Lezersrecensie
Sheherazade 2.0
Eva Luna is het die in de gelijknamige roman haar levensverhaal uit de doeken doet. Dat gebeurt in de beste traditie van het magisch realisme. De ‘werkelijkheid’, zoals die door Eva wordt geschilderd, wordt afgewisseld met beelden die de werkelijkheid geweld aandoen, de realiteit ontstijgen. Eva ondermijnt op die manier haar geloofwaardigheid (voor zover daar sprake van kan zijn in fictie) want de lezer weet niet waar de ‘werkelijkheid’ ophoudt en de verzinsels beginnen. Het risico bestaat dat de lezer het levensverhaal van Eva afdoet als een compleet verzinsel, een verzinsel om zich staande te kunnen houden in een wereld die haar niets te bieden heeft.
Het is Consuelo, haar moeder, die Eva de kunst van het vertellen, het fabuleren, bijbrengt. Eva excelleert in deze kunst door bijvoorbeeld hoorspelscenario’s naar eigen inzicht te wijzigen door er elementen aan toe te voegen of weg te laten. Elementen die ze ontleent aan “de dingen die gebeuren, … de dingen die gebeurd zijn nog voor ik geboren werd, … de kranten [en] wat de mensen zeggen” (p. 299).
Met die vertelsels maakt ze furore, het is haar handelsmerk. De macht van het gesproken woord wordt haar al gauw duidelijk als ze in ruil voor een verhaaltje bij Elvira mag blijven slapen (p. 63). Dat is nog maar kinderspel. Later weet ze o.m. Huberto Naranjo, Melecio, Madam en Riad Halabi met haar verhalen te boeien, te amuseren, voor zich te winnen en aan zich te binden. Het vertellen is een overlevingsstrategie; in ruil voor haar verhalen weet ze zich geborgen bij haar toehoorders die voor opvang zorgen en in haar levensonderhoud voorzien. Gelijk Sheherazade, de verhalenvertelster bij uitstek, weet ze zich staande te houden in een boosaardige wereld waarin geen rol voor haar weggelegd lijkt te zijn.
Dat verhalen niet alleen in positieve zin gebruikt kunnen worden om dingen voor elkaar te krijgen of om te amuseren wordt duidelijk als ze Zulema met haar verdichtsels probeert te vermaken. Die verhalen “droegen niets bij aan haar geluk, ze vulden haar hoofd slechts met romantische ideeën en zette haar aan tot dromen over onmogelijke avonturen en geleende helden, waardoor ze definitief van de werkelijkheid vervreemdde” (p. 155). De dromen die Eva met haar verhalen opwekt bij Zulema zullen uiteindelijk leiden tot haar ondergang. De goede bedoelingen van Eva pakken volledig verkeerd uit. De verhalen die bij een ontvankelijke geest onrealistische verwachtingen kunnen oproepen moeten in potentie als negatief, als kwalijk, worden aangemerkt. Het gesproken woord kan ook een vernietigende uitwerking hebben.
De macht van het gesproken woord is zelfs zo groot dat Eva leemtes in het leven van een persoon kan opvullen door alternatieven te bedenken. De substituties gaan een eigen leven leiden, worden onderdeel van het levensverhaal van die persoon, en kunnen uiteindelijk als volledig authentiek worden geaccepteerd door de betrokkene. Dat is wat gebeurt als ze Rolf Carlé aan een alternatieve versie helpt waarmee hij de dood van zus Katharina beter kan verwerken. Dat is wat gebeurt als ze ook “een mooie bestemming” (pp. 258-59) bedenkt voor Rolf’s moeder zodat hij zich kan verzoenen met het idee dat ze gelukkig is. Wat dit van de vertelster (ver)eist, wordt duidelijk als ze Rolf vertelt van de verhalenvertelster die een vreemdeling van een compleet nieuw verleden voorziet. De vertelster ‘verkoopt’ haar eigen geheugen waardoor “beider verledens [worden] vervlochten tot een enkele streng”. Ze geeft zich over aan “het genot om samen met hem te versmelten in een en dezelfde geschiedenis” (p. 279).
Haar visie op de werkelijkheid en hoe zij daar mee denkt om te moeten gaan wordt uitstekend weergegeven in het volgende citaat:
Ik vermoedde dat niets echt bestond, de werkelijkheid was een glibberige, onduidelijke materie die mijn zintuigen maar half opvingen. Het was niet te bewijzen dat iedereen haar op dezelfde manier waarnam…. Als dat waar was betekende dat dat iedereen in absolute eenzaamheid leefde. Die gedachte beangstigde me. Ik putte troost uit het idee dat ik die glibberige massa kon beetpakken en omvormen tot wat ik wilde, niet tot een parodie op de werkelijkheid… maar tot een eigen wereld, bevolkt door levende mensen, die ik mijn wetten zou opleggen en die ik naar believen zou kunnen veranderen… soms had ik het gevoel dat de contouren van dit door de macht der verbeelding geschapen universum steviger en duurzamer waren dan het vage gebied waarin de levens van vlees en bloed die mij omringden, ronddoolden (p. 187).
Naar aanleiding van bovenstaand citaat kan Eva Luna gekenschetst worden als een onbetrouwbare vertelster want wat is ‘waar’ en wat is door haar verzonnen? Als ze stelt dat de door haar gecreëerde fantasiewereld welhaast tastbaarder is dan de haar omringende reële wereld dan is er niet langer meer sprake van een strikte scheidslijn tussen ‘fictie’ en ‘waarheid‘. Dat maakt het voor de lezer vrijwel onmogelijk om feiten en verdichtsel los van elkaar te zien, om aldus zaken in het juiste perspectief te kunnen plaatsen. Hij wordt gemanipuleerd. Eva Luna baseert op deze onlosmakelijke tweeslachtigheid. Eva schildert “het leven zoals [ze] graag zou willen dat het was” (p. 299). Maar dus niet zo is. Zij probeert het leven “te leven zoals [ze] graag zou willen dat het zou zijn…, als een roman” (p. 301).
Isabel Allende, Eva Luna, Amsterdam: Wereldbibliotheek bv, 2000, ISBN 90 284 1859 8
Het is Consuelo, haar moeder, die Eva de kunst van het vertellen, het fabuleren, bijbrengt. Eva excelleert in deze kunst door bijvoorbeeld hoorspelscenario’s naar eigen inzicht te wijzigen door er elementen aan toe te voegen of weg te laten. Elementen die ze ontleent aan “de dingen die gebeuren, … de dingen die gebeurd zijn nog voor ik geboren werd, … de kranten [en] wat de mensen zeggen” (p. 299).
Met die vertelsels maakt ze furore, het is haar handelsmerk. De macht van het gesproken woord wordt haar al gauw duidelijk als ze in ruil voor een verhaaltje bij Elvira mag blijven slapen (p. 63). Dat is nog maar kinderspel. Later weet ze o.m. Huberto Naranjo, Melecio, Madam en Riad Halabi met haar verhalen te boeien, te amuseren, voor zich te winnen en aan zich te binden. Het vertellen is een overlevingsstrategie; in ruil voor haar verhalen weet ze zich geborgen bij haar toehoorders die voor opvang zorgen en in haar levensonderhoud voorzien. Gelijk Sheherazade, de verhalenvertelster bij uitstek, weet ze zich staande te houden in een boosaardige wereld waarin geen rol voor haar weggelegd lijkt te zijn.
Dat verhalen niet alleen in positieve zin gebruikt kunnen worden om dingen voor elkaar te krijgen of om te amuseren wordt duidelijk als ze Zulema met haar verdichtsels probeert te vermaken. Die verhalen “droegen niets bij aan haar geluk, ze vulden haar hoofd slechts met romantische ideeën en zette haar aan tot dromen over onmogelijke avonturen en geleende helden, waardoor ze definitief van de werkelijkheid vervreemdde” (p. 155). De dromen die Eva met haar verhalen opwekt bij Zulema zullen uiteindelijk leiden tot haar ondergang. De goede bedoelingen van Eva pakken volledig verkeerd uit. De verhalen die bij een ontvankelijke geest onrealistische verwachtingen kunnen oproepen moeten in potentie als negatief, als kwalijk, worden aangemerkt. Het gesproken woord kan ook een vernietigende uitwerking hebben.
De macht van het gesproken woord is zelfs zo groot dat Eva leemtes in het leven van een persoon kan opvullen door alternatieven te bedenken. De substituties gaan een eigen leven leiden, worden onderdeel van het levensverhaal van die persoon, en kunnen uiteindelijk als volledig authentiek worden geaccepteerd door de betrokkene. Dat is wat gebeurt als ze Rolf Carlé aan een alternatieve versie helpt waarmee hij de dood van zus Katharina beter kan verwerken. Dat is wat gebeurt als ze ook “een mooie bestemming” (pp. 258-59) bedenkt voor Rolf’s moeder zodat hij zich kan verzoenen met het idee dat ze gelukkig is. Wat dit van de vertelster (ver)eist, wordt duidelijk als ze Rolf vertelt van de verhalenvertelster die een vreemdeling van een compleet nieuw verleden voorziet. De vertelster ‘verkoopt’ haar eigen geheugen waardoor “beider verledens [worden] vervlochten tot een enkele streng”. Ze geeft zich over aan “het genot om samen met hem te versmelten in een en dezelfde geschiedenis” (p. 279).
Haar visie op de werkelijkheid en hoe zij daar mee denkt om te moeten gaan wordt uitstekend weergegeven in het volgende citaat:
Ik vermoedde dat niets echt bestond, de werkelijkheid was een glibberige, onduidelijke materie die mijn zintuigen maar half opvingen. Het was niet te bewijzen dat iedereen haar op dezelfde manier waarnam…. Als dat waar was betekende dat dat iedereen in absolute eenzaamheid leefde. Die gedachte beangstigde me. Ik putte troost uit het idee dat ik die glibberige massa kon beetpakken en omvormen tot wat ik wilde, niet tot een parodie op de werkelijkheid… maar tot een eigen wereld, bevolkt door levende mensen, die ik mijn wetten zou opleggen en die ik naar believen zou kunnen veranderen… soms had ik het gevoel dat de contouren van dit door de macht der verbeelding geschapen universum steviger en duurzamer waren dan het vage gebied waarin de levens van vlees en bloed die mij omringden, ronddoolden (p. 187).
Naar aanleiding van bovenstaand citaat kan Eva Luna gekenschetst worden als een onbetrouwbare vertelster want wat is ‘waar’ en wat is door haar verzonnen? Als ze stelt dat de door haar gecreëerde fantasiewereld welhaast tastbaarder is dan de haar omringende reële wereld dan is er niet langer meer sprake van een strikte scheidslijn tussen ‘fictie’ en ‘waarheid‘. Dat maakt het voor de lezer vrijwel onmogelijk om feiten en verdichtsel los van elkaar te zien, om aldus zaken in het juiste perspectief te kunnen plaatsen. Hij wordt gemanipuleerd. Eva Luna baseert op deze onlosmakelijke tweeslachtigheid. Eva schildert “het leven zoals [ze] graag zou willen dat het was” (p. 299). Maar dus niet zo is. Zij probeert het leven “te leven zoals [ze] graag zou willen dat het zou zijn…, als een roman” (p. 301).
Isabel Allende, Eva Luna, Amsterdam: Wereldbibliotheek bv, 2000, ISBN 90 284 1859 8
1
Reageer op deze recensie