Lezersrecensie
De cirkel is rond.
Mijn leven als mens - Joke van Leeuwen.
“… gisteren ben ik doodgegaan, onverwacht en banaal, met mijn hoofd op de harde tegelvloer die een optische illusie vormt van kubussen…”(p.7)
Een onconventionele openingszin, die de lezer op schrap zet. De ‘Ik’ is dood en betreedt een ‘… enorme wachtruimte vol dolende zielen… ‘ een beeld dat mij vroeger is voorgeschoteld bij ‘het voorgeborchte’ of als het wat minder goed met je leven was gegaan… ‘het vagevuur’.
Daar komt het zusje van de Ik op haar af. Zij werden samen als Siamese tweeling geboren: Dinska, de dood geborene en Dinka, de naam van mijn grootmoeder die vroeger uit een ver land is gevlucht.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Dinka, die terugkijkt op haar leven. Zij doet dit vanuit die ‘grote wachtzaal ’die nogal eens verandert in een immense vlakte of een paleis met hoge torens.
Dinka kent haar zusje niet, maar wel het gipsen afgietsel van haar hoofdje. Zij beschrijft, als een volwassene, haar babytijd. Ze vertelt wie haar ouders zijn. Haar vader zit op de bovenste verdieping van een twintig tellend gebouw; dat betekent dat hij belangrijk is. Haar moeder werkt in een museum. Later gaat zij les geven in het intuïtief schilderen.
Het is een alwetend verteller die aan het woord is. Zo lezen we dat op het moment dat Dinska en Dinka worden gescheiden, Mier, die ernstig wordt verwaarloosd, op de vloer zit bij haar ouders twee hoog achter. Zij wordt opgehaald om naar een kindertehuis te gaan.
School is voor Dinka een verdeeld succes. Als ze een boek met versjes zo mooi vindt, wil ze het niet meer afgeven. De juf trekt het uit haar handen, met als gevolg dat het scheurt en Dinka moet naar de directeur. Op de gang komt ze Mier tegen. Het wordt een vriendschap voor het leven.
Als lezer moet je mee schakelen van de enorme wachtzaal naar het leven ‘daar beneden’. Dinska is nieuwsgierig naar dat leven, ze is ook wel wat jaloers (voor zover je dat van zielen kunt zeggen!)
“… je bent veel meer met die Mier bezig…” (p.75)
“… je hebt het steeds maar over Mier… je mist haar… daar moet je mee ophouden… missen is iets voor de levenden…”(p.122)
Mier en Dinka, hun vriendschap en relatie is het centrale thema van het boek.
Mier die aantrekt en afstoot, Dinka die zich daar niet goed tegen kan wapenen, die een onvoorwaardelijke trouw voor Mier voelt.
Mier, verwaarloosd en in kindertehuis opgegroeid. Dinka, niet gelukkig met ouders die enorm van elkaar verschillen, die een matige relatie hebben samen. Twee vrouwen die niet geleerd of ervaren hebben hoe ze liefde moeten ontvangen of geven.
De taal van Van Leeuwen kent pareltjes. Als Dinka verhuist:
“… ik laat mijn kindertijd in zijn verhuisdoos zitten, van de rochelende trein tot het van bacteriën stikkende hybride speelgoedbeest….”
“… ik vind foto’s van een vroeger heden van mijn ouders…”(p.78)
De thematiek is zwaar; de existentiële eenzaamheid van twee vrouwen uit heel verschillende milieus, die elkaar leren kennen, kwijtraken en weer terug vinden. Maar het gaat mis als Mier en Albard en zijn vriend Rolf (die er duistere praktijken op nahoudt) haar meenemen naar een zonsverduistering. Hoe symbolisch is deze verduistering! Daar raakt Mier haar sleutels kwijt met noodlottige gevolgen…
“… de tegelvloer, die een optische illusie vormt van kubussen…”(p.189 én p.7)
De cirkel is rond…
Poëtische taal maakt het boek aantrekkelijk, de liefde tussen Mier en Dinka is respectvol en teder beschreven. Ondanks het originele gegeven: terugkijken na je dood op de ontwikkeling die je als mens hebt meegemaakt, wist het me maar matig te boeien.
“… gisteren ben ik doodgegaan, onverwacht en banaal, met mijn hoofd op de harde tegelvloer die een optische illusie vormt van kubussen…”(p.7)
Een onconventionele openingszin, die de lezer op schrap zet. De ‘Ik’ is dood en betreedt een ‘… enorme wachtruimte vol dolende zielen… ‘ een beeld dat mij vroeger is voorgeschoteld bij ‘het voorgeborchte’ of als het wat minder goed met je leven was gegaan… ‘het vagevuur’.
Daar komt het zusje van de Ik op haar af. Zij werden samen als Siamese tweeling geboren: Dinska, de dood geborene en Dinka, de naam van mijn grootmoeder die vroeger uit een ver land is gevlucht.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Dinka, die terugkijkt op haar leven. Zij doet dit vanuit die ‘grote wachtzaal ’die nogal eens verandert in een immense vlakte of een paleis met hoge torens.
Dinka kent haar zusje niet, maar wel het gipsen afgietsel van haar hoofdje. Zij beschrijft, als een volwassene, haar babytijd. Ze vertelt wie haar ouders zijn. Haar vader zit op de bovenste verdieping van een twintig tellend gebouw; dat betekent dat hij belangrijk is. Haar moeder werkt in een museum. Later gaat zij les geven in het intuïtief schilderen.
Het is een alwetend verteller die aan het woord is. Zo lezen we dat op het moment dat Dinska en Dinka worden gescheiden, Mier, die ernstig wordt verwaarloosd, op de vloer zit bij haar ouders twee hoog achter. Zij wordt opgehaald om naar een kindertehuis te gaan.
School is voor Dinka een verdeeld succes. Als ze een boek met versjes zo mooi vindt, wil ze het niet meer afgeven. De juf trekt het uit haar handen, met als gevolg dat het scheurt en Dinka moet naar de directeur. Op de gang komt ze Mier tegen. Het wordt een vriendschap voor het leven.
Als lezer moet je mee schakelen van de enorme wachtzaal naar het leven ‘daar beneden’. Dinska is nieuwsgierig naar dat leven, ze is ook wel wat jaloers (voor zover je dat van zielen kunt zeggen!)
“… je bent veel meer met die Mier bezig…” (p.75)
“… je hebt het steeds maar over Mier… je mist haar… daar moet je mee ophouden… missen is iets voor de levenden…”(p.122)
Mier en Dinka, hun vriendschap en relatie is het centrale thema van het boek.
Mier die aantrekt en afstoot, Dinka die zich daar niet goed tegen kan wapenen, die een onvoorwaardelijke trouw voor Mier voelt.
Mier, verwaarloosd en in kindertehuis opgegroeid. Dinka, niet gelukkig met ouders die enorm van elkaar verschillen, die een matige relatie hebben samen. Twee vrouwen die niet geleerd of ervaren hebben hoe ze liefde moeten ontvangen of geven.
De taal van Van Leeuwen kent pareltjes. Als Dinka verhuist:
“… ik laat mijn kindertijd in zijn verhuisdoos zitten, van de rochelende trein tot het van bacteriën stikkende hybride speelgoedbeest….”
“… ik vind foto’s van een vroeger heden van mijn ouders…”(p.78)
De thematiek is zwaar; de existentiële eenzaamheid van twee vrouwen uit heel verschillende milieus, die elkaar leren kennen, kwijtraken en weer terug vinden. Maar het gaat mis als Mier en Albard en zijn vriend Rolf (die er duistere praktijken op nahoudt) haar meenemen naar een zonsverduistering. Hoe symbolisch is deze verduistering! Daar raakt Mier haar sleutels kwijt met noodlottige gevolgen…
“… de tegelvloer, die een optische illusie vormt van kubussen…”(p.189 én p.7)
De cirkel is rond…
Poëtische taal maakt het boek aantrekkelijk, de liefde tussen Mier en Dinka is respectvol en teder beschreven. Ondanks het originele gegeven: terugkijken na je dood op de ontwikkeling die je als mens hebt meegemaakt, wist het me maar matig te boeien.
1
Reageer op deze recensie