Lezersrecensie
Vage signalen en droomachtige lichtheid
Patrick Modiano, die in 2014 tot mijn vreugde de Nobelprijs kreeg, schrijft volgens velen steeds hetzelfde boek. Of, beter gezegd misschien: zijn vele dunne romans draaien steeds rondom dezelfde sferen van ongrijpbaar gemis, en lijken daardoor samen één dik boek te vormen vol leemtes en stiltes. Want Modiano's hoofpersonen zijn steeds vage en verweesde schimmen die geen identiteit lijken te hebben en geen duidelijke positie in deze wereld, en ze worden steeds bespookt door mistige en gedempte signalen uit het verleden die het raadsel van hun levensverhaal nog verder vergroten. Zo ook de hoofdpersoon van "Chevreuse", Modiano's nieuwste roman. Die trouwens ook in "De horizon" al de ongrijpbare hoofdpersoon was. Zoals ook Guy Vincent, die een raadselachtige bijrol heeft in "Chevreuse" , ook een raadselachtige bijrol heeft in diverse andere Modiano- boeken. En dus een ongrijpbare schim is die in meerdere door Modiano bedachte levens een enigmatische rol heeft gespeeld.
"Chevreuse" begint met de associaties die de hoofdpersoon als mistige flarden voelt opkomen bij de namen "Chevreuse" en "Auteuil": namen die hem herinneren aan een vergeten of verdrongen kindertijd, maar dan zonder het raadsel van die kindertijd ooit te verhelderen. Daar zijn die associaties te vaag en te diffuus voor: "Maar hoe kon hij in al die signalen en morseseinen, die hem na vijftig jaar nog bereikten, ook maar enige orde scheppen of er een rode draad in ontdekken?" Toch noteert hij al deze signalen en morseseinen voortdurend, op papier en in zijn hoofd, zonder er alsnog een rode draad in aan te brengen of iets aan hun ongrijpbaarheid te doen. "Hij noteerde op goed geluk de gedachten die in hem opkwamen. Meestal 's ochtends, of aan het eind van de middag. Hij had genoeg aan de kleinste details, dingen die iemand anders futiel zou hebben gevonden. Inderdaad: details. Het woord 'gedachten' was hier niet van toepassing. Te hoogdravend. Een grote hoeveelheid details, die gaandeweg de bladzijden vulde van zijn blauwe schrift, op het eerste gezicht zonder enig verband en zo vluchtig dat een eventuele lezer er niets van zou hebben begrepen. [...] En hoe meer hij van dat soort schijnbaar onsamenhangende details op papier wist te krijgen, hoe groter de kans werd - dat wist hij zeker- dat hij licht in de zaak zou brengen. Zolang hij zich maar niet liet ontmoedigen door hun ogenschijnlijke futiliteit".
Geleidelijk aan merkt de lezer dat dit boek is opgetrokken uit meerdere vage tijdlagen: hoofdpersoon Jean Bosmans, romanschrijver, kijkt mijmerend en niet- begrijpend terug op twee voor hem raadselachtige momenten van vijftig jaar geleden: momenten die hem via associaties weer herinneren aan zijn vergeten kindertijd van vijftien jaar daarvoor. Hij kijkt dus weifelend terug op momenten uit zijn verre verleden, waarin hij ook weifelend terugdacht aan een zelfs nog verder en dieper verleden, dat ook vijftig jaar geleden al een obsederend raadsel voor hem was. En dat altijd een obsederend raadsel voor hem is gebleven. Want vijftig jaar geleden- ergens in de jaren zestig, maar Bosmans weet niet meer wanneer precies- komen er wel namen boven van mensen die een rol hadden in Bosmans' prillere jeugd, maar die mensen blijven voor hem uiteindelijk "ver weg, als aan de horizon verdwijnende silhouetten". Het Chevreuse van zijn jeugd blijft steeds afwijken van elke exacte stafkaart of landkaart, en zelf kan hij het alleen tekenen of beschrijven als een stafkaart vol open plekken. Niet voor niets mijmert Bosmans bovendien over "de kunst van het zwijgen", en over de gedachte "dat proza en poëzie niet alleen van woorden zijn gemaakt, maar vooral ook van de stilten daartussen". Want zijn kindertijd - en ook zijn leven in het hier en nu- weet hij alleen te vatten in signalen die niet eens gedachten zijn, en die door geen enkele logica of rode draad worden verbonden. In zinnen dus vol stilten tussen de woorden. In vaag herinnerde namen van schimmige personen die op de rand staan van het niets. In droombeelden vol van onbestemde dreiging. In details die nooit deel worden van een groter geheel. In ongrijpbare aanduidingen, die verheldering lijken te beloven, maar die Jean Bosmans alleen maar dieper meetrekken in het labyrint.
Dat alles is niet zonder enige tragiek. Als Bosmans op enig moment mijmert over de mogelijkheid dat de voor hem ooit belangrijke Guy Vincent overleden is, voelt hij bijvoorbeeld een wel heel fundamentele verweesdheid: "Daarmee zou een laatste band zijn verbroken en een deel van zijn verleden onherroepelijk zijn verdwenen, terwijl hij alleen en verweesd achterbleef. Maar wees waarvan? Op die vraag zou hij geen duidelijk antwoord hebben kunnen geven". Ook hangt er een sfeer van criminaliteit en illegaliteit rond veel van de personages uit Bosmans' vergeten verleden: alsof zij in WO II verwikkeld waren in louche of illegale affaires, alsof zij altijd moeten vrezen voor een politiecontrole, alsof zij een in wezen clandestien leven leiden dat zij volgens de wetten eigenlijk niet zouden mogen leiden. Wat betekent dat veel van Bosmans' eigen verleden ook in nevelen van illegaliteit is gehuld. En in een weliswaar onbestemde, maar soms toch duidelijk voelbare angst en beklemming. Alsof de door Bosmans vergeten kindertijd ook clandestien was, en onderdelen bevat die hij verdrongen heeft en zich niet meer durft te herinneren. En alsof de romancier Jean Bosmans mede daardoor steeds maar geen greep op dit verleden krijgt, steeds maar niet verder komt dan vage signalen zonder enige rode draad, en echo's uit het verleden die nooit een begrijpelijke vorm krijgen in het hier en nu.
"Chevreuse" staat kortom bol van de ongrijpbaarheid en onbepaaldheid. En dat maakt je als lezer weemoedig en treurig. Zeker als je daarbij bedenkt hoe ontworteld Jean Bosmans is en hoe fundamenteel verweesd. Maar tegelijk geeft juist die onbepaaldheid ook een vreemd soort lichtheid en hoop. Dat was al zo in een van mijn favoriete Modiano- boeken, "De horizon" , waarin de hoofdpersoon eveneens Jean Bosmans heet. Daarin zegt Bosmans namelijk: "Ik wil het maar liever in het vage laten [...]. Zolang je twijfelt, is er ten minste nog een bepaalde hoop, als een vluchtlijn naar de horizon. Je zegt bij jezelf dat de tijd haar verwoestende werk misschien nog niet heeft voltooid en dat er nog ontmoetingen zullen komen'". Juist het vage houdt ook vluchtlijnen open naar nog onbekende horizonten. Juist het ontbreken van definitieve conclusies zorgt ook voor een heel prettige lichtheid. Juist in het onbepaalde en ongewisse krijgen de dingen geen al te groot en neerdrukkend gewicht. Juist in het contourloze blijft alles nog open.
Aldus Bosmans en Modiano in "De horizon". En ook, als ik het goed zie, in "Chevreuse". De mensen uit Bosmans' verleden bestaan alleen nog tussen de pagina's van zijn boek, en zijn uit de wereld verdwenen: maar precies dat laat hem vrijer ademen dan ooit. Zijn eigen leven is door zijn fictie geabsorbeerd als door vloeipapier: maar exact dat maakt dat leven vele malen lichter. Niet voor niets wordt in "Chevreuse" gezegd: "In zijn boek, dat nu bijna af was, had hij alle donkerte en zwaarte van de voorbije jaren afgelegd. Hij had nog twintig centimes, niet genoeg voor een metrokaartje, maar dat versterkte alleen maar het lichte gevoel dat hij al had". Hij koestert dus de lichtheid, het lichte gevoel dat past bij iemand die zich losgemaakt heeft van de zwaarte van de wereld. En dat ook past bij een latere droom, waarin het Chevreuse van zijn kindertijd is losgemaakt van de wetten van logica en tijd: [E]en zone [...] waar de tijd was opgeheven, en trouwens, ook de wijzers van zijn horloge bleken stil te staan. Hoe verder hij de route volgde, hoe meer hij het gevoel had te zijn teruggekeerd naar het hart van die eindeloze middagen van zijn kindertijd, waar de tijd niet was opgeheven maar simpelweg bevroren, zodat je urenlang kon blijven kijken naar de mier die zigzaggend over de rand van de put liep". De kindertijd zie ik dan als open horizon, juist omdat hij alleen oplicht in een droom. En het gedroomde Chevreuse zie ik als vluchtlijn naar die open horizon, omdat het een ongrijpbare en contourloze zone is die niet exact in een stafkaart wordt uitgetekend maar die opzettelijk in het vage wordt gelaten. Die zone is een droom, geen werkelijkheid, maar daardoor blijft hij licht. En precies die lichtheid, alsook Bosmans' aanstekelijke verlangen naar die lichtheid, vind ik erg ontroerend.
"Chevreuse" is kortom vol van onbepaaldheid, vage signalen en droomachtige lichtheid. Net als "De horizon", net als veel andere romans van Modiano. Maar ik vind die onbepaaldheid en die vage signalen elke keer weer fascinerend, en ik hou van die lichtheid. Dus hoop ik dat de oude Modiano nog veel van dit soort boeken zal schrijven.
"Chevreuse" begint met de associaties die de hoofdpersoon als mistige flarden voelt opkomen bij de namen "Chevreuse" en "Auteuil": namen die hem herinneren aan een vergeten of verdrongen kindertijd, maar dan zonder het raadsel van die kindertijd ooit te verhelderen. Daar zijn die associaties te vaag en te diffuus voor: "Maar hoe kon hij in al die signalen en morseseinen, die hem na vijftig jaar nog bereikten, ook maar enige orde scheppen of er een rode draad in ontdekken?" Toch noteert hij al deze signalen en morseseinen voortdurend, op papier en in zijn hoofd, zonder er alsnog een rode draad in aan te brengen of iets aan hun ongrijpbaarheid te doen. "Hij noteerde op goed geluk de gedachten die in hem opkwamen. Meestal 's ochtends, of aan het eind van de middag. Hij had genoeg aan de kleinste details, dingen die iemand anders futiel zou hebben gevonden. Inderdaad: details. Het woord 'gedachten' was hier niet van toepassing. Te hoogdravend. Een grote hoeveelheid details, die gaandeweg de bladzijden vulde van zijn blauwe schrift, op het eerste gezicht zonder enig verband en zo vluchtig dat een eventuele lezer er niets van zou hebben begrepen. [...] En hoe meer hij van dat soort schijnbaar onsamenhangende details op papier wist te krijgen, hoe groter de kans werd - dat wist hij zeker- dat hij licht in de zaak zou brengen. Zolang hij zich maar niet liet ontmoedigen door hun ogenschijnlijke futiliteit".
Geleidelijk aan merkt de lezer dat dit boek is opgetrokken uit meerdere vage tijdlagen: hoofdpersoon Jean Bosmans, romanschrijver, kijkt mijmerend en niet- begrijpend terug op twee voor hem raadselachtige momenten van vijftig jaar geleden: momenten die hem via associaties weer herinneren aan zijn vergeten kindertijd van vijftien jaar daarvoor. Hij kijkt dus weifelend terug op momenten uit zijn verre verleden, waarin hij ook weifelend terugdacht aan een zelfs nog verder en dieper verleden, dat ook vijftig jaar geleden al een obsederend raadsel voor hem was. En dat altijd een obsederend raadsel voor hem is gebleven. Want vijftig jaar geleden- ergens in de jaren zestig, maar Bosmans weet niet meer wanneer precies- komen er wel namen boven van mensen die een rol hadden in Bosmans' prillere jeugd, maar die mensen blijven voor hem uiteindelijk "ver weg, als aan de horizon verdwijnende silhouetten". Het Chevreuse van zijn jeugd blijft steeds afwijken van elke exacte stafkaart of landkaart, en zelf kan hij het alleen tekenen of beschrijven als een stafkaart vol open plekken. Niet voor niets mijmert Bosmans bovendien over "de kunst van het zwijgen", en over de gedachte "dat proza en poëzie niet alleen van woorden zijn gemaakt, maar vooral ook van de stilten daartussen". Want zijn kindertijd - en ook zijn leven in het hier en nu- weet hij alleen te vatten in signalen die niet eens gedachten zijn, en die door geen enkele logica of rode draad worden verbonden. In zinnen dus vol stilten tussen de woorden. In vaag herinnerde namen van schimmige personen die op de rand staan van het niets. In droombeelden vol van onbestemde dreiging. In details die nooit deel worden van een groter geheel. In ongrijpbare aanduidingen, die verheldering lijken te beloven, maar die Jean Bosmans alleen maar dieper meetrekken in het labyrint.
Dat alles is niet zonder enige tragiek. Als Bosmans op enig moment mijmert over de mogelijkheid dat de voor hem ooit belangrijke Guy Vincent overleden is, voelt hij bijvoorbeeld een wel heel fundamentele verweesdheid: "Daarmee zou een laatste band zijn verbroken en een deel van zijn verleden onherroepelijk zijn verdwenen, terwijl hij alleen en verweesd achterbleef. Maar wees waarvan? Op die vraag zou hij geen duidelijk antwoord hebben kunnen geven". Ook hangt er een sfeer van criminaliteit en illegaliteit rond veel van de personages uit Bosmans' vergeten verleden: alsof zij in WO II verwikkeld waren in louche of illegale affaires, alsof zij altijd moeten vrezen voor een politiecontrole, alsof zij een in wezen clandestien leven leiden dat zij volgens de wetten eigenlijk niet zouden mogen leiden. Wat betekent dat veel van Bosmans' eigen verleden ook in nevelen van illegaliteit is gehuld. En in een weliswaar onbestemde, maar soms toch duidelijk voelbare angst en beklemming. Alsof de door Bosmans vergeten kindertijd ook clandestien was, en onderdelen bevat die hij verdrongen heeft en zich niet meer durft te herinneren. En alsof de romancier Jean Bosmans mede daardoor steeds maar geen greep op dit verleden krijgt, steeds maar niet verder komt dan vage signalen zonder enige rode draad, en echo's uit het verleden die nooit een begrijpelijke vorm krijgen in het hier en nu.
"Chevreuse" staat kortom bol van de ongrijpbaarheid en onbepaaldheid. En dat maakt je als lezer weemoedig en treurig. Zeker als je daarbij bedenkt hoe ontworteld Jean Bosmans is en hoe fundamenteel verweesd. Maar tegelijk geeft juist die onbepaaldheid ook een vreemd soort lichtheid en hoop. Dat was al zo in een van mijn favoriete Modiano- boeken, "De horizon" , waarin de hoofdpersoon eveneens Jean Bosmans heet. Daarin zegt Bosmans namelijk: "Ik wil het maar liever in het vage laten [...]. Zolang je twijfelt, is er ten minste nog een bepaalde hoop, als een vluchtlijn naar de horizon. Je zegt bij jezelf dat de tijd haar verwoestende werk misschien nog niet heeft voltooid en dat er nog ontmoetingen zullen komen'". Juist het vage houdt ook vluchtlijnen open naar nog onbekende horizonten. Juist het ontbreken van definitieve conclusies zorgt ook voor een heel prettige lichtheid. Juist in het onbepaalde en ongewisse krijgen de dingen geen al te groot en neerdrukkend gewicht. Juist in het contourloze blijft alles nog open.
Aldus Bosmans en Modiano in "De horizon". En ook, als ik het goed zie, in "Chevreuse". De mensen uit Bosmans' verleden bestaan alleen nog tussen de pagina's van zijn boek, en zijn uit de wereld verdwenen: maar precies dat laat hem vrijer ademen dan ooit. Zijn eigen leven is door zijn fictie geabsorbeerd als door vloeipapier: maar exact dat maakt dat leven vele malen lichter. Niet voor niets wordt in "Chevreuse" gezegd: "In zijn boek, dat nu bijna af was, had hij alle donkerte en zwaarte van de voorbije jaren afgelegd. Hij had nog twintig centimes, niet genoeg voor een metrokaartje, maar dat versterkte alleen maar het lichte gevoel dat hij al had". Hij koestert dus de lichtheid, het lichte gevoel dat past bij iemand die zich losgemaakt heeft van de zwaarte van de wereld. En dat ook past bij een latere droom, waarin het Chevreuse van zijn kindertijd is losgemaakt van de wetten van logica en tijd: [E]en zone [...] waar de tijd was opgeheven, en trouwens, ook de wijzers van zijn horloge bleken stil te staan. Hoe verder hij de route volgde, hoe meer hij het gevoel had te zijn teruggekeerd naar het hart van die eindeloze middagen van zijn kindertijd, waar de tijd niet was opgeheven maar simpelweg bevroren, zodat je urenlang kon blijven kijken naar de mier die zigzaggend over de rand van de put liep". De kindertijd zie ik dan als open horizon, juist omdat hij alleen oplicht in een droom. En het gedroomde Chevreuse zie ik als vluchtlijn naar die open horizon, omdat het een ongrijpbare en contourloze zone is die niet exact in een stafkaart wordt uitgetekend maar die opzettelijk in het vage wordt gelaten. Die zone is een droom, geen werkelijkheid, maar daardoor blijft hij licht. En precies die lichtheid, alsook Bosmans' aanstekelijke verlangen naar die lichtheid, vind ik erg ontroerend.
"Chevreuse" is kortom vol van onbepaaldheid, vage signalen en droomachtige lichtheid. Net als "De horizon", net als veel andere romans van Modiano. Maar ik vind die onbepaaldheid en die vage signalen elke keer weer fascinerend, en ik hou van die lichtheid. Dus hoop ik dat de oude Modiano nog veel van dit soort boeken zal schrijven.
2
Reageer op deze recensie