Meer dan 6,6 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Beklemmend relaas van een door oorlog verscheurde ziel

Pirayaani 15 augustus 2025
Vandaag op de dag af is het tachtig jaar geleden dat er met de overgave van Japan een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. In de loop der jaren groeide het aantal kampromans, boeken over Nederlanders en Indo-Europeanen die door Japanners in interneringskampen en krijgsgevangenkampen waren opgesloten. De meeste daarvan werden door een vrouw geschreven.

Jongens moesten rond hun elfde het vrouwenkamp verlaten en naar een mannenkamp. Het verblijf daar was vermoedelijk te overweldigend voor hen waardoor dit deel van de kampgeschiedenis niet is geschreven. Een uitzondering hierop was Henk Leffelaar, die erover schreef in De Japansche Regeering betaalt aan toonder. Een oorlog die niet verdween. En dit boek is in nog meer opzichten uniek. Het boek is geschreven met de blik van een veertienjarige jongen. Verder beperkte Leffelaar zich niet tot de gebeurtenissen in de interneringskampen, maar beschreef ook zijn innerlijke zoektocht naar hoeveel wrok en pijn van de oorlog nog altijd in hem huisde.

Leffelaar beschrijft zijn herinneringen aan de vrouwenkampen en mannenkampen waarin hij was geïnterneerd (hij had daar een dagboek bijgehouden) en ook zijn bezoek aan de voormalige kampen in de jaren zestig. Daartussendoor verweeft hij fragmenten uit de tijd dat hij verslaggever was over de koloniale oorlogen in Vietnam, Aden en Santo Domingo.

Leffelaar zet de kampgeschiedenis in een ander daglicht dan voorgangers deden in de periode 1945 – 1954. Zo schrijft hij over het weinige piëteit bij de omgang met de omgekomen kampbewoners. Ook het beeld dat een sterke Nederlandse leiding in mannenkampen zich zou bekommeren om jonge jongens klopt volgens Leffelaar niet. Pijnlijk is bovendien dat hij niet alleen onder de Japanse en Koreaanse kampbewaarders zuchtte maar ook onder de andere geïnterneerden.

Dat beeld van de mannenkampen was ook bij hemzelf gekanteld. Als jongeman had hij na de oorlog zijn internering in de mannenkampen beschreven als een boeiend avontuur. Op middelbare leeftijd besefte hij pas dat hij het eigenlijk helemaal niet leuk vond in die mannenkampen en verlatingsangst kende. In De Japansche Regeering betaalt aan toonder legt hij zich rekenschap af van dat proces van verdringing en bewustwording.

Zijn zweven tussen zelfstandigheid en afhankelijkheid beschrijft hij als volgt.
‘Dat vertrek uit Pulu Brayan is in mijn officiële voorraad herinneringen geboekstaafd als een avontuur. Eindelijk groot genoeg om naar een mannenkamp gestuurd te worden, voor vol te worden aangezien! Dat was, vooral in die tijd van oorlog, soldaten en krijgsgevangenen, het brevet dat alleen voor de werkelijk gekwalificeerden was weggelegd. De werkelijkheid was anders, en logischer. En ik heb het nu over een innerlijke werkelijkheid. In díe werkelijkheid wilde ik natuurlijk allerminst van mijn moeder vandaan en stelde ik haar, als machtige ouder die het had moeten kunnen voorkomen als zij het maar gewild had, verantwoordelijk voor die scheiding.’
‘Hoe was het, achteraf, ook uit te leggen? Hoe je van de ene dag op de andere geen speelgoed en geen huis meer had, hoe je geen vader en tenslotte ook geen moeder meer had, ook geen broer. Hoe je als kind temidden van zestienhonderd mannen alleen was, zwevend tussen zelfstandigheid en afhankelijkheid, hoe je je best deed diensten te bewijzen in ruil voor wat genegenheid, en steeds die onzekerheid over je vader en je moeder. Waar ze waren, òf ze er nog wel waren. En als ze er niet meer waren, wat dan? Hoe langer die vragen onbeantwoord bleven, hoe meer mijn onzekerheid ging omvatten: woede, angst, wraakgevoelens, bitterheid, wrok. Had mijn vader er dan op z'n minst niet voor kunnen zorgen, als hij werkelijk iets om mij gegeven had, dat hij bij mij gebleven was?’


Het gevoel van verlies en verlatenheid van de jongens in mannenkamp Si Rengo Rengo werd vermoedelijk versterkt door hun verblijf in krakkemikkige loodsen op een zanderige plek in het midden van het oerwoud. Dat was een groot verschil met bijvoorbeeld vrouwenkamp Tjideng, dat zich in een Europese stadswijk bevond.

Waar de meeste andere schrijvers van dagboeken en memoires de Jap als anonieme vijand beschrijven, weet Leffelaar te verrassen door de bewakers een zekere mate van individualiteit te geven, waardoor een beeld met meer nuance ontstaat.

Leffelaar is nooit losgekomen van zijn kampverleden, het is een plek waar de mens niet mag komen. Door het verblijf op zeer jonge leeftijd in mannenkampen is zijn persoonlijkheid echter verscheurd geraakt. Hij heeft de oorlog nooit kunnen verwerken, al heeft hij dat zijn hele leven geprobeerd door zijn verleden van zich af te schrijven. In zijn boeken schreef hij indringend wat er in de interneringskampen verloren is gegaan: de mogelijkheid om uit te groeien tot een volledig mens.

Een aantal zwartwit foto’s zijn in zijn zwanenzang opgenomen; vermeldenswaardig zijn de foto’s die de geïnterneerde J.P.J. Kosak in het kamp Si Rengo Rengo maakte kort voor en na de capitulatie.

Mr. Henk L. Leffelaar (1929-1980) werd geboren in het voormalig Nederlands-Indië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in vijf interneringskampen in de omgeving van Medan en in het geïsoleerde binnenland van Sumatra. Vanaf 24 juli 1943 hield hij een dagboek bij. Na de oorlog kwam Leffelaar naar Nederland en kwam na zijn studie in 1964 in dienst als redacteur bij de Gemeenschappelijke Persdienst Den Haag. Later werd hij correspondent in Washington en Londen. Hij bezocht brandhaarden zoals Vietnam, Zuid-Jemen en Israël. Hij publiceerde voor het eerst over zijn kampverleden in 1954 in het Leids studententijdschrift Minerva (onder pseudoniem) en later in diverse literaire tijdschriften, voor het laatst in 1980 in Tirade 24 (252), waarin hij uitlegt waarom hij buikpijn krijgt van de schrijfsels van Rudy Kousbroek. Zijn eerste boek over de kampen Leven op rantsoen verscheen in 1959. Dit boek werkte hij vier jaar later om naar het Engelstalige Through a harsh dawn, dat in Nederland nooit is uitgebracht. Zijn laatste boek over zijn kampverleden De Japanse regeering betaalt aan toonder verscheen in 1980, kort voor zijn overlijden.

Bij de totstandkoming van deze recensie is gebruik gemaakt van een artikel van Joop van den Berg in Indische Letteren 9 uit 1994.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Pirayaani