Lezersrecensie
Wat niet voorbijgaat: de stille kracht van herinnering
Wie de titel Van mensen en dingen die nooit voorbijgaan leest, denkt onmiddellijk aan Louis Couperus’ Van oude mensen, de dingen, die voorbijgaan…. Een toevallige echo? Nauwelijks. Net als Couperus laat Lieven Van Groenenborgh (1956; pseudoniem van Lieven Van Poeck) zien hoe het verleden blijft doorwerken in het heden – niet als decor, maar als drijvende kracht achter gevoelens, keuzes en stil verdriet.
In zijn tweede verhalenbundel wekt Van Groenenborgh vijf historische verhalen tot leven, gesitueerd van Gent in 1911 tot het Engeland van halverwege de 19e eeuw. Hoewel de tijd en setting per verhaal verschillen, is de onderliggende thematiek opvallend coherent: hoe liefde, verlies en herinnering het weefsel vormen van ons bestaan. Het resultaat is een bundel die beklijft.
Tijdloos verlangen
Het eerste verhaal, De oude hand, situeert zich in het Gent van vlak voor de Eerste Wereldoorlog. De stijl is bewust archaïsch, met lange, retorisch opgebouwde zinnen. In het begin is dat even wennen. Maar wie zich erin verdiept, ontdekt een literaire rijkdom die perfect past bij de tijd waarin het verhaal speelt.
De ontmoeting tussen Rudolf Maenhout en de zeventienjarige Amélie De Ruddervoorde is een klassieke ‘coup de foudre’:“Venus gunde hem niet eens de tijd om aan haar volwassen beeld te wennen, haar volgroeide persoonlijkheid rustig te leren kennen en haar in stijgende mate te leren waarderen.”
Het gevoel is wederzijds: “Ze probeerde zich ongevoelig en koel te distantiëren van het magnetisch effect van zijn aanwezigheid, maar het lukte haar niet om deze kunstmatige afstandelijkheid vol te houden.”
Hun liefde, hoe oprecht ook, botst op maatschappelijke beperkingen. Amélie is muzikaal begaafd, maar haar carrière wordt vakkundig de kop ingedrukt. Haar vriendin verwoordt het haarscherp: “Diep in jou zit iets gewrongen dat een vrije uitweg zoekt, maar jij forceert jezelf om het dekseltje erop te houden.”
Na vijf jaar kinderloos te zijn komt er spanning in het huwelijk, ontstaat er verwijdering: “Praten werd een absolute uitzondering en reikte niet verder dan het noodzakelijke. […] De wanden werden doffer, hun meubilair verloor de glans, de spiegels boden niets meer dan een matte reflectie die de werkelijkheid aan het licht bracht.” De uiteindelijke verwijdering is pijnlijk maar onvermijdelijk: Rudolf raakt in de ban van de speelse en uitdagende jongere zus van Amélie, Virginie.
Het komt tot een scheiding tussen het echtpaar, alleen de scheidingspapieren moeten nog ondertekend worden. En dan gebeurt er iets wonderlijks. Voor mij het meest ontroerende in de hele bundel.
Het is een verhaal vol subtiele symboliek. Amélie betekent “de vlijtige” en belichaamt toewijding en kwetsbaarheid. Haar kinderloosheid contrasteert met haar verlangen naar een liefdevol, vervuld leven. Virginie betekent “de zuivere”, maar is juist de verleidster. Haar naam onderstreept de spanning tussen uiterlijk en innerlijk. En Rudolf “de roemvolle wolf”, staat symbool voor innerlijke verdeeldheid: hij is zowel trouw als instinctief, verscheurd tussen liefde en verlangen. Samen belichamen ze thema’s als verlies, onvervulde dromen en morele ambiguïteit.
Als zelfs Azraël treurt
Dat doorwerken van het verleden naar de toekomst komt prachtig naar voren in het verhaal Als zelfs Azraël treurt. Daarin wordt het verhaal van Neeltje Hofmeijer verteld, een dromerig meisje in een Zeeuws dorp rond 1920. Ze verzorgt Esther, de verbitterde dochter van de notaris die na een val uit een rolstoel nooit meer heeft kunnen lopen. Langzaam wint Neeltje haar vertrouwen, tot ze zelf ziek wordt.
Van Groenenborgh baseerde het verhaal op het leven van Laura Maaskant (1994–2019), die op jonge leeftijd kanker kreeg en koos voor levenskwaliteit boven behandeling. In haar boek Leef! beschreef ze haar omgang met sterfelijkheid en zingeving. Dat resoneert hier in een poëtische openingszin: “Laura. Een naam die je, als je dat zou willen, zou kunnen uitspreken als een zoen. En het leven leek haar inderdaad te zoenen. Het leven nodigde haar ten dans en zij liet zich, vol verwachting en levenslust, bij de hand nemen om de levensdans aan te gaan. Maar zij en haar danspartner werden, stap voor stap, opgenomen in een valse triste.”
Azraël, de engel des doods, krijgt in dit verhaal een menselijke gedaante. Niet als dreiging, maar als metgezel. De dood is niet het einde, maar een grens tussen angst en aanvaarding. Het verhaal ademt sereniteit, verbondenheid en acceptatie.
Tsjaikovski in tweestrijd
Ook opmerkelijk is het verhaal waarin Pjotr Iljitsj Tsjaikovski centraal staat. In 1877, tijdens het componeren van zijn opera Jevgeni Onegin, trekt hij zich terug aan de oever van de Moskva. Zijn huwelijk is een façade; zijn verlangen richt zich op mannen, maar dat is onuitspreekbaar in het 19e-eeuwse Rusland.
Van Groenenborgh kruipt in het hoofd van de componist en schetst een intiem portret van innerlijke verscheurdheid. De zinnen meanderen als de rivier. De stijl is muzikaal, de emoties georkestreerd als een langzaam opbouwende symfonie. Het is een verhaal over kiezen tussen jezelf en de verwachtingen van anderen – en over de prijs die je daarvoor betaalt.
Een literaire echo
Van Groenenborgh houdt de bundel thematisch strak bijeen. Elk verhaal onderzoekt de tragiek van het onuitgesprokene: liefdes die niet konden bestaan, dromen die niet mochten ontluiken, verbondenheid die te laat werd uitgesproken. De titel krijgt daarmee een gelaagde betekenis: sommige dingen gaan niet voorbij, en dat is precies hun kracht.
De stijl van Van Groenenborgh vergt aandacht. Zijn taal is rijk, soms ouderwets, altijd doordacht. Maar wie zich eraan overgeeft, wordt beloond met psychologische finesse, historische gelaagdheid en zinnen die nazinderen.
Geheugen in voorwerpen
Een bijzonder sterk punt in deze bundel is het motief van tastbare objecten. In elk verhaal fungeert een voorwerp als betekenisdrager: een hand, een brief, een muziekstuk, een boek. Ze zijn nooit louter rekwisiet, maar vormen geheugendragers van het menselijke tekort. Ze verbinden heden en verleden, leven en dood.
Conclusie
Van mensen en dingen die nooit voorbijgaan is een ode aan menselijke breekbaarheid, verteld met compassie en stilistisch raffinement. De verhalen getuigen van empathie, nuance en van wat het betekent om mens te zijn. Van Groenenborgh bevestigt met deze tweede bundel niet alleen zijn talent, maar verdiept het ook. Een boek voor lezers die houden van verhalen waarin verleden en emotie zich verweven tot literatuur van niveau.
—
Voor het eerst verschenen op de Boekenkrant
Leesadvies voor jongeren
Voor jongeren die houden van historische verhalen met diepe emoties en tijdloze thema’s als liefde, verlies en keuzes. Van Groenenborgh schrijft literaire verhalen die je raken en aan het denken zetten. Ideaal voor lezers vanaf 16 jaar. Dit boek leest niet zo makkelijk. Neem er de tijd voor.
Beoordeling: 3,5 sterren
In zijn tweede verhalenbundel wekt Van Groenenborgh vijf historische verhalen tot leven, gesitueerd van Gent in 1911 tot het Engeland van halverwege de 19e eeuw. Hoewel de tijd en setting per verhaal verschillen, is de onderliggende thematiek opvallend coherent: hoe liefde, verlies en herinnering het weefsel vormen van ons bestaan. Het resultaat is een bundel die beklijft.
Tijdloos verlangen
Het eerste verhaal, De oude hand, situeert zich in het Gent van vlak voor de Eerste Wereldoorlog. De stijl is bewust archaïsch, met lange, retorisch opgebouwde zinnen. In het begin is dat even wennen. Maar wie zich erin verdiept, ontdekt een literaire rijkdom die perfect past bij de tijd waarin het verhaal speelt.
De ontmoeting tussen Rudolf Maenhout en de zeventienjarige Amélie De Ruddervoorde is een klassieke ‘coup de foudre’:“Venus gunde hem niet eens de tijd om aan haar volwassen beeld te wennen, haar volgroeide persoonlijkheid rustig te leren kennen en haar in stijgende mate te leren waarderen.”
Het gevoel is wederzijds: “Ze probeerde zich ongevoelig en koel te distantiëren van het magnetisch effect van zijn aanwezigheid, maar het lukte haar niet om deze kunstmatige afstandelijkheid vol te houden.”
Hun liefde, hoe oprecht ook, botst op maatschappelijke beperkingen. Amélie is muzikaal begaafd, maar haar carrière wordt vakkundig de kop ingedrukt. Haar vriendin verwoordt het haarscherp: “Diep in jou zit iets gewrongen dat een vrije uitweg zoekt, maar jij forceert jezelf om het dekseltje erop te houden.”
Na vijf jaar kinderloos te zijn komt er spanning in het huwelijk, ontstaat er verwijdering: “Praten werd een absolute uitzondering en reikte niet verder dan het noodzakelijke. […] De wanden werden doffer, hun meubilair verloor de glans, de spiegels boden niets meer dan een matte reflectie die de werkelijkheid aan het licht bracht.” De uiteindelijke verwijdering is pijnlijk maar onvermijdelijk: Rudolf raakt in de ban van de speelse en uitdagende jongere zus van Amélie, Virginie.
Het komt tot een scheiding tussen het echtpaar, alleen de scheidingspapieren moeten nog ondertekend worden. En dan gebeurt er iets wonderlijks. Voor mij het meest ontroerende in de hele bundel.
Het is een verhaal vol subtiele symboliek. Amélie betekent “de vlijtige” en belichaamt toewijding en kwetsbaarheid. Haar kinderloosheid contrasteert met haar verlangen naar een liefdevol, vervuld leven. Virginie betekent “de zuivere”, maar is juist de verleidster. Haar naam onderstreept de spanning tussen uiterlijk en innerlijk. En Rudolf “de roemvolle wolf”, staat symbool voor innerlijke verdeeldheid: hij is zowel trouw als instinctief, verscheurd tussen liefde en verlangen. Samen belichamen ze thema’s als verlies, onvervulde dromen en morele ambiguïteit.
Als zelfs Azraël treurt
Dat doorwerken van het verleden naar de toekomst komt prachtig naar voren in het verhaal Als zelfs Azraël treurt. Daarin wordt het verhaal van Neeltje Hofmeijer verteld, een dromerig meisje in een Zeeuws dorp rond 1920. Ze verzorgt Esther, de verbitterde dochter van de notaris die na een val uit een rolstoel nooit meer heeft kunnen lopen. Langzaam wint Neeltje haar vertrouwen, tot ze zelf ziek wordt.
Van Groenenborgh baseerde het verhaal op het leven van Laura Maaskant (1994–2019), die op jonge leeftijd kanker kreeg en koos voor levenskwaliteit boven behandeling. In haar boek Leef! beschreef ze haar omgang met sterfelijkheid en zingeving. Dat resoneert hier in een poëtische openingszin: “Laura. Een naam die je, als je dat zou willen, zou kunnen uitspreken als een zoen. En het leven leek haar inderdaad te zoenen. Het leven nodigde haar ten dans en zij liet zich, vol verwachting en levenslust, bij de hand nemen om de levensdans aan te gaan. Maar zij en haar danspartner werden, stap voor stap, opgenomen in een valse triste.”
Azraël, de engel des doods, krijgt in dit verhaal een menselijke gedaante. Niet als dreiging, maar als metgezel. De dood is niet het einde, maar een grens tussen angst en aanvaarding. Het verhaal ademt sereniteit, verbondenheid en acceptatie.
Tsjaikovski in tweestrijd
Ook opmerkelijk is het verhaal waarin Pjotr Iljitsj Tsjaikovski centraal staat. In 1877, tijdens het componeren van zijn opera Jevgeni Onegin, trekt hij zich terug aan de oever van de Moskva. Zijn huwelijk is een façade; zijn verlangen richt zich op mannen, maar dat is onuitspreekbaar in het 19e-eeuwse Rusland.
Van Groenenborgh kruipt in het hoofd van de componist en schetst een intiem portret van innerlijke verscheurdheid. De zinnen meanderen als de rivier. De stijl is muzikaal, de emoties georkestreerd als een langzaam opbouwende symfonie. Het is een verhaal over kiezen tussen jezelf en de verwachtingen van anderen – en over de prijs die je daarvoor betaalt.
Een literaire echo
Van Groenenborgh houdt de bundel thematisch strak bijeen. Elk verhaal onderzoekt de tragiek van het onuitgesprokene: liefdes die niet konden bestaan, dromen die niet mochten ontluiken, verbondenheid die te laat werd uitgesproken. De titel krijgt daarmee een gelaagde betekenis: sommige dingen gaan niet voorbij, en dat is precies hun kracht.
De stijl van Van Groenenborgh vergt aandacht. Zijn taal is rijk, soms ouderwets, altijd doordacht. Maar wie zich eraan overgeeft, wordt beloond met psychologische finesse, historische gelaagdheid en zinnen die nazinderen.
Geheugen in voorwerpen
Een bijzonder sterk punt in deze bundel is het motief van tastbare objecten. In elk verhaal fungeert een voorwerp als betekenisdrager: een hand, een brief, een muziekstuk, een boek. Ze zijn nooit louter rekwisiet, maar vormen geheugendragers van het menselijke tekort. Ze verbinden heden en verleden, leven en dood.
Conclusie
Van mensen en dingen die nooit voorbijgaan is een ode aan menselijke breekbaarheid, verteld met compassie en stilistisch raffinement. De verhalen getuigen van empathie, nuance en van wat het betekent om mens te zijn. Van Groenenborgh bevestigt met deze tweede bundel niet alleen zijn talent, maar verdiept het ook. Een boek voor lezers die houden van verhalen waarin verleden en emotie zich verweven tot literatuur van niveau.
—
Voor het eerst verschenen op de Boekenkrant
Leesadvies voor jongeren
Voor jongeren die houden van historische verhalen met diepe emoties en tijdloze thema’s als liefde, verlies en keuzes. Van Groenenborgh schrijft literaire verhalen die je raken en aan het denken zetten. Ideaal voor lezers vanaf 16 jaar. Dit boek leest niet zo makkelijk. Neem er de tijd voor.
Beoordeling: 3,5 sterren
1
Reageer op deze recensie