Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een niet- romantische liefdesgeschiedenis vol onbeantwoorde vragen

John Coetzee, geboren in 1940 en Nobelprijswinnaar in 2003, is een van mijn favoriete nog levende schrijvers. Dus was ik heel benieuwd naar het nieuwste boek van de inmiddels ruim tachtigjarige maestro. En ik las het met veel plezier. Degenen die het Engelstalige origineel willen lezen zullen tot september moeten wachten, maar dat is nergens voor nodig: de vertaling van Peter Bergsma is namelijk prima, zoals altijd.

De opmerkelijk vreemde openingsalinea gaat als volgt: "1. De vrouw is de eerste met wie hij moeite heeft, al spoedig gevolgd door de man". Na enige tijd begrijpt de lezer wie de "hij" is: dat is de verteller, die moeite heeft met het beschrijven van zijn hoofdpersonen. Om te beginnen de bijna 50 jarige vrouw, die later "Beatriz" blijkt te heten: haar redelijk gracieuze uiterlijk ziet hij al wel voor zich, en "Wat haar persoonlijkheid, haar ziel betreft, die kan zich mettertijd wel openbaren". De man is een Pool, een pianist die bekend is als vertolker van Chopin, zij het een controversiële vertolker: in zijn vertolking is Chopin echter helemaal niet de gebruikelijke romanticus, maar juist sober, een erfgenaam van Bach. Aldus krijgt hij geleidelijk aan vorm in de fantasie van de verteller. Die vorm is echter verre van definitief: "Maar de Pool is nog niet voor het voetlicht getreden of hij begint te veranderen". Bovendien roepen zowel de Pool als de vrouw veel vragen op bij de verteller: "Waar komen ze vandaan, de lange Poolse pianist en de elegante vrouw met de zwevende tred, de bankiersvrouw die haar dagen slijt met goede werken? Het hele jaar hebben ze op de deur geklopt, wilden ze worden binnengelaten of anders weggezonden en te ruste gelegd. Is nu, eindelijk, hun tijd gekomen?"

Dat is bijna Pirandello- achtig: personages op zoek naar hun auteur. Waarbij Coetzee nog benadrukt hoeveel onbeantwoorde vragen die personages bij hun auteur oproepen, en hoe vaag hun vorm en hun identiteit ook voor die verteller is. Wat leidt tot een tastende vertelling, die hortend tot stand komt en met horten en stoten verloopt. Wat nog benadrukt wordt door vele vragen zonder duidelijk antwoord. Dat alles is intrigerend ongewoon. Net als de keuze om alle korte hoofdstukjes- vaak maar één alinea of soms zelfs maar één zin lang- alleen een nummer in de kantlijn te geven en geen titel. Een vorm die mij sterk doet denken aan "Filosofische Onderzoekingen" van Wittgenstein, een filosoof met wie Coetzee wel vaker in verband wordt gebracht. En misschien is die overeenkomst geen toeval: ook "Filosofische onderzoekingen" zit immers vol met vragen zonder duidelijk antwoord, met beschouwingen die verwondering oproepen maar geen conclusies, met intrigerende denkoefeningen die ons eerder een labyrint van zijpaden laten zien dan een duidelijk pad.

Al vrij snel verschuift het perspectief, van de verteller die vragend worstelend met de vorm van zijn personages naar de zichzelf vele vragen stellende Beatriz. Intrigerend daarbij is wel dat daarbij gekozen is voor de vrije indirecte rede: een tussenvorm of mengvorm dus van de directe rede en de indirecte rede, waarin de auteur of de verteller de woorden of gedachten van een personage weergeeft, zonder een inleidende zin (zoals bijvoorbeeld ‘hij zei...’) en in de woordvolgorde van de directe rede, maar in de derde persoon en vaak in een verleden tijd. Door die keuze voor de vrije indirecte rede is vaak niet duidelijk op te maken of we de gedachten van Beatriz volgen of deels ook die van de verteller. Dat komt bijvoorbeeld mooi naar voren in de volgende passage: "Jaren later, wanneer het voorval met de Pool geschiedenis is geworden, zal ze stilstaan bij die vroege indrukken. Ze gelooft, over het geheel genomen, in eerste indrukken, wanneer het hart zijn vonnis velt en ofwel uitgaat naar de vreemdeling ofwel voor hem terugdeinst. Haar hart ging niet uit naar de Pool toen ze zag hoe hij het podium op schreed, zijn manen achterover wierp en zich op het klavier richtte. Het vonnis van haar hart: Wat een aansteller! Wat een oude clown! Het zou enige tijd duren voordat ze die eerste instinctieve reactie te boven was, de Pool in zijn volle hoedanigheid zag. Maar wat wilde dat eigenlijk zeggen, volle hoedanigheid? Impliceerde de volle hoedanigheid van de Pool misschien ook niet een aansteller, een oude clown?"

Die laatste vraag vind ik mooi filosofisch, en ook typisch Coetzee: wat bedoelen we eigenlijk met termen als "volle hoedanigheid", en vallen eerste - mogelijk onnauwkeurige- indrukken die iemand maakt daar nou wel of niet onder? En weten we eigenlijk wel wat we bedoelen met zulke heel gebruikelijke, maar vaak al te ondoordacht gebruikte termen? In stilte roept Coetzee daarnaast echter nog een andere vraag op: was dit een vraag van Beatriz, die na jaren weer terugdenkt aan de Pool, of was het de vraag van de verteller, die nog steeds bezig is zich een beeld te vormen van Beatriz en de Pool? Een vraag die nog extra raadselachtig wordt als we terugdenken aan de eerder aangehaalde vraag: "Waar komen ze vandaan, de lange Poolse pianist en de elegante vrouw met de zwevende tred, de bankiersvrouw die haar dagen slijt met goede werken?". De verteller weet het zelf niet. Weet hij dan wel waar de vragen vandaan komen die Beatriz zichzelf stelt? En sterker nog: weet hij wel of het haar vragen zijn of die van hemzelf? Zijn Beatriz en de Pool wellicht personificaties van "iets" (maar wat) in het onbewuste van de verteller? Geven zij misschien vorm - zij het een onduidelijke, van vragen doordrenkte vorm- aan vragen die hij zichzelf stelt over de zin en onzin van de romantische liefde?

Hoe dit ook zei: er ontstaat tussen Beatriz en de veel oudere Pool een soort liefdesgeschiedenis, waarbij de Pool zelfs vergelijkingen maakt met Dante en Beatrice (de naam Beatriz is dus allesbehalve toevallig- opzet van de verteller?). En waarbij ook gezinspeeld wordt op de door Chopin belichaamde romantiek en op Chopins relatie met George Sand, en op Orpheus en Eurydice. Maar zoals de Pool zelf al zegt: hij is geen Dante, want hij is onhandig met woorden - ook al omdat hij zich in gesprekken met de Spaanse Beatriz met moeizaam Engels moet behelpen-, en hij is naar eigen zeggen veel minder geïnspireerd. Hij is bovendien veel ouder dan Dante was, zoals Beatriz behoorlijk wat ouder is dan Beatrice. De gesprekken tussen de Pool - ook wel aangesproken als "Witold", maar niet met zijn veel te ingewikkelde achternaam- en Beatriz zijn bovendien doorregen van kleine en grote misverstanden, vertalingsproblemen, communicatieproblemen, en andere vormen van onbegrip. Zodat ze elkaar vaak niet begrijpen, en zichzelf nog minder. Alles lijkt wel "lost in translation". Voorts hebben beide personages zo hun innerlijke tegenstrijdigheden: de Pool gelooft - als we althans zijn uitspraken mogen geloven- in gepassioneerde verlangens en in de ook door Chopin belichaamde idealen van de Romantiek, terwijl zijn pianovertolking van Chopin weer wonderlijk sober is; Beatriz mist de passie in die Chopin-vertolkingen, mist in hoe de Pool haar het hof maakt soms ook overgave en theatraliteit, terwijl zij zelf aan de andere kant vaak de gereserveerdheid zelve is en het bestaan van haar eigen passies meestal lijkt te loochenen of te verdringen. Dus zeker, er ontstaat iets wat op een verhouding lijkt, en er is zelfs sprake van seks. Maar die verhouding is er wel een van de bijzonder moeizame soort, en vol van omtrekkende bewegingen. En de seks is van een ongehoord ontnuchterende en genadeloze troosteloosheid. Een troosteloosheid en illusieloosheid zoals alleen Coetzee die op papier kan krijgen.

Intrigerend is dat we over de innerlijke roerselen van de Pool geen enkele informatie krijgen: we moeten het doen met zijn uitspraken of handelingen, en de vaak niet- begrijpende interpretatie daarvan van Beatriz of van de verteller. En Beatriz zelf volgen we wel enigszins "van binnenuit", maar haar perspectief staat bol van de vragen (van haar of van de verteller) en van schijnbewegingen. Dus: van redeneringen waarin ze de aard van haar eigen passies voor zichzelf verborgen lijkt te houden, en waarin ze zichzelf ronduit voor de gek houdt. Of lijkt te houden. Lang voordat ze met de Pool het bed deelt zegt ze bijvoorbeeld tegen zichzelf dat ze geen seks zal hebben, maar het lijkt net alsof ze voor zichzelf verheimelijkt dat ze eigenlijk al wel aan die seks denkt. En er misschien zelfs om voor haarzelf verborgen redenen naar uitziet. Iets voordat "het" gebeurt is er bovendien de volgende mooie passage: "Ze poetst haar tanden, wast haar gezicht, kamt haar haar, inspecteert zichzelf in de badkamerspiegel. Naar zichzelf kijken in een spiegel is iets wat vrouwen in boeken en films doen, maar zij zit niet in een boek of een film. Nee, het is het wezen aan de andere kant van de spiegel dat naar haar kijkt, aan wiens inspectie ze zich onderwerpt. Wat ziet die ander? Met uiterste krachtinspanning probeert ze zichzelf door de spiegel heen te sturen, in dat buitenaardse zelf te kruipen, dat buitenaardse staren. Zinloos". Aangekeken en beoordeeld worden door 'het andere (buitenaardse) zelf', aan de andere kant van de spiegel, is volgens mij een ultra- romantisch motief. En hier poogt Beatriz precies dat, trachtend te doorgronden hoe dat 'andere zelf' haar ziet en beoordeelt. En exact dat is voor haar "zinloos". Ze heeft kortom geen zinvolle relatie met haar "buitenaardse zelf". Ze heeft geen sturing op haar onbewuste drijfveren en haar passies. Ze benoemt haar verlangens zelfs in het geheel niet, en het lijkt zelfs alsof die verlangens helemaal niet bestaan of helemaal zijn geloochend. Ze kortom weet niet wat ze aan het doen is, of wat ze passief laat gebeuren, laat staan waarom. Wat zij ziet in de spiegel begrijpt zij niet, het spiegelbeeld dat terugkijkt begrijpt haar niet.

Het is, gezien alle voorafgaande troosteloosheid, nauwelijks verrassend dat de seksuele eenwording pal hierna voor Beatriz geen enkel hoogtepunt kent, nauwelijks enige bevrediging, en al helemaal geen gevoelens van vervoering of romantiek. Ook is het geen verrassing dat Beatriz, als ze veel later de gedichten leest waarin de Pool zijn liefde voor haar bezingt, vooral onbegrip voelt en een zekere teleurstelling. Ze vindt het namelijk gewoon geen goede gedichten, ook al is ze door sommige passages wel ontroerd. Ook is Beatriz niet eens met het geromantiseerde beeld dat de Pool van haar oproept: "Jij had het hele krakkemikkige filosofische bouwwerk van de romantische liefde achter je staan, waar je me in wurmde als je donna en verlosser. Ik beschikte niet over zulke hulpmiddelen, afgezien van wat ik als een reddende scepsis beschouw tegenover gedachtespinsels die levende wezens verpletteren en vernietigen", zo schrijft Beatriz in een brief aan de Pool. Oftewel: alle romantische idealisering waarmee de Pool haar vereert is zelfbedrog, al die dichterlijke pogingen haar in een ideaalbeeld te veranderen berusten op achterhaalde conventies van vroeger. Anders gezegd: Dante, Chopin, Orpheus, al die romantische iconen waar de Pool zich mee vergelijkt, zijn achterhaald. Net als de oude Pool zelf. Net als zijn heftige liefdesgevoelens. In deze moderne tijd heeft romantische en idealiserende liefde zijn kracht verloren, zo lijkt Coetzee te zeggen. Wat rest zijn alleen nog vragen zonder antwoord, onderdrukte en dubbelzinnige gevoelens die niemand begrijpt, wederzijds onbegrip en misverstand, en gedempte desillusie.

Maar toch, romantiek en liefde hebben bij Coetzee niet definitief alle terrein verloren. Want de passie van de Pool blijft aanstekelijk, hoe tragikomisch soms ook. Net als zijn volharding in die passie. En Beatriz heeft wel degelijk liefdesverlangens, hoe onderdrukt soms ook, en zij voelt zich wel degelijk aangetrokken tot de Pool, al blijft het waarom daarvan voor haar verborgen. Evenals voor de verteller, evenals voor de lezer. De onvervuldheid druipt er soms van af: het is bijvoorbeeld schrijnend om te lezen hoe de pogingen tot poëzie van de Pool pas na zijn dood onder de aandacht van Beatriz komen en ook dan hun doel niet bereiken, en het is navrant dat Beatriz op die gedichten reageert met brieven aan de inmiddels overleden Pool. Brieven dus die per definitie hun geadresseerde niet bereiken, en zo min als de gedichten van de Pool. Maar dat Beatriz besluit om door te blijven schrijven aan die brieven is dan weer ontroerend. En dat geldt ook voor de sprankjes van passie die soms even zichtbaar worden in Beatriz' ogenschijnlijk zo onderkoelde vragen en reflecties. Of in de diverse passages waarin je als lezer sterk het vermoeden krijgt dat Beatriz hele stuwmeren van emotie verloochent, verdringt, of met onderkoelde reflecties poogt te neutraliseren.

Kortom, de oude maestro kan het nog steeds. Want dit is toch wel een heel kunstig boek: over een verteller die zijn personages maar langzaam vorm ziet krijgen, over filosofische vragen die je kunt stellen bij zo ongeveer elk woord en elk gevoel, over een middelbare vrouw die haar gevoelens onderdrukt of loochent of gewoon niet begrijpt, over een onwaarschijnlijke liefdesverhouding die een totale parodie is op alle romantische liefdesidealen die bekend zijn uit kunst en literatuur, terwijl die liefdesverhouding ondanks alle ontnuchtering en misverstand toch soms heel ontroerend is. Laten we kortom hopen dat dit niet Coetzees laatste boek is. Maar als het onverhoopt wel Coetzees laatste blijkt te zijn, dan is het een mooie afsluiting van een ijzersterk oeuvre.
4

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.