Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Jorge Luis Borges: een geniale labyrintische dromer, en al dertig jaar mijn idool

Nico van der Sijde 01 januari 2017
Ik heb vaker lyrisch geschreven over Borges, mijn allerfavorietste favoriet, mijn ultieme held, de enige schrijver die al dertig jaar mijn dromen bewoont. Hij schreef nooit romans of andere dikke boeken, alleen gedichten, essays en verhalen, vrij korte teksten dus. Maar een enkele korte Borges-tekst bevat voor mij vaak meer ideeënrijkdom en stof voor esthetische verrukking dan een roman of een meerdelig filosofisch werk. Als twintiger deed Borges mij anders denken, dromen en zien: ik meende kleuren te zien die ik nooit eerder zag en dimensies te ontwaren waarvan ik het bestaan nooit had vermoed. Als ouwe lul voel ik die sensatie nog steeds, zo merkte ik toen ik zijn onlangs uitgegeven verzamelde essays las en herlas. Dus kocht en las ik ook zijn onlangs uitgegeven complete verzamelde verhalen, die ik allemaal al meerdere malen in soms andere vertalingen had gelezen, en weer was ik helemaal blij en gelukkig.

Deze totaalbundel is zonder meer heel gevarieerd, ondanks dat Borges zijn leven lang schreef over dezelfde filosofische raadselen en dezelfde gevoelens van poëtische verwondering. Zijn debuut, de verhalenbundel "Wereldschandkroniek", is eigenlijk al heel sterk, veel beter dan ik mij herinnerde, al heeft hij nog niet het geniale meesterschap bereikt van de verhalenbundels waarmee hij beroemd werd: "Fantastische vertellingen" en "De aleph". In die twee bundels combineert hij een werkelijk ongelofelijk talent voor duizelingwekkende filosofische speculaties (over tijd, schijn, oneindigheid, de wereld als labyrintisch raadsel) met een al even ongelofelijk barok verteltalent. Achteloos schudt hij magische en fantastische werelden uit zijn mouw die de onderliggende filosofische speculaties ongehoord concreet en voelbaar maken, zodat je niet alleen filosofeert over oneindigheid en de ongrijpbaarheden van zijn en tijd, maar ook als lezer even woont in een wereld die van diezelfde ongrijpbaarheden doordesemd is. Zijn latere bundels, "Het verslag van Brodie" en "Het boek van zand", zijn veel serener en evenwichtiger: er wordt minder gejongleerd met filosofische concepten, en de overigens nog steeds fantastische verhaalwerelden zijn minder doordrenkt van barokke intensiteit en van geniale inspirerende gekte. Maar ook hier viert verbazing over de peilloze raadsels van ons universum nog steeds hoogtij, getuige laconieke maar afgrondige zinnen als: "Herhaalde malen zei ik bij mijzelf dat er geen groter raadsel is dan de tijd, dat eindeloze netwerk van gisteren, vandaag, morgen, altijd en nooit". En ook hier wordt (net als in de verhalen "De roos van Paracelsus" en, vooral, "Blauwe tijgers") gedroomd van oneindigheden en irrationaliteiten die het failliet betekenen van elk rationeel houvast en "in tegenspraak zijn met de essentiële wetten van het menselijk brein". Zodat Borges' personages dwalen door eindeloze droomvertrekken, gekweld door magische fenomenen "die ook Behemoth of Levathian waren, de dieren die in de Schrift beduiden dat de Heer irrationeel is". Fenomenen die volkomen irrationeel en daardoor schrikwekkend of verbijsterend zijn, maar ook volkomen logisch binnen de krankjorume filosofische speculaties die Borges met bewonderenswaardige helderheid ontvouwt. De verzamelbundel sluit af met "De maker": een m.i. prachtige verzameling prozagedichten, essays, gedichten en verhalen, stuk voor stuk pareltjes van gecondenseerde verbijstering. Ook "Het boek van de denkbeeldige wezens" is in deze bundel opgenomen, maar dat zijn geen verhalen doch lemmata over fictieve fabeldieren. Een curiosum, dat je naar mijn gevoel niet in een keer moet lezen, maar dat wel een mooi beeld geeft van de barokke grillen waartoe onze verbeelding bij machte is.

Veel van Borges verhalen hebben de strakke en vernuftige plot van een detective. Ze geven ook hetzelfde intellectuele genoegen. Alleen, waar een detective ons langs strakke lijnen meeneemt met een ons verrukkende en epaterende probleemoplossing, voert Borges ons mee in onoplosbare raadselen en ondoorgrondelijke enigma's. Vooral in "Fantastische vertellingen" en "De aleph" worden dezelfde filosofische bronnen genoemd die ook in Borges' essays opduiken: Schopenhauer, Hume, Berkeley, Plato, De Quincey, en ga zo maar door. Vanuit die bronnen (en allerlei andere, deels fictieve) komt hij dan via andere verwoordingen tot soortgelijke speculaties als in zijn essays: over de oneindigheid, veelvormigheid en onbegrijpelijkheid van ons universum; over de peilloze gedachte dat de hele wereld niets meer is dan een droom waarin alle dingen illusoire drogbeelden zijn en het eigen brein dat die dingen droomt eveneens; over de ongrijpbaarheid van de tijd en de vluchtige veranderlijkheid van verleden, heden en toekomst; over het bestaan (ons ik, de ruimte, de tijd, het heelal) als een labyrint zonder uitgang, zonder wezenskern en zonder enige onderliggende ratio. Dat soort filosofische speculaties, op zich al spannend en oneindig intrigerend, worden door hum combinatie met een detectiveachtige plot nog spannender: alle detective-vernuft en alle filosofische helderheid van redeneren leidt bij Borges immers recht naar een labyrint. Via gekende rationele vertelvormen en procedés leidt hij ons dus recht de irrationaliteit en onvoorspelbaarheid in. En nog spannender is dat in de verhalen de vertelwereld omslaat in een concreet beschreven labyrintische wereld, zodat de bizarre filosofische speculaties een concrete, kraakheldere, maar nog steeds verbijsterende vorm en inhoud krijgen.

In het geniale verhaal "Tlon, Uqbar, Orbis Tertius" bijvoorbeeld wordt een fictief volk beschreven met een wel heel ontnuchterend wereldbeeld: "Voor hen is de wereld niet een samenloop van voorwerpen in de ruimte, maar een heterogene reeks onafhankelijke ondernemingen". Elk ding wordt opgevat als een figment van de geest, die zelf ook fictief is: het "ik" is niks meer dan de veranderlijke en onsamenhangende stroom van indrukken, waarnemingen, dromen, emoties, illusies. Zelfstandige naamwoorden zijn louter poëtische objecten, geen naamplaatjes van werkelijkheden of substanties. "De waarneming van een rookwolk aan de horizon en daarna van het veld dat in brand staat en daarna van de halfgedoofde sigaar die de ontvlamming heeft veroorzaakt, wordt beschouwd als een voorbeeld van ideeënassociatie [....] Als wij een feit verklaren (of beoordelen) brengen wij het in verband met een ander feit; zo'n verbinding is, in Tlon, een loutere staat van het subject, die de vorige staat niet kan aantasten of belichten. Iedere mentale staat is onherleidbaar: het benoemen ervan alleen al - id est het classificeren ervan- houdt een vervalsing in". Geen wonder dat op Tlon de metafysica als "een tak van de fantastische literatuur" wordt gezien. De metafysici van Tlon, die zichzelf dus als literatoren en fantasten zien, "weten dat een systeem niets anders is dan het ondergeschikt maken van alle aspecten van het universum aan een willekeurig aspect ervan". Vervolgens opperen zij dat je niet van "alle aspecten" kunt spreken, omdat dit "de onmogelijke optelling veronderstelt van het huidige ogenblik en de voorbije". Bovendien denken (of dromen) zij dat tijd niet bestaat, ofwel omdat het heden ongrijpbaar is en het verleden en de toekomst onwerkelijk zijn, ofwel "omdat ons leven nauwelijks de schemerachtige, en ongetwijfeld vervalste en verminkte herinnering of weerschijn [is] van een onachterhaalbaar proces".

Zo doet Borges dat: een redelijk realistisch verhaal met detectiveachtige stijl en plot wordt doordesemd van filosofische speculaties over de afgrondelijke raadsels van het bestaan, en vervolgens slaat de realistisch beschreven vertelwereld om in een raadselachtige fantastische vertelwereld. In zijn essays neemt Borges wat meer ruimte voor het uitwerken van zijn speculaties, wat prachtig is, maar in zijn verhalen maakt hij voelbaar hoe het is om in zulke speculaties te leven, en dat is minstens zo prachtig. In zijn essays beredeneert hij dat de wereld een ordeloos labyrint is; in verhalen als "De onsterfelijke" beschrijft hij hoe een personage dwaalt door een concrete labyrintische stad, "een soort parodie of omkering en ook tempel van de irrationele goden die de wereld bestieren en van wie wij niets weten". In die volkomen anti-rationeel gebouwde stad "miste de architectuur enig doel. Het wemelde van de doodlopende gangen, de hoge, onbereikbare vensters, de opzichtige deuren die naar een kelder of put leidden, de ongelooflijke, omgekeerde trappen met hun treden en balustrade ondersteboven. Andere trappen, die opzij tegen een monumentale muur in de lucht hingen, liepen zonder ergens aan te komen, na twee of drie wendingen dood in de hogere duisternis van de koepels. [...] Ik wil haar [= de stad] niet beschrijven; een chaos van heterogene woorden, het lichaam van een tijger of stier waarin op monsterlijke wijze, in wederzijdse verbinding en haat, tanden, organen en hoofden krioelen, komen (misschien) als beeld in de buurt". Monsterlijke architectuur dus, nauwelijks van surrealistische nachtmerrietaferelen te onderscheiden, zo bizar dat alleen volstrekt paradoxale beeldspraak nog enigszins geschikt is voor een heel gedeeltelijke indruk bij benadering. En DAT functioneert in dit Borges-verhaal dan weer als allegorisch beeld of metafoor voor de onpeilbare zinloosheid van het hele universum. Geniaal, vind ik.

Ik vind het echt geweldig hoe Borges al onze zekerheden op lossen schroeven zet in deze verhalen, door de afgrondelijke grilligheid van zijn filosofische speculaties en de bizarre verhaalwerelden die hij ons voortovert. Daarmee voedt hij onze scepsis tegen alle zogenaamde vaststaande waarheden, wat heel gezond is, en voedt hij bovendien onze verwondering, wat voor mij een ultiem genot is. Moeiteloos neemt hij mij mee met een schrijver die de hele "Don Quichotte" letterlijk opnieuw wil voortbrengen, zonder ook maar een komma anders te zetten dan Cervantes. En al even moeiteloos neemt Borges mij mee met de gedachte dat die tweede "Don Quichotte" toch veel rijker is, omdat hij voortkomt uit een ander brein en een andere cultuur. Ademloos laat hij mij meeleven met iemand die een Aleph meent te zien, een bol met daarin alle verschijnselen uit het hele universum: een onbeschrijflijke veelheid, een ondoorgrondelijke simultaneïteit die niet in taal is te beschrijven omdat taal opeenvolgend en analytisch is, en TOCH weet Borges in een even ondoorgrondelijke als poëtische opsomming een indruk op te roepen van die onbevattelijke simultaneïteit. In een ander verhaal contrasteert hij ons abstraherende en veralgemenende waarnemingsvermogen met de oneindig rijke maar ook ondraaglijk chaotische gedetailleerdheid die zich ontvouwt in de beleving van de fabuleuze Ireneo Funes: "Wij nemen in een oogopslag drie glaasjes op een tafel waar; Funes, alle loten, trossen en vruchten die een wijnstok telt. Hij kende de vormen van de zuidelijke wolken in de ochtendstond van dertig april achtienhonderdtweeëntachtig en kon ze in zijn herinnering vergelijken met de aders in de gemarmerde leerbekleding van een boek dat hij maar een keer had gezien en met de strepen van het schuim dat een roeiriem in de Rio Negro opwierp aan de vooravond van de opstand bij Quebracho. [...] Een cirkelomtrek op een schoolbord, een rechthoekige driehoek, een ruitfiguur, zijn vormen die wij volledig kunnen vatten; datzelfde overkwam Ireneo met de stormachtige manen van een veulen, met een verzameling vee op een heuvelrug, met het veranderende vuur en met de ontelbare as, met de vele gezichten van een dode tijdens een lange wake. Ik weet niet hoeveel sterren hij aan de hemel zag". Volkomen 'hooked' word ik van een verhaal waarin het heelal een eindeloze bibliotheek is, bestaand uit een oneindig aantal vaak onbevolkte zeshoeken vol boeken waarin iedereen vergeefs zoekt naar een boek met de allesomvattende waarheid. Al even verrukt raak ik van een verhaal waarin iemand de hele wereld (inclusief oorsprong, verleden, geschiedenis en toekomst) beschrijft als een loterij waarin zelfs de ondoorgrondelijke goden onderworpen zijn aan grillig toeval. En ook fascinerend vind ik zijn verhalen over gaucho's en messentrekkers, die (anders dan andere Borges-protagonisten) niet door filosofische speculaties in beweging worden gebracht, maar wel door enorm meeslepend beschreven duisterheden van een ondoorgrondelijk lot. Borges lezen is voor mij kortom een enorm inspirerend leesavontuur. Een geweldige stimulans voor mijn brein, met name door de filosofische speculaties, en een verrukkelijke stimulans voor mijn fantasie, door de fantastische werelden van fictie die Borges aaneen weeft. Elke keer dat ik hem lees lijkt de wereld in en buiten mijn hoofd weer onbekender te zijn geworden en rijker. En elke keer is dat een enorm genot.

Oké mensen, ik ben inmiddels een Borges-junk. Voor mij was het dus geweldig om binnen ongeveer een maand eerst zijn verzamelde essays te lezen en meteen daarna zijn verzamelde verhalen. Dat lukte mij toen ik twintig was echter niet: toen begreep ik eerst helemaal niets van Borges, pas na een paar verhalen en essays begon ik hem te waarderen. En nog meer te waarderen. En vervolgens te bewonderen. En vervolgens te adoreren. Kortom, ik raad niemand aan om meteen alles van Borges te lezen, ook al omdat zijn werk vast niet bij iedereen goed valt. Maar ik raad wel aan om eens een paar verhalen of essays van hem te proberen. Voor mij leidde dat tot een heerlijk leesavontuur en herleesavontuur dat nu al ruim dertig jaar duurt. Voor een paar van jullie misschien ook.

2

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde