdt: “… hij dacht dat het zelfs een bijzonder benijdenswaardig leven was, zonder zorgen, zonder verantwoordelijkheden, zonder verlangens of angsten, verwant aan het leven van planten, waarin je kon genieten van de ingetogen streling van de zon en de bries” (273). Hij trekt zich dan ook terug op het Franse platteland om daar een ommuurd perceel te bewonen, losgezongen van alles en iedereen.
Hier wordt duidelijk dat neutraliteit een privilege is dat de economische winnaars van de verliezers onderscheid. Het laat ook zien waarom we kritisch moeten zijn op de afwijzing van algemene categorieën van de menselijke conditie omdat ze de zin van het bestaan niet zouden weten te raken. Leert De kaart en het gebied mij dat mijn hoop op een neutrale sfeer buiten de invloedsfeer van de categorieën die mijn sociale identiteit uitmaken nog getuigt van een geprivilegieerde positie? Ik loop in elk geval het levensgrote risico dat mijn afwijzing van algemene categorieën en aandacht voor de singulariteit van het menselijk bestaan al getuigt van een geprivilegieerde positie. En toch hoeft dat niet per se zo te zijn. Want hoezeer ik mijn geprivilegieerde positie ook kan ervaren in het hedendaagse maatschappelijke debat, ik ga toch niet op in die ervaring, geef mij toch niet helemaal over aan het leven en blijf toch ook altijd on-ervaren in het leven staan? Mijn on-ervarenheid met het leven zou dan de aanleiding kunnen zijn om mij te verzetten tegen de maatschappelijke onrechtvaardigheid jegens vrouwen, homo’s, zwarten etc., en te vragen naar de zin van mijn bestaan voorbij dergelijke algemene categorieën.

Meer blogs over literatuur en filosofie: http://vincentblok.wordpress.com/

Reageer op deze recensie

Meer recensies van VincentBlok