Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Arm Curaçao

Hilde H 07 september 2017
Arm Curaçao
Het was even wennen, deze ‘Maan en zon’ van de Belgische auteur Stefan Brijs. Hoe verscheiden kan een oeuvre zijn? Na ‘De engelenmaker’, over een embryoloog die per se een mens wil klonen, en de oorlogsroman ‘Post voor mevrouw Bromley’ situeert Brijs ‘Maan en zon” op het tropische eiland Curaçao in de Caraïbische Zee. Vreemde plek voor een Belg. Het is alsof een Nederlander over Belgisch Congo zou schrijven… Brijs’ echtgenote Melanie blijkt echter te zijn opgegroeid op het eiland. Haar ouders gaven er les in de jaren zestig van de vorige eeuw. Hij keerde er met haar terug en bezocht het eiland nogmaals toen hij had besloten het boek te schrijven. Het idee voor de roman was al eerder gegroeid; reeds sinds 2001 bewaarde Brijs een stukje uit de krant over een schokkend voorval met een Antilliaanse drugskoerier in Nederland. Een oud kinderliedje in het Papiaments leverde de titel : ‘Luna ku solo laga mi pasá kon todo mi yu ku Dios a duna mi.’ : ‘Maan en zon laat me door met al de kinderen die God me gegeven heeft’. Van de zon en haar schaduwzijde is er nogal wat in deze Brijs; van God ook, want als verteller kruipt de auteur in de huid van Broeder Daniel, een zwarte broeder-onderwijzer in een verder door blanken gedomineerde stiel. Vooral zijn er ook veel kinderen, kinderen “ in alle gradaties van bruin tot zwart “ die amper gevoed kunnen worden, kinderen zonder toekomst.
In één lange doorwaakte nacht in juli 2001 blikt Broeder Daniel terug op de levens van Max Tromp, van diens vader Roy, en van Sonny, de zoon van Max. De broeder leerde Max en Roy kennen in 1961, toen hij onderwijzer werd in de zwarte wijk Barber “waar een blanke even zonderling was als een zwarte in Emmastad of Julianadorp, de wijken waar de Nederlanders van de Shell in hun comfortabele huizen woonden.” Max was toen 12 en werd door zijn vader naar school gebracht. Roy is een man zoals er zovelen waren op het eiland : een krachtige fysieke verschijning, grote mond, een en al viriliteit. “De mannen mogen hun zaad storten en wat rondrijden in hun glimmende auto’s. Dat is alles” schreef de Antilliaanse auteur Tip Marugg die het motto leverde. Zo vertelde Roy aan ieder die het horen wilde dat hij wel elf kinderen had bij zeven verschillende vrouwen. En al had niemand Roy ooit met die vrouwen of kinderen gezien, zijn verhaal werd niet in twijfel getrokken. Hij genoot alom aanzien en bewondering, niet in de laatste plaats omdat hij eigenaar was van een blinkende Dodge Matador, ‘the Super Red Ram’ ‘met de kracht van 295 paarden’, waarmee hij aan de kost kwam als taxichauffeur. Naar zijn kinderen omkijken deed Roy naar goede gewoonte in elk geval niet, alleen Max kon af en toe op zijn hulp rekenen. Verder dan het bezwangeren van de vrouwen ging de verantwoordelijkheid van de mannen immers niet. De broeders lenigden met liefdadigheid de ergste noden van al die in de steek gelaten moeders en vaderloze kinderen. Maar het was vechten tegen de bierkaai : “Ik heb ze vaak opgezocht” zegt broeder Daniel, “alleenstaande moeders, met brood bij me of kleren of zeep, en keer op keer drukte ik ze op het hart dat ze geen kinderen meer mochten krijgen, om ze bij een volgend bezoek toch weer zwanger te zien, deze keer hadden ze de ware gevonden, die bij hen zou blijven, en ze kregen veel cadeautjes en hij was zo lief en aardig voor hen, waarna ze zoveel maanden later met een zoveelste huilende baby alleen achterbleven. Altijd hetzelfde verhaal.”
Max had nochtans het vaste voornemen om het beter te doen dan zijn vader en broeder Daniel steunde hem voluit. Max kende immers de keerzijde van al dat uiterlijk vertoon : loze beloftes, losse handjes, armoede en honger… Hij was niet van plan zijn leven lang rondjes te rijden op het eiland. Hij zou studeren en onderwijzer worden. Maar het lot is hem niet gunstig gezind, en de lijdzaamheid van het eiland zit ook Max in het bloed. Bovendien schrikt Roy er niet voor terug om zijn eigen zoon te naaien… Max is geen vechter en kan op zijn beurt niet ontkomen aan de magie van de – wel niet meer zo blinkende – Dodge Matador. Hij gaat met de taxi van zijn vader rijden als Roy medisch ongeschikt wordt verklaard om nog een voertuig te besturen. Zijn verwachtingen voor een beter leven projecteert hij voortaan op zijn zoon Sonny. Hij wil voor hem een vader zijn zoals hij die zelf graag zou hebben gehad. Sonny had zeker voorsprong op andere kinderen, constateert broeder Daniel: ‘Max sprak consequent Nederlands met hem; hij was enig kind, met twee liefhebbende ouders, en een vader die werk had. Hij heeft geen honger gehad en zodra het mocht, op zijn vierde, werd hij naar school gestuurd.’ Maar Sonny lijkt op zijn grootvader. Hij is in de ban van mooie kleren, dure mobiele telefoons, glimmende auto’s, spiervertoon en foute vrienden. Waarom studeren of werk zoeken als er op andere manieren snel en makkelijk veel geld te verdienen is? ‘Bolitas’ werd het nieuwe toverwoord weet broeder Daniel : “Je knipt de vingers van een plastic handschoen en stopt elke vinger vol cocaïne. Dichtbinden en dan slikken maar. … Dat lever je dan af in Nederland”. “God heeft me verlaten” concludeert Max. Hij zal wel op Aruba zitten. Met vakantie.” Broeder Daniel kan het alleen maar beamen.
Stefan Brijs weet de geschiedenis van Curaçao slim te verweven met het levensverhaal van de 3 generaties Tromp. Roy is de vleesgeworden potentie van een eiland dat pas op eigen benen staat, en dat nog ruikt naar kolonialisme. In het Curaçao van de jaren ’60 was nog geen enkele openbare of hoge functie voor zwarten weggelegd, iets wat nooit anders was geweest, en waar ook weinig protest tegen was gerezen. “We zijn het niet gewend om initiatief te nemen en wachten daarom liever tot het vanzelf beter wordt. “ zegt broeder Daniel. “We moeten eindelijk eens ambitie tonen. En zelftrots, dat zou ons ook al een flink eind vooruithelpen”.
De generatie van Max ging wel op de barricaden staan, tegen discriminatie, tegen uitbuiting, tegen armoede. “We zullen ze leren ons te respecteren” scandeerden de opstandelingen in 1969, om vervolgens de boel kort en klein te slaan. En even was er toch de hoop dat dingen werkelijk konden veranderen. “De arbeiders kregen hogere lonen. Voor het eerst werden allerhande verantwoordelijkheden en functies aan zwarten toegekend.” Maar de kloof tussen blank en zwart, tussen arm en rijk was niet simpelweg te dichten. Het werd een verhaal van gemiste kansen en opgekropte frustratie.
Broeder Daniel zag hoe na de rellen de ene na de andere leraar naar Nederland terugkeerde. Ook meer en meer geestelijken vertrokken, uit eigen beweging of omdat ze door het moederklooster waren teruggeroepen. De bevolking kon het nu wel alleen aan, werd gezegd, de vorming had haar vruchten afgeworpen. Maar dat was niet zo. Broeder Jan, een Nederlandse confrater van broeder Daniel, formuleert het scherp : ‘We hebben niets anders geprobeerd dan blanken van hen te maken. Liefst van al nog Nederlanders. Onze taal, onze cultuur, onze normen en waarden, alleen die telden. We dachten dat we ze vormden, maar in werkelijkheid waren we bezig ze te vervormen. En dat was verkeerd. Volkomen verkeerd.”
“De vrijheid, de zelfstandigheid, de verantwoordelijkheid, dat alles was te veel in één keer. De met zoveel moeite verkregen zelftrots veranderde binnen de kortste keren in overmoed en ijdelheid en een volstrekt gebrek aan zelfkritiek. Wie macht kreeg, wilde die niet meer kwijt. Corruptie, wanbeheer, graaicultuur, uiterlijk vertoon, alles bleef zoals het was, ook met zwarten in het bestuur.” De generatie van Sonny is een generatie in de ban van het materialisme, een generatie die zich spiegelt aan de rijkdom van de blanke toeristen, die in schril contrast staat met de structurele armoede van de zwarte Antillianen. Dergelijke context is een ideale voedingsbodem voor allerlei illegale en criminele praktijken en gemakkelijk geldgewin. Het Curaçao van Sonny is een eiland in verval.
Maan en zon is geen boek waar je vrolijk van wordt. De balans is uitsluitend negatief. “We hebben de kansen gekregen en we verknallen het”, stelt Broeder Daniel vast, “keer op keer opnieuw”. Er is geen hoop op een beter leven… Brijs weet je meesterlijk mee te slepen in het verhaal, een verhaal dat je uiteindelijk naar adem doet happen en verweesd achterlaat. Lees het, lees het helemaal tot het onverbiddelijke einde.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Hilde H

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.