Lezersrecensie
Weer een heerlijke klucht!
Wanneer je een boek van Jonas Jonasson ter hand neemt, weet je een ding zeker: er zal gegniffeld worden. Ook zul je je regelmatig afvragen: Hoe verzínt hij het. Jonasson lezen, betekent ontspannen. Vaak zit de humor in de details. Op pagina 20 bijvoorbeeld schrijft Jonasson:
“Hij had drie kinderen gekregen (met een beetje hulp van zijn echtgenote)…”
Op pagina 25 lezen we vervolgens:
“Ze had drie kinderen gekregen (met een beetje hulp van haar echtgenoot).”
Of:
“Algot vond dat ‘de beste kledingwinkel van Växjö’ nogal duur klonk en hij vroeg of de op een na duurste ook een optie was.
‘Die is er nog niet,’ antwoordde Zimmermann.”
“Ze klaagden dat hij niet luisterde naar wat ze zeiden, maar die boodschap kwam niet aan omdat hij niet luisterde.”
Noem het flauw, en dat is het ook, maar je moet er maar opkomen. Terugkerende situaties zijn ook tekenend voor de romans van de Zweedse auteur. In deze roman gaat het om een worteltuin (moestuin). Daarnaast is het schering en inslag dat er op de deur wordt geklopt als men juist aan tafel zit. Het deed me denken van de kluchten van John Lanting in het Theater van de Lach (1972 – 1995): je weet ongeveer hoe het afloopt, maar de weg ernaar toe doet je reikhalzend uitkijken.
De boer, de vrouw en de brandewijn is de vijfde roman in een reeks die begon met de bestseller De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween. Het is 1852 en het betreft de lotgevallen van de zoon van een varkensboer versus die van een naburige graaf. De eerste is een harde werker die op termijn het bedrijf van zijn vader wil overnemen, de edele is een man met een uitgestrekt bosareaal, een houtzagerij, zesendertig pachtboertjes maar bovenal een veeleisende vrouw en dochter, en een achterlijke zoon. Als de boerenzoon en de graaf de strijd met elkaar aangaan, dan weet je op voorhand wie er zal zegevieren. Doet dat iets af aan de spanning van het verhaal? Geenszins. Nauwelijks kun je de roman aan de kant leggen, want je wil weten hoe die jonge man dat zal flikken. Bovendien schrijft Jonasson zeer toegankelijk; korte hoofdstukken, weinig moeilijke woorden (tenzij hij die bewust in de mond van een van de ‘acteurs’ legt, daarbij diens onbenulligheid tentoonspreidend).
De toekomst van boerenzoon Algot Olsson lijkt verkeken als op de pachtboerderij van zijn vader varkenspest uitbreekt. Moeder overlijdt aan kanker – in een bijzin vermeld – vader kan deze volgende klap niet verwerken. Algot staat er alleen voor en blijft met een forse schuld aan graaf Bielkegren achter. Ondertussen aast die laatste onder druk van zijn vrouw Antoinette, Française van adellijke komaf, op het land van de Olssons voor haar Arabische volbloedpaarden. De man wordt geplaagd door geldzorgen, vooral veroorzaakt door de ongebreidelde kooplust van Antoinette en dochter Sophie. Gelukkig is hun oudste, Mauritz, onder de pannen bij het leger, waar de graaf jaarlijks een fikse dot smeergeld betaalt om hem daar te houden. Nu Algot de maandelijkse pacht niet kan ophoesten, is de graaf eindelijk van die lastpost verlost en kan hij de grond gereed maken voor de volbloeden van zijn vrouw. Algot krijgt een verwaarloosd krot toegewezen om te pachten en maandelijks de vereiste penningen op te hoesten, iets wat volgens de graaf nooit zal lukken. Maar dan kent hij Algot nog niet.
Zoals in eerdere boeken van Jonasson vervullen vrouwen ook in deze roman een belangrijke rol. Vaak zijn zij slimmer dan wel doortastender dan mannen. De mannen begrijpen hen niet altijd en o wee als zij er een proberen te schaken. Zo makkelijk gaat dat niet. In dit geval zijn er belangrijke rollen weggelegd voor Anna Stina (aan Algots zijde) en Antoinette en Sophie (de kwelduivels van de graaf). En natuurlijk moet degene die in de maatschappij het meeste aanzien geniet het ontgelden.
Jonas Jonasson doorweeft ook in De boer, de vrouw en de brandewijn zaken die de (huidige) maatschappij beroeren. Zo komt de acceptatie van homofilie ter sprake, in Frankrijk inmiddels getolereerd – let wel: 1852! – terwijl je er in Zweden voor ter dood kan worden veroordeeld. Daarnaast duidt hij de samenstelling van de maatschappij in die tijd: adel, dan geestelijken, vervolgens burgers. O ja, dan zijn er ook nog boeren. Ondanks dat zij het volk voeden, kunnen zij zich op geen enkel recht beroepen.
“Hij wist maar al te goed dat er in dit land onderscheid tussen mensen en mensen werd gemaakt.”
De macht van de geestelijken is ongebreideld. Zij bepalen wie een boerderij mag pachten (getrouwd en liefst kinderen; ongehuwd? Eruit!). Ook voor reisbescheiden heb je hun handtekening nodig. Marx en Engels komen aan bod (weer een hilarische scène: een Engelsman die Zimmermann vraagt ‘zijn’ Communistisch manifest te drukken, terwijl de Engelsman overtuigd anticommunist is). Soms spoort hij de lezer aan – al is dat onnadrukkelijk – zelf na te denken, zoals bijvoorbeeld in:
“Er waren zelfs mensen die dachten dat de weg naar een rechtvaardiger samenleving via de bevrijding van de vrouw verliep.”
Het belang van persvrijheid komt naar voren. Gelijke-taakverdeling in het huishouden komt op hilarische wijze tot uiting in de discussies tussen Helmut Zimmermann en zijn dochter Anna Stina. Zo lijken de boeken van Jonas Jonasson wellicht vluggertjes voor even tussendoor, maar niets is minder waar. Het is wachten op een volgende creatie van dit unieke Zweedse brein!
“Hij had drie kinderen gekregen (met een beetje hulp van zijn echtgenote)…”
Op pagina 25 lezen we vervolgens:
“Ze had drie kinderen gekregen (met een beetje hulp van haar echtgenoot).”
Of:
“Algot vond dat ‘de beste kledingwinkel van Växjö’ nogal duur klonk en hij vroeg of de op een na duurste ook een optie was.
‘Die is er nog niet,’ antwoordde Zimmermann.”
“Ze klaagden dat hij niet luisterde naar wat ze zeiden, maar die boodschap kwam niet aan omdat hij niet luisterde.”
Noem het flauw, en dat is het ook, maar je moet er maar opkomen. Terugkerende situaties zijn ook tekenend voor de romans van de Zweedse auteur. In deze roman gaat het om een worteltuin (moestuin). Daarnaast is het schering en inslag dat er op de deur wordt geklopt als men juist aan tafel zit. Het deed me denken van de kluchten van John Lanting in het Theater van de Lach (1972 – 1995): je weet ongeveer hoe het afloopt, maar de weg ernaar toe doet je reikhalzend uitkijken.
De boer, de vrouw en de brandewijn is de vijfde roman in een reeks die begon met de bestseller De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween. Het is 1852 en het betreft de lotgevallen van de zoon van een varkensboer versus die van een naburige graaf. De eerste is een harde werker die op termijn het bedrijf van zijn vader wil overnemen, de edele is een man met een uitgestrekt bosareaal, een houtzagerij, zesendertig pachtboertjes maar bovenal een veeleisende vrouw en dochter, en een achterlijke zoon. Als de boerenzoon en de graaf de strijd met elkaar aangaan, dan weet je op voorhand wie er zal zegevieren. Doet dat iets af aan de spanning van het verhaal? Geenszins. Nauwelijks kun je de roman aan de kant leggen, want je wil weten hoe die jonge man dat zal flikken. Bovendien schrijft Jonasson zeer toegankelijk; korte hoofdstukken, weinig moeilijke woorden (tenzij hij die bewust in de mond van een van de ‘acteurs’ legt, daarbij diens onbenulligheid tentoonspreidend).
De toekomst van boerenzoon Algot Olsson lijkt verkeken als op de pachtboerderij van zijn vader varkenspest uitbreekt. Moeder overlijdt aan kanker – in een bijzin vermeld – vader kan deze volgende klap niet verwerken. Algot staat er alleen voor en blijft met een forse schuld aan graaf Bielkegren achter. Ondertussen aast die laatste onder druk van zijn vrouw Antoinette, Française van adellijke komaf, op het land van de Olssons voor haar Arabische volbloedpaarden. De man wordt geplaagd door geldzorgen, vooral veroorzaakt door de ongebreidelde kooplust van Antoinette en dochter Sophie. Gelukkig is hun oudste, Mauritz, onder de pannen bij het leger, waar de graaf jaarlijks een fikse dot smeergeld betaalt om hem daar te houden. Nu Algot de maandelijkse pacht niet kan ophoesten, is de graaf eindelijk van die lastpost verlost en kan hij de grond gereed maken voor de volbloeden van zijn vrouw. Algot krijgt een verwaarloosd krot toegewezen om te pachten en maandelijks de vereiste penningen op te hoesten, iets wat volgens de graaf nooit zal lukken. Maar dan kent hij Algot nog niet.
Zoals in eerdere boeken van Jonasson vervullen vrouwen ook in deze roman een belangrijke rol. Vaak zijn zij slimmer dan wel doortastender dan mannen. De mannen begrijpen hen niet altijd en o wee als zij er een proberen te schaken. Zo makkelijk gaat dat niet. In dit geval zijn er belangrijke rollen weggelegd voor Anna Stina (aan Algots zijde) en Antoinette en Sophie (de kwelduivels van de graaf). En natuurlijk moet degene die in de maatschappij het meeste aanzien geniet het ontgelden.
Jonas Jonasson doorweeft ook in De boer, de vrouw en de brandewijn zaken die de (huidige) maatschappij beroeren. Zo komt de acceptatie van homofilie ter sprake, in Frankrijk inmiddels getolereerd – let wel: 1852! – terwijl je er in Zweden voor ter dood kan worden veroordeeld. Daarnaast duidt hij de samenstelling van de maatschappij in die tijd: adel, dan geestelijken, vervolgens burgers. O ja, dan zijn er ook nog boeren. Ondanks dat zij het volk voeden, kunnen zij zich op geen enkel recht beroepen.
“Hij wist maar al te goed dat er in dit land onderscheid tussen mensen en mensen werd gemaakt.”
De macht van de geestelijken is ongebreideld. Zij bepalen wie een boerderij mag pachten (getrouwd en liefst kinderen; ongehuwd? Eruit!). Ook voor reisbescheiden heb je hun handtekening nodig. Marx en Engels komen aan bod (weer een hilarische scène: een Engelsman die Zimmermann vraagt ‘zijn’ Communistisch manifest te drukken, terwijl de Engelsman overtuigd anticommunist is). Soms spoort hij de lezer aan – al is dat onnadrukkelijk – zelf na te denken, zoals bijvoorbeeld in:
“Er waren zelfs mensen die dachten dat de weg naar een rechtvaardiger samenleving via de bevrijding van de vrouw verliep.”
Het belang van persvrijheid komt naar voren. Gelijke-taakverdeling in het huishouden komt op hilarische wijze tot uiting in de discussies tussen Helmut Zimmermann en zijn dochter Anna Stina. Zo lijken de boeken van Jonas Jonasson wellicht vluggertjes voor even tussendoor, maar niets is minder waar. Het is wachten op een volgende creatie van dit unieke Zweedse brein!
1
Reageer op deze recensie