Lezersrecensie
Mag ik anders zijn?
Dieren met menselijke eigenschappen spelen in veel prentenboeken een belangrijke rol. En dat is niet voor niets. Dieren krijgen daardoor een ‘persoonlijkheid’, een karakter. Kinderen herkennen zich makkelijk in de emoties van dieren. En die kunnen ze gebruiken om over hun eigen gevoel te vertellen. Vosje moet jagen van de gelauwerde Vlaamse auteur Brigitte Minne (1962) leent zich daar perfect voor. Dit boek over een jong vegetarisch vosje gaat over luisteren naar je eigen gevoelens, anders zijn, maar ook over het zorgen voor de natuur. Minne heeft voor de structuur van een stapelverhaal gekozen en die herhaling vinden jonge kinderen fijn.
Vosje is op een leeftijd dat hij voor het eerst zelf moet gaan jagen op ‘vlees’. Vader en moeder Vos duwen hem ’s nachts uit het vossenhol. Maar Vosje is onzeker en bibbert. “Het is akelig donker in het bos. De maan kijkt boos en de bomen lijken wel monsters.” Als de konijnen hem zien, duiken ze weg en laten de wortelen en spruitjes achter. Vosje proeft ervan en vindt het lekker. Hij sluit vriendschap met de konijnen, speelt met hen ‘haasje-over’ en ze delen een wortel. Thuisgekomen zijn vader en moeder niet blij: geen vlees meegebracht. De dag erop moet Vosje zijn slag slaan in het hoenderhok. “Vosje bibbert tot in het puntje van zijn staart.” Het wordt niets met het jagen, zoals zijn ouders dat voorstellen. Hij wil geen dieren eten, alleen maar groente en fruit. En als hij niet mag terugkeren voordat hij buit heeft wordt Vosje gedwongen in het bos te slapen. Hij mist zijn ouders. En die missen hem ook. Ze gaan op zoek. Vosje is anders dan een ‘normale’ vos en laat dat de volgende dag zien. Hoe zullen zijn ouders reageren?
Dieren zijn precies als mensen
Minne schrijft vlot en toegankelijk en in haar taal speelt humor een rol. Vosje en de konijnen spelen bijvoorbeeld ‘haasje-over’. En als de haan in het kippenhok naar hem begint te pikken “maakt hij zich snel uit de poten.” De sfeer van het verhaal zet Minne mooi om in taal. Als hij ’s nachts alleen in het bos blijft, omdat de jacht niets heeft opgeleverd staat er “hij steekt zijn neus onder zijn staart en verandert in een hoopje verdriet.” Door herhaling (iedere keer wordt Vosje op jacht gestuurd) ontstaat dynamiek in het verhaal en dat zie je ook terug in de illustraties.
An Candaele (1959), die al meer boeken voor Brigitte Minne heeft geïllustreerd weet het karakter van de dieren te treffen in uiterlijk en houding. Ze werkt met levendige kleuren, zorgt voor sfeervolle prenten. Ze geeft de dieren een menselijke uitstraling: de vossen hebben handen en voeten, de dieren dragen kleren, picknicken, zitten aan tafel en slapen in een bed, moeder Vos geeft Vosje een lik op zijn oor uit liefde. Ze voegt een extra laag aan het verhaal toe, waardoor de dieren echt menselijke eigenschappen krijgen. Ik denk aan de afbeelding van het vosje dat met gebogen schoudertjes door het bos loopt. Je voelt de wanhoop. Of kijk naar de cover. Maar je moet ook regelmatig glimlachen bij haar illustraties: als de familie Vos aan tafel zit staat er alleen maar vis en vlees op tafel en Vosje heeft een kikker en een konijntje als knuffel.
Er is een minpuntje aan het verhaal. Het eindigt vrij plotseling. Vosje moet jagen kan een prachtig aanknopingspunt zijn om te spreken over ‘anders zijn’, over respect voor de natuur, over emoties als alleen zijn, bang zijn, vriendschap. Brigitte Minne heeft weer een bijzonder boek geschreven.
Eerder gepubliceerd op Bazarow
1
Reageer op deze recensie