Lezersrecensie
Filosofische wandeltocht door het landschap van de ziel
‘Terwijl ik ernaar verlang om hier thuis te zijn, verlang ik ernaar om ginds onderweg te zijn (…) Nirvana ligt daar waar de tegenstellingen verdwijnen.’ Toen Hermann Hesse deze contemplatieve zinnen in de jaren 1917 en 1918 opschreef, was de buitenwereld een roerige plek. In Europa woedde de Eerste Wereldoorlog waarnaar Hesse verwijst in wandeletappe De brug:
‘Ach, oorlog (…) wat was dat toch een absurde en duistere wereld! Maar het was nu eenmaal de realiteit, een zeer reële wereld die zelfs de macht bezat om de aarde te vergiftigen, en mij, eenvoudige wandelaar, met trompetgeschal uit mijn toevluchtsoord weg te rukken.’
Vanwege zwakke ogen werd Hesse afgekeurd voor militaire dienst, maar hij verzette zich tegen het nationalisme door een pamflet te schrijven en hielp als vrijwilliger Duitse krijgsgevangen. In zijn binnenwereld gaat het er niet zachtzinniger aan toe. Hesse kampte met terugkerende depressieve episodes. Zijn huwelijk met fotografe Maria ‘Mia’ Bernoulli hield geen stand, de kinderen werden ondergebracht in pleeggezinnen en het verlies van zijn vader – met wie hij geen goede band had – hakte erin. Hij kwam in een neerwaartse spiraal terecht en kreeg psychiatrische steun van onder meer Carl Gustav Jung. In Wandeling, dat al in 1920 verscheen en onlangs in Nederlandse vertaling (van Mark Rummens) is uitgebracht, zoekt Hesse in de traditie van de jungiaanse psychoanalyse naar harmonie tussen zijn beleving van de bedreigende buiten- en beklemmende binnenwereld.
Wandeling kan gelezen worden als een reisdagboek, maar meer nog als een filosofisch werk waarin Hesse zijn zielenroerselen verbindt met prachtige Zwitserse vergezichten. Dat de auteur pas na het opschrijven van deze reisnotities daadwerkelijk een wandeltocht naar Ticino ondernam, maakt een filosofische interpretatie van het werk des te aannemelijker. Via dertien wandeletappes staat de auteur stil bij wat hij ziet, voelt en denkt, en maakt hij ruimte om vrij te associëren. Zo worden bomen onder Hesses blik ‘heilige plaatsen’ die vanuit vertrouwen leven en de waarheid bewaken die diep in de jaarringen onder hun schors ligt. Net als een boom heeft iedereen wortels, lijkt Hesse te impliceren. Dwalen heeft tot bepaalde hoogte zin, want ‘iedereen die naar bomen heeft leren luisteren (…) wil alleen nog maar zijn wat hij al is.’ Onder het genot van een glas rode wijn op een terras in een pittoresk bergdorpje mijmert Hesse in een vlaag van sehnsucht over onvervulbare liefdesdromen. ‘Wanderlust’, zo stelt hij, bestaat ‘voor een groot stuk uit liefde en lust.’ Verder in het dorp dagdroomt Hesse bij de pastorie over een leven als pastoor. Een innerlijke doorbraak, want in zijn jeugd heeft hij ‘de theologie veracht en bespot’, een standpunt dat de aanleiding was voor een onherstelbare breuk met zijn ouders.
Voor Hesse betekende Wandeling een kantelpunt in zijn schrijverscarrière waarna hij Siddharta en De Steppewolf schreef, de grootste werken in zijn oeuvre dat hem in 1946 de Nobelprijs voor de Literatuur opleverde. De reisindrukken vormen tevens een kruispunt waarop tegenstellingen worden afgewogen. Zwerven en het burgerlijke leven, het goddelijke en het wereldlijke, het idealiseren van zijn omgeving en de weltschmerz die Hesse voelt als de realiteit binnen sijpelt – het zijn terugkerende thema’s in zijn notities. Behalve indrukken in prozavorm, is bijna iedere etappe in Wandeling voorzien van een gedicht en kan de lezer via Hesses aquarellen meegenieten van zijn uitzichten. De auteur tracht harmonie te vinden in de worstelingen van zijn jeugd, zo luidt het in Avondwandeling: ‘Liedjes die ik vroeger zong, / zet ik aarzelend weer in, / beelden van ontelbare tochten / vallen op mijn pad.’ In Verlaten schrijft hij: ‘fris klinken mijn kindertijdklanken’ en in Vergankelijkheid: ‘is ’t enkel de moeder die blijft’, waarbij het aan de lezer is of Hesse refereert aan zijn biologische moeder of moeder Aarde die zijn avonturiershart sneller laat kloppen. Iedere wandeletappe brengt Hesse – en wellicht ook de lezer – dichter bij de ware bestemming.
Deze recensie verscheen eerst op www.elineschrijfthier.nl
‘Ach, oorlog (…) wat was dat toch een absurde en duistere wereld! Maar het was nu eenmaal de realiteit, een zeer reële wereld die zelfs de macht bezat om de aarde te vergiftigen, en mij, eenvoudige wandelaar, met trompetgeschal uit mijn toevluchtsoord weg te rukken.’
Vanwege zwakke ogen werd Hesse afgekeurd voor militaire dienst, maar hij verzette zich tegen het nationalisme door een pamflet te schrijven en hielp als vrijwilliger Duitse krijgsgevangen. In zijn binnenwereld gaat het er niet zachtzinniger aan toe. Hesse kampte met terugkerende depressieve episodes. Zijn huwelijk met fotografe Maria ‘Mia’ Bernoulli hield geen stand, de kinderen werden ondergebracht in pleeggezinnen en het verlies van zijn vader – met wie hij geen goede band had – hakte erin. Hij kwam in een neerwaartse spiraal terecht en kreeg psychiatrische steun van onder meer Carl Gustav Jung. In Wandeling, dat al in 1920 verscheen en onlangs in Nederlandse vertaling (van Mark Rummens) is uitgebracht, zoekt Hesse in de traditie van de jungiaanse psychoanalyse naar harmonie tussen zijn beleving van de bedreigende buiten- en beklemmende binnenwereld.
Wandeling kan gelezen worden als een reisdagboek, maar meer nog als een filosofisch werk waarin Hesse zijn zielenroerselen verbindt met prachtige Zwitserse vergezichten. Dat de auteur pas na het opschrijven van deze reisnotities daadwerkelijk een wandeltocht naar Ticino ondernam, maakt een filosofische interpretatie van het werk des te aannemelijker. Via dertien wandeletappes staat de auteur stil bij wat hij ziet, voelt en denkt, en maakt hij ruimte om vrij te associëren. Zo worden bomen onder Hesses blik ‘heilige plaatsen’ die vanuit vertrouwen leven en de waarheid bewaken die diep in de jaarringen onder hun schors ligt. Net als een boom heeft iedereen wortels, lijkt Hesse te impliceren. Dwalen heeft tot bepaalde hoogte zin, want ‘iedereen die naar bomen heeft leren luisteren (…) wil alleen nog maar zijn wat hij al is.’ Onder het genot van een glas rode wijn op een terras in een pittoresk bergdorpje mijmert Hesse in een vlaag van sehnsucht over onvervulbare liefdesdromen. ‘Wanderlust’, zo stelt hij, bestaat ‘voor een groot stuk uit liefde en lust.’ Verder in het dorp dagdroomt Hesse bij de pastorie over een leven als pastoor. Een innerlijke doorbraak, want in zijn jeugd heeft hij ‘de theologie veracht en bespot’, een standpunt dat de aanleiding was voor een onherstelbare breuk met zijn ouders.
Voor Hesse betekende Wandeling een kantelpunt in zijn schrijverscarrière waarna hij Siddharta en De Steppewolf schreef, de grootste werken in zijn oeuvre dat hem in 1946 de Nobelprijs voor de Literatuur opleverde. De reisindrukken vormen tevens een kruispunt waarop tegenstellingen worden afgewogen. Zwerven en het burgerlijke leven, het goddelijke en het wereldlijke, het idealiseren van zijn omgeving en de weltschmerz die Hesse voelt als de realiteit binnen sijpelt – het zijn terugkerende thema’s in zijn notities. Behalve indrukken in prozavorm, is bijna iedere etappe in Wandeling voorzien van een gedicht en kan de lezer via Hesses aquarellen meegenieten van zijn uitzichten. De auteur tracht harmonie te vinden in de worstelingen van zijn jeugd, zo luidt het in Avondwandeling: ‘Liedjes die ik vroeger zong, / zet ik aarzelend weer in, / beelden van ontelbare tochten / vallen op mijn pad.’ In Verlaten schrijft hij: ‘fris klinken mijn kindertijdklanken’ en in Vergankelijkheid: ‘is ’t enkel de moeder die blijft’, waarbij het aan de lezer is of Hesse refereert aan zijn biologische moeder of moeder Aarde die zijn avonturiershart sneller laat kloppen. Iedere wandeletappe brengt Hesse – en wellicht ook de lezer – dichter bij de ware bestemming.
Deze recensie verscheen eerst op www.elineschrijfthier.nl
2
Reageer op deze recensie