Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een heerlijk vederlicht, absurdistisch, laconiek, ontroerend en tragikomisch boekje

"In de trein" (2002, vertaald in 2014) was voor mij een heerlijke kennismaking met de Franse schrijver Christian Oster. Dat is, als ik op dit ene boekje af mag gaan, een schrijver met een wel heel eigen stijl en toon, die in het Nederlands van Kiki Coumans mooi tot zijn recht komt. En ik hou van die stijl en toon. Ik hou namelijk van boeken waarin de ik- figuur over zichzelf zegt: "Mijn hart is droevig en leeg en open. Ik heb plek genoeg. Ik voel me licht". Ook veer ik op als de ik- figuur later zegt: "Ik voel me zwaar onder haar gewicht, aangenaam zwaar, met de voor mij nieuwe gewaarwording grond onder de voeten te hebben". Waarmee hij, heel onnadrukkelijk, laat blijken dat het ook zo zijn nadelen heeft om een leeg en open hart te hebben en zich heel licht te voelen. En ook dat hij blij is dat hij daar voor even van is verlost. Maar even onnadrukkelijk schemert vervolgens door dat ook dit voor het eerst gevoelde gewicht, ook deze voor hem zo nieuwe grond onder de voeten, heel voorlopig is. Zodat je samen met de hoofdpersoon mee wordt gevoerd in de volle overgave aan lichtheid en duizeling......

De allereerste alinea van het boek, die ook op de achterkant staat, gaat als volgt: "Op een dag stond een man van gemiddelde lengte op een perron met een heel zware tas in zijn hand. Die man was ik, maar het was niet mijn tas. Die was van een vrouw. En de tas was zwaar omdat er boeken in zaten". Alleen al die eerste zin, waarin de ik- figuur zichzelf wel heel erg als van buitenaf bekijkt en ook nauwelijks iets over zichzelf prijs geeft, brengt mij in een prettig mijmerende toestand. En in een toestand van plezierige verwondering: iemand die meteen al aan het begin zo raadselachtig van de derde persoon naar de eerste persoon switcht..... Nee, zo iemand valt vast niet helemaal samen met zichzelf. En dat zegt- of beter: suggereert- hij hier op een wel heel lichtvoetige, terloopse en laconieke manier. Waardoor ik nog extra ga mijmeren. En breed ga grijnzen. Trouwens ook omdat het boekje met "Op een dag" begint, dus met zo ongeveer de meest conventionele opening van een verhaal die er maar bestaat, om vervolgens verder te gaan op een manier die je helemaal niet verwacht.

Die mijmering wordt nog sterker door alinea twee: "Dat had ze me zelf verteld. Het was ons eerste contact geweest. Ze had het moeilijk op het perron, aan de kant waar ze de tas droeg was haar schouder opgetrokken". En daarna komt de naar mijn smaak heerlijke derde alinea: "Een beetje op dezelfde manier droeg ze haar bril, met een zeker ongemak. Alsof de bril haar het zicht benam, of alsof ze door de bril iets abstracts, iets ideëels probeerde te zien, dat verband hield met de wereld maar niet de wereld zelf was. Iets als de wereld dus, maar dan beter. Ze moest of bijziend zijn of idealistisch, deze vrouw, of misschien allebei, ik heb niet geprobeerd te kiezen tussen de twee." Die laatste zin bezorgde mij wederom een brede grijns. Door die lekker onconventionele derde alinea wist ik bovendien zeker dat dit boekje mij prima zou gaan bevallen. En een paar regels later begreep ik helemaal wat hier tussen de regels door staat: een licht onbeholpen ik- figuur, die op treinstations zoekt naar de liefde, voelt zich aangetrokken door een vrouw met een vergelijkbare onbeholpenheid in het liefde en het leven. Een onbeholpenheid of onhandigheid die mooi lichtvoetig naar voren komt in hoe ze haar kennelijk al te zware tas draagt, en haar bril. Of in latere zinnen (overigens nog steeds op de eerste bladzij) als "Welnu, niets van wat ik deed was van tevoren bedacht, ik had meteen de behoefte gevoeld deze vrouw te verlichten". Dus juist de licht onhandige manier waarop zij het leven lijkt te dragen charmeert hem. Terwijl zijn eigen onhandigheden, zo blijkt later, weer heel erg charmant zijn voor ons. Of in elk geval voor mij: ik ken niet zo veel personages die zo matig lijken toegerust op het leven, daar zo lichtvoetig en laconiek over spreken, en daardoor zo innemend en ontroerend zijn.

Hoe gaat de liefdesgeschiedenis verder, na deze onorthodoxe start op een perron? Via meerdere treinen, die wel van A naar B gaan maar zonder een voor beide personages duidelijk doel, en langs een hotel waarin elke kamer "een niemandsland" wordt genoemd. En via een plot die uit vele onverwachte zijbewegingen bestaat, waardoor de ik- figuur (die 'Frank" blijkt te heten) en zijn geliefde (Anne) in allerlei onverwachte situaties terechtkomen. Situaties die door hun ongerijmdheid vaak heel komisch zijn, maar ook vol van een moeilijk grijpbare weemoed en droevigheid. Wat ook geldt voor mijmeringen als "De oplossing bevond zich uiteraard aan de andere kant van de deur. Ik hoefde deze alleen maar door te lopen. Ik dacht aan alle deuren waar ik in mijn leven doorheen was gelopen, alle stadia waar ik doorheen was gegaan, en ik dacht bij mezelf dat er niet altijd iets concreets achter die deuren was geweest. Maar wel iéts. En dat maakte dat ik uiteindelijk toch naar buiten ging." Waarna hij weer op de gang staat, en niet weet wat hij moet doen. Zoals vaker in dit boekje, en vaker in zijn leven. Wat veel komische situaties oplevert, maar ook een toenemend gevoel van vergeefsheid.

Mooi vind ik dan hoe die vergeefsheid niet leidt tot een luidkeels ach en over de tragiek des levens, maar juist bekeken wordt met vederlichte weemoed en een droevig accepterende glimlach. Mooi vind ik ook hoe Anne in haar slaap wordt bekeken en gestreeld door Frank, waarbij hij dekens en lakens langzaam van haar afpelt, zodat "ze langzaam tevoorschijn kwam uit de ondoorzichtige golf die het laken was". En waarbij hij "zonder haar aan te raken [ voelde] hoe zacht en teer haar huid op die plek was". Frank zelf noemt dit "een experiment van schaamte en onbeholpenheid", maar zelf vind ik deze behoedzame strelingen ook een mooie proeve van terughoudendheid en discretie. Wat ik ook meen te herkennen in zinnen als: "We bezitten niets, of niemand. Zelfs een streling, een simpele streling, is eindeloos". Dat alles gaat echter wel gepaard met een lichtvoetig maar droevig gevoel van voorlopigheid en vluchtigheid. Bij een vrij heftige teleurstelling in zijn liefde schreeuwt Frank bijvoorbeeld niet zijn wanhoop uit, maar mijmert hij: "Ik voelde iets wat op een streling lijkt. Of eerder het tegengestelde van een streling. Niet iets wat iemand me geeft. Iets wat iemand van me neemt. Zachtjes. Dat voelde ik. Daarnet". Alsof ook het prangende gevoel dat zijn geliefde hem afwijst geen enkele nadruk verdient. Alsof ook tragiek per definitie vervluchtigt, of ongrijpbaar is als het tegendeel van een streling. En gevoelens van geluk zijn voor hem net zo vluchtig: "Ik voelde het geluk aan me voorbijgaan, als een zeldzame vogel, een snelvliegende soort die je met moeite kunt herkennen omdat hij in de verte voorbijvliegt en nergens gaat zitten".

Ach, die vluchtigheid van alles, zodat geluk ongrijpbaar voorbijvliegt en elke tragiek iets futiels lijkt en verstoken is van elke grandeur........ Een mens zou er weemoedig van worden. Maar tegelijk is er bij Oster ook veel humor, en vooral die ongelofelijk charmante lichtheid van zijn stijl en toon. En ook die nachtelijke strelingen, waarbij Frank de zachtheid van Anne voelt zonder haar echt aan te raken..... Onbeholpen, misschien, maar ook zo veel mooier, origineler, omzichtiger en discreter dan het genot van de echte manskerel die zijn geluk zonder nadenken gewoon 'grijpt'. Ik las dit boekje met een weemoedige glimlach, vaak ook grinnikend, vaak ook ontroerd, en met een continue bewondering voor Osters stijl. En ik grijp meteen een ander boekje van hem uit de boekenkast!

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.