Lezersrecensie
Must read voor Brouwers-liefhebbers
Het eerste nummer van het ‘Cahier Jeroen Brouwers’, dat jaarlijks moet gaan verschijnen, biedt een fraaie verzameling artikelen die inzicht geven in de werkwijze van de auteur, onbekende documenten uit zijn archief voor het voetlicht brengen en getuigen van het karakter van Jeroen Brouwers. Een must read met veel lezenswaardigs voor de Brouwers-liefhebber..
Een van de hoogtepunten is een beschouwing van de beoogde Brouwers-biograaf Johan Vandenbroucke over dagboekfragmenten en -notities uit 1972 die Brouwers in bewerkte en gestileerde vorm in zijn uitgegeven proza verwerkt. Dat belooft veel goeds voor de ooit nog te verschijnen biografie. Mooi zijn ook de foto’s van de schriften en notitieboeken en hun inhoud.
Boeiend is evenzeer een essay van de hand van Gwennie Debergh – neerlandica, voorzitter van de Stichting Jeroen Brouwers en bovenal diens weduwe – over de ontstaansgeschiedenis van de roman ‘Joris Ockeloen en het wachten’ aan de hand van niet uitgeven manuscripten en kladversies die zich in Brouwers’ archief bevinden.
Uit datzelfde archief diepte Roos Custers “een bijna afgerond ‘boek’ (vervaardigd in 1976)” op dat een soort alternatieve literatuurgeschiedenis in plaatjes met onderschriften moest worden. Brouwers maakte zelf schetsen van de (bestaande) plaatjes zoals die hem voor ogen stonden en gaf de pagina’s vorm. Enkele daarvan worden in het stuk afgebeeld. Zeer interessant.
Aardig zijn een onderzoek naar het gebruik door Brouwers van de combinatie komma en gedachtestreepje van Peter Zantingh en een verslag van een bezoek aan Exel, waar Brouwers ooit woonde, door streekgenoot en schrijver (van het prachtboek De Beesten) Gijs Wilbrink.
Verder zijn er onder andere stukken over filmactrices in het werk van Brouwers (door Lodewijk Verduin) en opdrachten van hem uit de bibliotheek van Benno Bernard (René Franken).
Het Cahier opent overigens met een stuk, opnieuw van Vandenbroucke, over de plannen voor een eigen tijdschrift die Brouwers al in 1969 had en die uiteindelijk min of meer, in een ietwat andere vorm, geconcretiseerd werden in de in eigen beheer uitgegeven Feuilletons.
Met dit Cahier Jeroen Brouwers krijgt de beste auteur van de afgelopen vijf decennia nu echt een eigen – fraai vormgegeven – tijdschrift.
Een van de hoogtepunten is een beschouwing van de beoogde Brouwers-biograaf Johan Vandenbroucke over dagboekfragmenten en -notities uit 1972 die Brouwers in bewerkte en gestileerde vorm in zijn uitgegeven proza verwerkt. Dat belooft veel goeds voor de ooit nog te verschijnen biografie. Mooi zijn ook de foto’s van de schriften en notitieboeken en hun inhoud.
Boeiend is evenzeer een essay van de hand van Gwennie Debergh – neerlandica, voorzitter van de Stichting Jeroen Brouwers en bovenal diens weduwe – over de ontstaansgeschiedenis van de roman ‘Joris Ockeloen en het wachten’ aan de hand van niet uitgeven manuscripten en kladversies die zich in Brouwers’ archief bevinden.
Uit datzelfde archief diepte Roos Custers “een bijna afgerond ‘boek’ (vervaardigd in 1976)” op dat een soort alternatieve literatuurgeschiedenis in plaatjes met onderschriften moest worden. Brouwers maakte zelf schetsen van de (bestaande) plaatjes zoals die hem voor ogen stonden en gaf de pagina’s vorm. Enkele daarvan worden in het stuk afgebeeld. Zeer interessant.
Aardig zijn een onderzoek naar het gebruik door Brouwers van de combinatie komma en gedachtestreepje van Peter Zantingh en een verslag van een bezoek aan Exel, waar Brouwers ooit woonde, door streekgenoot en schrijver (van het prachtboek De Beesten) Gijs Wilbrink.
Verder zijn er onder andere stukken over filmactrices in het werk van Brouwers (door Lodewijk Verduin) en opdrachten van hem uit de bibliotheek van Benno Bernard (René Franken).
Het Cahier opent overigens met een stuk, opnieuw van Vandenbroucke, over de plannen voor een eigen tijdschrift die Brouwers al in 1969 had en die uiteindelijk min of meer, in een ietwat andere vorm, geconcretiseerd werden in de in eigen beheer uitgegeven Feuilletons.
Met dit Cahier Jeroen Brouwers krijgt de beste auteur van de afgelopen vijf decennia nu echt een eigen – fraai vormgegeven – tijdschrift.
1
Reageer op deze recensie