Meer dan 6,7 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een heerlijke zoektocht door de geschiedenis

ennonuy 01 september 2025
Hoe onze wereld in elkaar zit
Uitgeverij Querido Facto, 454 pagina’s met uitgebreid notenapparaat


Je moet maar durven, een boek schrijven over hoe onze wereld in elkaar zit. Ik zou niet weten waar te beginnen maar ik begin met alle vertrouwen aan dit boek over de tijd, de waarheid en de geschiedenis, tevens de titel van een schilderij van Francisco Goya. Doordat licht en donker elkaar afwisselen ontstond de notie van tijd en hoe moeten we met elkaar samenleven als we niet in grote lijnen hetzelfde denken over wat waar is en schreven Jean Pierre Rawie en Driek van Wissen niet al: Dat alles is zoals het is / komt voort uit de geschiedenis? We begrijpen het verleden pas, aldus de Rooy, door er achteraf geschiedenis van te maken.

Tot mijn vreugde stel ik al snel vast dat De Rooy kan schrijven en een goede stijl hanteert die ook ruimte laat voor humor, besmuikt misschien maar wel aanleiding gevend tot een glimlach. Als hij vertelt van een Belg die een museum van lucht, een museum van chocola en een museum van friet realiseerde schrijft hij: “Cacao, friet en licht: soms is er een samenhang in het gewone leven die zich aan het begrip onttrekt “.

Dan laat de Rooy ons zien dat God ons met zijn schepping wel voor een onoplosbaar probleem plaatste door over ‘dagen’ te spreken. Op de vierde dag kwam het licht en het onderscheid tussen dag en nacht. Maar een dag wordt nu juist door dat verschil gedefinieerd dus voor die vierde dag bestonden er nog helemaal geen dagen!

Augustinus zei het heel fraai: “Uitleggen kan ik het niet maar toch zeg ik vol vertrouwen, dat ik weet dat, indien niets voorbijging, er geen verleden tijd zou zijn, en indien niets op komst was, er geen toekomst zou zijn, en indien niets was, er geen tegenwoordige tijd zou zijn”. Maar hoe zit dat nu met uur, duur en datum?
Vroeger leefden de mensen veel meer buiten en hun werkzaamheden werden vaak door het weer en dus de seizoenen gedicteerd. Hanen waren zo’n beetje de eerste klokken, ze waren vrij nauwkeurig met hun tijdsaanduiding. Maar overdag hield die haan zijn snavel. Dan nam de zon het over. De oudste zonnewijzers dateren uit 1500 v.Cr. In Rome werden zij een horologium genoemd, letterlijk ‘tijdsaanduiding’. Maar bij slecht weer of ‘‘s nachts had je niets aan een zonnewijzer. Sinds de zestiende eeuw v.Cr. kennen we al waterklokken. Al snel gevolgd door de zandloper. Stiller, perfect om de duur van processen en handelingen aan te geven en veel kleiner. Behalve de zandloper van Tycho Brahe die vierentwintig uur aankon. En vergeet ook de alomtegenwoordige kerkklokken niet. De 12 uren van de dag komen uit de bijbel.

Ronduit heerlijk is de beschrijving van horloges, de ware en gemiddelde tijd, het reizen per trekvaart en later per trein tot en met het instellen van de wettelijke tijd, in Frankrijk in 1891, in Nederland in 1908, gevolgd door de eerste zomertijd in 1916. Steeds nadrukkelijker werd de mens door de klok geregeerd. Fabrieks-en kantoorarbeid en de uitvinding van kunstlicht versterkten deze ontwikkeling. Fabrieken produceerden niet meer op bestelling maar op voorraad en de mens werd van taak-georiënteerd vooral tijd-georiënteerd. En inmiddels leven we in het tijdperk van de tijd die is gebaseerd op de subatomaire fysica van atoomklokken. De Rooy eindigt dit hoofdstuk met de zon die ons overdag vertelt hoe laat het is en de maan en de sterren die dat ‘s nachts doen: “Om de aarde te begrijpen zullen we naar de hemel moeten”. Vindt u dat niet ook prachtig? We gaan naar de zon en de maan.

De tijd is zowel cyclisch, zoals in dag en nacht en bij de wisseling der seizoenen of geboren worden en sterven, maar tegelijkertijd ook lineair van verleden naar toekomst, voorbij de tijdhorizon in de eeuwigheid. En zie eens hoe simpel onze kalender in elkaar steekt: de dag wordt bepaald door de draaiing van de aarde om haar as, een maand is de duur van de baan van de maan rond de aarde en de baan van de aarde om de zon duurt een jaar.

We weten natuurlijk al sinds jaar en dag hoe ondoorgrondelijk de bepaling van Pasen is. De Rooy laat ons zien hoe razend ingewikkeld die kwestie was en is. Nu interesseert het niemand meer, wie viert nog het paasfeest? En zo geraken we in de wereld van de sterren en hemellichamen, van oudsher bakens in dienst van de door mensen zo gretig opgeslorpte voorspellingen van allerlei aard. Opmerkelijk is de verzuchting van de schrijver dat de kerk in het algemeen niet gecharmeerd was van nieuwsgierigheid. We kwamen dat al bij Augustinus tegen.

En o ja, de christelijke jaartelling werd opgesteld door de monnik Dionysius Exiguus op verzoek van de paus en die begon met het jaar 1, dat hij als het geboortejaar van Jezus beschouwde. Maar dat had natuurlijk het jaar nul moeten zijn. Tot in lengte van dagen zullen we dan ook een jaar te jong zijn. Die jaartelling met de toevoeging ‘voor of na Christus‘ wordt pas laat in de Middeleeuwen algemeen.

We zijn aangeland bij de waarheid. Dat onderscheid tussen leugen en waarheid heeft voor ons, zo zegt de Amerikaans-Oostenrijkse fysicus Heinz von Foerster, een neef van Ludwig Wittgenstein, tot catastrofale gevolgen geleid: ”Wahrheit bedeutet Krieg”. De Rooy: “Wie denkt over de waarheid te beschikken, heeft weinig aarzeling om die aan anderen op te leggen”.
En natuurlijk komen we dan onmiddellijk bij de bijbel terecht waarbij De Rooy zich al snel mee laat slepen in een ingewikkelde exegese over de drie-eenheid, de vader de zoon de heilige geest. Maar dit gepalaver is niet aan mij besteed. Terecht wijst hij op de vele inconsistenties en tegenspraken in de beide testamenten. De bijbel is niet een boek in klassieke zin maar een verzameling teksten waarvan sommige al in de tiende eeuw voor Christus ontstonden en alle gebaseerd zijn op een mondelinge traditie. Augustinus ontdekte 88 ketterijen in de bijbelteksten bijvoorbeeld. Vast staat dat het vroege christendom buitengewoon verdeeld was. En hoe kan het toch dat er ten tijde van de bijbel zoveel wonderen waren die daarna nooit meer voorkwamen? En waarom werden er nimmer engelen waargenomen? Het is natuurlijk niet zo gek dat die protestanten niets moesten hebben van heiligenverering of transsubstantiatie. En toen met name in het protestantisme afsplitsing op afsplitsing volgde, was het wel duidelijk dat geloof en waarheid niet langer nagenoeg identiek waren.

Afwijkende meningen waren weliswaar aanleiding tot verkettering maar vanaf de 11de eeuw raakten ketterverbrandingen in de mode en vanaf 1163 begint de inquisitie aan een ware kruistocht tegen ongelovigen of andersgelovenden. De dodelijkste campagne was die tegen albigenzen tussen 1208 en 1229. Pas bij de Vrede van Munster in 1648 erkende men de religieuze verdeeldheid en werd hier en daar gewetensvrijheid getolereerd. Overigens waren ook de protestanten niet vies van ketterverbrandingen. En de katholieken en protestanten trokken gezamenlijk op tegen joden en wederdopers. En tegelijkertijd werden ook talloze mannen en vrouwen veroordeeld tot de verschrikkelijkste doodstraffen.

Al in 1651 schreef Thomas Hobbes in Leviathan dat de mens zich niet door de rede liet leiden maar door hebzucht en eerzucht. De ander is eerst en vooral een potentiële tegenstander en bedreiger. Een soeverein was nodig om de samenleving te leiden en in balans te houden. Die soeverein zou nooit een religieuze leider mogen zijn, die waren per definitie niet te vertrouwen, vond Hobbes.
En voor wie het nog niet wist wil De Rooy het nog wel een keer opschrijven: “Moreel gedrag is niet afhankelijk van geloof, zoals omgekeerd het geloof niet vanzelf in moreel gedrag resulteert”. In het algemeen aanvaardt men momenteel de gedachte dat religie een bijproduct van de evolutie is. Religie is spontaan en intuïtief ontstaan en vervolgens doorgegeven. Onderscheid maken tussen geloof en bijgeloof is dan ook niet zinvol. Dat bijgeloof het verloren heeft van geloof is het resultaat van sociale processen. Montaigne schreef: De mens is stapelgek. Hij zou nog geen luis kunnen maken, maar goden bij dozijnen”.

De mens heeft een nadrukkelijke voorkeur voor dualisme: lichaam en geest, man en vrouw, geloof en wetenschap, licht en donker, wij en zij. Spiritualiteit is een voortvloeisel van dat dualisme: het bezielde leven. En lichaam en ziel zijn twee geheel verschillende dingen. Daardoor kunnen we ons ook een leven na de dood voorstellen. En daaruit is ook de dodencultuur ontstaan.

En de verering van de zonnegod vormde een opstapje in de richting van het monotheïsme. Met een paar reuzenstappen kom ik nu bij Mozes terecht van wie aangenomen wordt dat hij een Egyptische priester was. Mozes stond aan de basis van de christelijke God en het was deze God zelf die de religieuze onverdraagzaamheid in het leven riep door te verklaren: “ Wie niet voor mij is, is tegen mij”.
En, zeker in Europa, zouden we al snel zien dat de kerkelijke en wereldlijke macht maar wat graag gemene zaak maakten. Het vagevuur ontstond in 1274. En natuurlijk raakte de mens de draad en het gevoel van samenhang kwijt toen niet de aarde maar de zon de spil bleek waar alles om draaide. Al heel lang beseft de mens dat het niet eenvoudig is te onderscheiden tussen waar en onwaar. Zijn onjuiste ideeën een gevolg van een haperend verstand of eerder, zoals John Locke meent, een ontsporing van de verbeelding? Kijk eens naar de dag van vandaag waar de wetenschap op zijn best ‘ook maar een mening’ is.

Met de Verlichting werden volgens sommigen tijdloze idealen geformuleerd. Het was Kant die het grote motto van de Verlichting bedacht: ‘Sapere Aude’, ‘durf te denken’. Maar tegenwoordig wordt zeer kritisch naar deze periode gekeken. Sommigen zien een rechte lijn van de Verlichting naar de Holocaust. En nu zijn we aangeland in het tijdperk van de complottheorieën, die overigens zo oud zijn als de geschiedenis. De focus werd vooral gericht op Jezuïeten, Vrijmetselaars en joden. En met de complottheorieën kwam ook de scepsis inzake de wetenschap. De Rooy gaat uitgebreid in op de Flat Earthers en vliegende schotels, dit alles culminerend in de Protocollen van de Wijzen van Sion.

In het laatste deel filosofeert De Rooy over de geschiedkunde en laat hij zien dat er talloze richtingen zijn geweest: geschiedenis is een eindeloos debat. En dat houdt niet op bij Fukuyama’s ‘einde van de geschiedenis’ na het neerhalen van de muur. De geschiedkundige heeft, hoe het ook zij, de plicht te begrijpen. Ik kijk om me heen, getuige van de eigentijdse geschiedenis en realiseer me, niet voor het eerst dat het o zo moeilijk is onze tijd te doorgronden, te zien welke afslag de geschiedenis aan het nemen is, hoe onze toekomst er uit ziet. Hoe graag niet zou je fast forward een sprong in de tijd nemen om alvast te zien wat het verschiet ons te bieden heeft. Het is maar goed dat dat ons niet gegund is.

Wat een heerlijk boek. Historicus Piet de Rooy meandert door de geschiedenis en verdomd, en passant raakt hij aan alles wat ons iets vertelt over hoe ons leven in elkaar steekt. Voortdurend zoomt hij in om aan het einde van zijn onderzoeksgebied weer uit te zoomen en de grote lijnen te laten zien. Ik liep graag met hem mee, voor de rode draad, de zijstappen en al die prachtige anekdotes. U begrijpt het: dit boek is een aanrader!


Enno Nuy
September 2025

Reageer op deze recensie

Meer recensies van ennonuy