Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een ongehoorde combinatie van existentiële horror, groteske walging en geradicaliseerde negatief-theologische mystiek

Door haar verzamelde verhalen en het prachtige "Het uur van de ster" was ik erg benieuwd geraakt naar Lispectors beroemde "The passion according to G.H." Zo benieuwd dat ik niet kon wachten op de Nederlandse vertaling (terwijl die van Harrie Lemmens is, en dus vast heel goed). Welnu, ik ben volkomen flabbergasted. Een boek als dit heb ik echt nog nooit gelezen. Dus ja, ik ben helemaal opgetogen. Maar tegelijk ook behoorlijk onthutst, want Lispector zoekt wel heel erg confronterend de grenzen op. Ten eerste de grenzen van het begrip en het verstand, want al haar zinnen gaan over regionen waar de taal en het denken geen grip op heeft. Maar ook de grenzen van de goede smaak, of van wat wel en niet draaglijk is, want wat ze beschrijft is soms bijna te walgelijk en te pijnlijk om met open ogen te lezen. Tegelijk schrijft ze zo ongehoord intens en duister-prachtig dat ik toch met open ogen doorlas, ondanks mijzelf, en nog met geëxalteerde bewondering ook. Want een diepgaander beschrijving van onmogelijke, angstwekkende maar ook fascinerende ervaringsintensiteiten heb ik zelden gelezen.

In het tamelijk plotloze verhaal worden we vanaf het begin meegevoerd in de verwarring van iemand die later G.H. blijkt te heten: een tamelijk welvarende Braziliaanse vrouw, en beeldhouwster, maar ook iemand die nauwelijks een gevormde identiteit voor ons aanneemt, want in haar denken overheerst verwarring en paniek en haar naam blijft tot initialen beperkt. Dan geleidelijk aan worden we meegenomen naar de ervaring die alle verwarring veroorzaakt heeft: in een al tijden door haar genegeerde kamer, die steeds door haar vroegere huishoudhulp werd bewoond, vindt ze eerst hieratische afbeeldingen waarin ook haar eigen gestalte tot een abstractie wordt teruggebracht, en vervolgens een enorme kakkerlak. Dat doet uiteraard denken aan Kafka's "Die Verwandlung", waarin de hoofdpersoon veranderd blijkt te zijn in een kakkerlak of in andersoortig ongedierte, maar de niet geringe existentiële horror van dat wereldberoemde Unheimlichkeits-verhaal is toch echt peanuts vergeleken met deze roman van Lispector. Bijvoorbeeld door de enorme schrik en walging van G.H., die met ijzersterke zinnen voelbaar worden gemaakt. Maar vooral ook door paar redelijk stuitende tafereeltjes, die je als lezer ook beter niet met nuchtere maag tot je moet nemen. Ten eerste: G.H. klemt de grote kakkerlak uit angst en uit moordlust tussen de deur. Ten tweede: de kakkerlak sterft niet meteen, en kijkt G.H. langzaam creperend aan. En uit de kakkerlak stroomt gelige en wittige pus...... Kakkerlakken zijn in de groteske literatuur toch al overbekende symbolen van "het lagere leven" dat ons regelrechte angst aanjaagt, of van het redeloze "Es" en het onbeheersbaar demonische in de wereld, maar dit soort taferelen verhevigen dat nog. Die lijdende, zieltogende kakkerlak is voor G.H. de bijna ondraaglijke manifestatie van pre-humaan leven, van ongevormde en onbezielde materie die op voor mensen nauwelijks te bevatten wijze toch goor van leven zindert. Want reeds ver voor de mens en zelfs nog voor de dinosaurus bestond de kakkerlak, aldus G.H. En via even onnavolgbaar-koortsachtig delirerende als filosofisch acrobatische kronkelwegen komt G.H. dan tot het voor haar verpletterende inzicht dat ook zij eigenlijk, op de keper beschouwd en als je alle overbodige stoffering weghaalt, niks meer is dan de materie waaruit de kakkerlak bestaat. Het hele leven is die lillende materie. Het hele bestaan is ongevormde materialiteit die alleen in schijn door onze geest en onze ratio is gevormd. Maar die ratio en die geest is niks dan vervorming van het materiele leven, van de dingen zelf. De dingen zelf zijn niks anders dan chaotische, ongeordende, voortdurend veranderende en krioelende materie. En de mens is net als de kakkerlak niks anders dan een omhulsel van plasma-achtige prut.

Lispector laat werkelijk heel briljant en meeslepend zien hoe een dergelijke horror-ervaring leidt tot de instorting van elk rationeel wereldbeeld. Extra pregnant is dat het creperen van de kakkerlak, volgens Lispectors biograaf Benjamin Moser in "Why this world", ook verwijst naar de behoorlijk onsmakelijke en onterende dood van Clarice Lispectors moeder. Nogal schokkend om het sterven van je moeder te verwerken in de groteske beschrijving van een zieltogende kakkerlak, maar mogelijk was dat voor Lispector de enige manier om recht te doen aan het onterende karakter van haar moeders dood. En wie weet zijn wij, als wij creperen, ook weinig meer dan creperende dieren. Hoe dan ook, G.H. is uiterst geschokt door het besef dat de kakkerlak en de mens uit dezelfde stof zijn gemaakt, en Lispector beschrijft uiterst pregnant hoe zij door die schok helemaal het vertrouwde houvast verliest van haar verstand, haar rationaliteit en zelfs haar eigen ik. Dus hoe zij door die ervaring helemaal elke vaste grond verliest. En ook hoe zij, alle ratio en houvast verloren hebbend, een weg zoekt in een volkomen nieuwe, onvertrouwde en angstwekkend monstrueuze "realiteit". Bijvoorbeeld met zinnen als: "Life and death were mine, and I was monstruous. I was courageous like a sleepwalker who simply goes. During the hours of perdition I had the courage not to compose or organize. And above all not to look ahead. I never before had the courage to let myself be guided by the unknown and toward the unknown: my expectations preconditioned what I would see. They weren't previsions of a vision: they were already the size of my concerns. My expectations closed the world to me". Waar G.H. vroeger door haar taal (haar rede, haar veilige ik, haar waarden en normen) een redelijk gesloten wereldbeeld had, is haar wereld nu ondraaglijk open."I saw. I know I saw because I didn't give my meaning to what I saw. I know I saw- because I don't understand. I know I saw - because there's no point to what I saw". Ze denkt niet meer (althans niet volgens de gangbare rationele patronen), ze weet niet meer : ze ERVAART, ze ZIET. Wat een totale breuk betekent met wie ze was en hoe ze geleefd heeft: "I don't want what I saw. What I saw smashes my daily life".

De geciteerde zinnen laten volgens mij nog een andere kwaliteit zien van Lispector: ze is niet alleen goed in horror, en in het voelbaar maken van de ervaring dat een wereldbeeld instort, maar ook in het filosofisch verwoorden van die ervaring. Dit zijn zinnen waarin gereflecteerd wordt op iets wat zich aan elk begrip en elke reflectie onttrekt. Maar die reflectie vind ik dan in zijn duisterheid toch erg precies, erg diepzinnig, en erg fascinerend. Lispector verhevigt dat nog door paradoxale beelden te gebruiken die mij doen denken aan de negatieve theologie en bepaalde mystici. Beelden als "like grasping the haunted hand of the God, and entering that formless thing that is a paradise. A paradise that I don't want!". Of het ongerijmde beeld dat "horror will be my responsibility until the metamorphosis is complete and the horror becomes light". Of de wel zeer opmerkelijke gedachte dat "even in my new unreality the plasma of the God will be in my life". En: "how can I want for my heart to see? if my body is so weak that I can't face the sun without my eyes physically crying- how could I stop my heart from glittering in physically organic tears if in nakedness I felt the identity: the God?" Het onmogelijke "zien" van God, dat hartverscheurend en netvlies scheurend wordt genoemd: als iets waar naar wordt gesnakt en dat tegelijk panisch wordt gevreesd.... Een wel heel dubbelzinnige Godservaring, net zo paradoxaal als het citaat waarin het om "the plasma of the God" gaat (alsof dus God ook niets meer is dan ongevormde materie) of het ongewenste/gewenste paradijs van het vormloze ding. En G.H. gaat op dezelfde paradoxale voet door, bijvoorbeeld door te zeggen "I was being carried of by the demonic. For the inexpressible is diabolic" om dan te vervolgen met "Prehuman divine life is of a presentness that burns". Of door "God" gelijk te stellen aan "the neutral", aan materie zonder kenbare eigenschappen, het Niets, de gapende leegte. Of door de attributen van hemel en hel op ongerijmde wijze te vermengen en te verwisselen: "That is hell: there is no punishment. Since in hell we make the supreme delight of what would be punishment, in this desert we make of punishment yet another ecstasy of laughter with tears, in hell we make of punishment a hope for delight". Benjamin Moser vertelt in het eerder aangehaalde "Why this world" dat Lispector erg gefascineerd was door de theoloog Spinoza, die consequent benadrukte dat God zich aan elk menselijk voorstellingsvermogen en elk menselijk begrip onttrok. Zelf moest ik denken aan mystici, die het onbegrijpelijke van de Godheid uitdrukten door het te hebben over hels genot, zwart licht, verterende liefde. Of aan aanhangers van de negatieve theologie, die het Goddelijke als zodanig onbegrijpelijk zagen dat "bestaan" en "niet-bestaan" van God hetzelfde waren. Aldus uitdrukkend dat onze noties van "zijn" en "bestaan" totaal niet van toepassing zijn op dat wat ons begrip totaal overstijgt. Nou weet ik niet of Lispector een zelfde soort theologie aanhing. Maar in elk geval maakt ze heel pregnant en volgens mij ook heel eigenzinnig gebruik van de paradoxale beelden uit deze mystieke en negatief-theologische theologie, en voegt daar nog eigen lagen aan toe: bijvoorbeeld door de buik van de maagd Maria parodiërend te vergelijken met de buik van de kakkerlak, of door associaties op gang te brengen tussen het Goddelijke, het demonische, en de ongevormde materialiteit die door de kakkerlak wordt gesymboliseerd. De taal van mystici en negatief-theologen benadrukt al op radicale wijze hoe ongelofelijk onvoorstelbaar het transcendente is. Maar in Lispectors handen wordt die taal nog radicaler, dubbelzinniger, paradoxaler, ongerijmder. En naar mijn smaak bovendien wanhopiger, want waar mystici nog geloven in een weliswaar onvoorstelbaar maar toch transcendent opperwezen, daar lijkt Lispector alleen te geloven in de transcendentie van de ongevormde en onvoorstelbare materie. In een wereld die niet gevormd is door enige God of Geest, en die dus ongevormd is. Wat dan paradoxaal genoeg leidt tot diepe angst en delirerende vreugde tegelijk: diepe angst omdat alles onvertrouwd is en vol onbekend gevaar, maar ook delirerende vreugde omdat alles ongekend nieuw is en vol potentitaliteit.

Dus tja, ik geloof het zelfs nauwelijks, maar toch is het waar: Lispector begint met ons mee te nemen in het verwarde hoofd van een nagenoeg naamloze vrouw, trakteert ons vervolgens op een staaltje onvervalste groteske horror, en komt via die horror uit bij een uitermate diepzinnige en geradicaliseerd- mystieke beschouwing over de onkenbare chaos van ons bestaan. Daarmee dwingt ze ons tot aandacht voor het walgelijk lelijke en het moreel stuitende, vooral in de passages over de kakkerlak, en vooral in de mystieke passages tot beschouwelijke reflectie op ervaringsdimensies die zich aan elke rationele beschouwing onttrekken. En dat alles in een werkelijk ongelofelijk intense en trefzekere stijl. Dus ja, ik ben van mijn sokken geblazen. En ik zal zeker meer van Lispector gaan lezen. Maar ik neem eerst even pauze!

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.