Lezersrecensie
Van de nooit-eindigende bladval
Speciaal boekje met een aparte stijl. Van rustig, kabbelend en eenvoudige taal naar diepe, wijsgerige passages, afgewisseld met stukken die lezen als pure poëzie. Ik houd ervan.
'Hallo, zei hij. Wat lees je?
Elisabeth liet hem haar lege handen zien.
Ziet het eruit of ik iets lees? zei ze.
We moeten altijd iets lezen, zei hij. Ook als we niet fysiek lezen. Hoe moeten we anders de wereld lezen? Beschouw het als een constante.' (p67)
'Hij en ik hebben vaak zitten babbelen, voordat hij onder zeil ging. Op een dag zei hij iets heel moois. Wanneer de staat niet vriendelijk is, zei hij. We hadden het over het referendum, dat kwam eraan, ik heb er sindsdien een hoop over nagedacht. Dan zijn de mensen veevoer, zei hij. Wijze man, je grootvader. Slimme man.' (p161)
'Het is een kwestie van hoe we onze situatie beschouwen, liefste Dani, hoe we bekijken waar we staan, en hoe we ervoor kiezen, voor zover mogelijk, wanneer we zonder valse verwachtingen kijken, om niet te wanhopen en, tegelijkertijd, hoe we het beste kunnen handelen. Dát nu is hoop, meer is het niet, een kwestie van hoe we omgaan met de negatieve daden jegens mensen door andere mensen in de wereld, terwijl we in gedachten houden dat zij en wij allen mens zijn, dat niets menselijk ons vreemd is, het kwade en het goede, en, het allerbelangrijkste, dat we hier slechts een oogwenk zijn, meer niet. Maar in dat Augenblick is er hetzij een vriendelijke knipoog hetzij een bereidwillige blindheid, en we moeten weten dat we tot allebei evenzeer in staat zijn, en voorbereid zijn om boven en buiten het kwaad te staan, al zitten we er tot over onze oren in. Daarin is het belangrijk - en hier erken ik onmiddellijk de vriendelijke en charmante en rouwende ziel van mijn lieve broer die ik zo goed ken - de tijd, onze tijd, niet te verspillen zolang we hem hebben.' (p177)
Een heel mooie passage. Maar geschreven door een achttienjarige komt dit bevreemdend over. Afijn, ik moet zo een diepzinnige tiener toch nog ontmoeten.
Van poëtische pracht en één van de mooiste pagina's in het boek , wanneer hij in zijn geheugen opzoek gaat naar de naam van zijn lang overleden zusje en hiervoor een beroep doet op God? op stilte? op wie dan? Van: de vlinderantenne, de chemicaliën waar verf van gemaakt is, de dode aan de waterkant, zacht, hard plastic in de oceanen, de draad, spinnen, de nerf in het blad tot aan de nooit-eindigende bladval. (p178-180)
'Telkens opnieuw. Zelfs in de verlengde slaapperiode, met zijn hoofd op een kussen en gesloten ogen, nauwelijks aanwezig, doet hij het, wat hij altijd zo goed kon.
Eindeloos betoverend, Daniel. Betoverd leven. Hoe doet hij het?' (p186)
'Het is niet erg om te vergeten, weet je, zei hij. Het is goed. In wezen moeten we soms dingen vergeten. Vergeten is belangrijk. We doen het expres. Het betekent dat we een beetje rust krijgen. Luister je wel? We moeten vergeten. Anders zouden we nooit meer slapen.(...) Wat ik doe als het me dwarszit dat ik me iets niet kan herinneren, is. Luister je wel? (...) Ik stel me voor dat iets wat ik vergeten ben vlak bij me ineengevouwen zit, als een slapende vogel. (...) Wat ik dan doe, ik hou hem daar vast, zonder hem te stevig vast te houden, en ik laat hem slapen. En dat is alles.' (p193-194)
Ik had als kind graag zo een Meneer Gluck in mijn leven gehad. Al was het maar om mij naar de tekenacademie, muziekacademie te leiden. Gelukkig had ik wel een lidkaart van de jeugdbibliotheek.
'Hallo, zei hij. Wat lees je?
Elisabeth liet hem haar lege handen zien.
Ziet het eruit of ik iets lees? zei ze.
We moeten altijd iets lezen, zei hij. Ook als we niet fysiek lezen. Hoe moeten we anders de wereld lezen? Beschouw het als een constante.' (p67)
'Hij en ik hebben vaak zitten babbelen, voordat hij onder zeil ging. Op een dag zei hij iets heel moois. Wanneer de staat niet vriendelijk is, zei hij. We hadden het over het referendum, dat kwam eraan, ik heb er sindsdien een hoop over nagedacht. Dan zijn de mensen veevoer, zei hij. Wijze man, je grootvader. Slimme man.' (p161)
'Het is een kwestie van hoe we onze situatie beschouwen, liefste Dani, hoe we bekijken waar we staan, en hoe we ervoor kiezen, voor zover mogelijk, wanneer we zonder valse verwachtingen kijken, om niet te wanhopen en, tegelijkertijd, hoe we het beste kunnen handelen. Dát nu is hoop, meer is het niet, een kwestie van hoe we omgaan met de negatieve daden jegens mensen door andere mensen in de wereld, terwijl we in gedachten houden dat zij en wij allen mens zijn, dat niets menselijk ons vreemd is, het kwade en het goede, en, het allerbelangrijkste, dat we hier slechts een oogwenk zijn, meer niet. Maar in dat Augenblick is er hetzij een vriendelijke knipoog hetzij een bereidwillige blindheid, en we moeten weten dat we tot allebei evenzeer in staat zijn, en voorbereid zijn om boven en buiten het kwaad te staan, al zitten we er tot over onze oren in. Daarin is het belangrijk - en hier erken ik onmiddellijk de vriendelijke en charmante en rouwende ziel van mijn lieve broer die ik zo goed ken - de tijd, onze tijd, niet te verspillen zolang we hem hebben.' (p177)
Een heel mooie passage. Maar geschreven door een achttienjarige komt dit bevreemdend over. Afijn, ik moet zo een diepzinnige tiener toch nog ontmoeten.
Van poëtische pracht en één van de mooiste pagina's in het boek , wanneer hij in zijn geheugen opzoek gaat naar de naam van zijn lang overleden zusje en hiervoor een beroep doet op God? op stilte? op wie dan? Van: de vlinderantenne, de chemicaliën waar verf van gemaakt is, de dode aan de waterkant, zacht, hard plastic in de oceanen, de draad, spinnen, de nerf in het blad tot aan de nooit-eindigende bladval. (p178-180)
'Telkens opnieuw. Zelfs in de verlengde slaapperiode, met zijn hoofd op een kussen en gesloten ogen, nauwelijks aanwezig, doet hij het, wat hij altijd zo goed kon.
Eindeloos betoverend, Daniel. Betoverd leven. Hoe doet hij het?' (p186)
'Het is niet erg om te vergeten, weet je, zei hij. Het is goed. In wezen moeten we soms dingen vergeten. Vergeten is belangrijk. We doen het expres. Het betekent dat we een beetje rust krijgen. Luister je wel? We moeten vergeten. Anders zouden we nooit meer slapen.(...) Wat ik doe als het me dwarszit dat ik me iets niet kan herinneren, is. Luister je wel? (...) Ik stel me voor dat iets wat ik vergeten ben vlak bij me ineengevouwen zit, als een slapende vogel. (...) Wat ik dan doe, ik hou hem daar vast, zonder hem te stevig vast te houden, en ik laat hem slapen. En dat is alles.' (p193-194)
Ik had als kind graag zo een Meneer Gluck in mijn leven gehad. Al was het maar om mij naar de tekenacademie, muziekacademie te leiden. Gelukkig had ik wel een lidkaart van de jeugdbibliotheek.
1
2
Reageer op deze recensie