Lezersrecensie
Terugblikken op sentimentele principes
Adolphe (1816) werd geschreven tussen 1810 en 1816 met nog latere edities met wijzigingen; delen eruit werden vooraf aan publicatie door een 40 jarige Benjamin Constant voorgedragen in Engeland, waar de toehoorders door geraakt werden. Sentimentaliteit van de 18e eeuw is dan blijkbaar nog gebruikelijk, of het onderzoeken daarvan en toetsen aan het gezond verstand.
‘Adolphe’ lijkt namelijk vooral sentimenteel in de manier waarop men zichzelf en anderen bekijkt, terwijl er wel een verandering plaatsvindt in het voor en nawoord die ook doorwerkt als achteraf blik in het verhaal zelf.
Van het leven van Benjamin Constant is vrij veel bekend, uit zijn vaak samen met ‘Adolphe’ gepubliceerde autobiografie Le cahier rouge (de vertaler Martin de Haan en Victor van Vriesland doen een poging de geschiedenis te herleiden, maar ook Vestdijk lijkt hem op die manier te kennen, zie de verwijzingen onderin deze review). Tegelijkertijd is Benjamin Constant meer dan van zijn roman bekend als vertegenwoordiger van de Franse revolutie. Daarom is Constant als de onvrije persoon Adolphe misschien ook nog wel de moeite. En hij is bekend om zijn langdurige relatie met Belle van Zuylen, met wie hij een levenslange correspondentie voerde (zie referentie onderin). Zij figureert waarschijnlijk in ‘Adolphe’ als de oudere vrouw van wie hij als jongeman leert dogmatismen te bestrijden.
‘Adolphe’ gaat over de onoprechte relatie tussen Adolphe en Ellénore, die leidt tot grote smart van beide.
Het wordt verteld in een mengeling van gedetailleerde overweging en actieve gebeurtenis - over de motivatie van de Adolphe van toen, die zich bijv verzet tegen de adviezen van zijn vader en later de bevriende baron, en die zelf ook allerlei verzint om de relatie vol te houden. Het speelt zich af binnen een gereguleerde samenleving (Ellenore wordt maar deels geaccepteerd) waarbij de ‘werkelijke’ gevoelens dus steeds als overwinning op de samenleving worden gepresenteerd. Het lijkt dan voor de hoofdpersoon Adolphe dat hij het goede doet, maar hij beseft ook dat dat niet zo is.
Achteraf is de commentator (met de stem van de onbekende en van de uitgever) niet zo trots op wat hij deed, maar hij kan het toch vertellen want het staat in het licht van de autonome mens, die zich het liefst wil losmaken van maatschappelijke normen en daarmee de sympathie opwekt, ook van zichzelf overigens want dat is zijn norm.
Buiten deze twee perspectieven is er het perspectief van de lezer, of toehoorder van wie sentimentaliteit over het verhaal wel verwacht wordt (en ten minste wat sympathie).
Deze sentimentaliteit (en de verwachting van medeleven) maakt het boek ook weer anders dan de beleving van bijv de Spaanse Javier Marias in ‘Zo begint het slechte’ (2014) waarin een persoonlijke geschiedenis van de filmregisseur Muriel en zijn vrouw Beatriz ook een ‘collage’ blijkt aan het einde, en wiens relatie onmogelijk is vanaf het begin waar je als lezer echter geen vat op krijgt. De titel en beleving in Marias boek wijzen erop dat een slecht begin alleen nog maar meer slachtoffers gaat krijgen. Beter wordt het bij Marias niet, is vanaf het begin duidelijk.
Beter wordt het in Benjamin Constant’s boek ook niet, maar dat beseft de hoofdpersoon dan nog niet, eigenlijk wil deze Adolphe in de twee jaar die het verhaal duurt de verdere ellende voorkomen die hij heeft veroorzaakt als 22 jarige door de verleiding van de 10 jaar oudere Poolse hofdame Ellénore, van wie hij al vroeg beseft niet te houden, met een soort edelmoedigheid die hij van zichzelf denkt te hebben en die hij daarom zou moeten verdedigen. Ergens wordt gezegd uit respect voor de ‘heiligheid’ van de liefde die immers juist een persoon uittilt boven een samenleving en wanneer dat bedrogen uitkomt lijkt er ook niet meer een samenleving te zijn waarop men kan terugvallen. Het lijkt althans alsof Constant vooral hiernaar op zoek is, het spanningsveld tussen wat je zelf bedenkt en een samenleving die eisen stelt. Het uitgangspunt bij Benjamin Constant is anders dan bij Javier Marias, Adolphe heeft nog een soort hoop, die echter uitmondt in een medelijdend soort schuldbesef tegenover de ander maar wel met dezelfde ellende als die je bij Marias’ boek tegenkomt.
De (stijl)figuur van de symmetrie die Vestdijk er in zijn essay in zag, namelijk van het gebrek aan liefde bij de een die omslaat in medelijden voor de ander, is inderdaad zichtbaar, meer dan de helft van het boek vanaf hoofdstuk 4 gaat over dat medelijden (of mogelijk toch eerder schuldbesef) als resterend gevoel van verbinding. Het is de schrijver Constant dan ook echt te doen geweest om die tweede periode, waarin Adolphe niet opgeeft om Ellénore te ontzien, al kost het hem zijn maatschappelijk aanzien.
Het achteraf perspectief is hier mogelijk nog wel het meest interessant, het zegt iets over hoe men herinnert en het herinnerde ombuigt naar iets redelijks, aanvaardbaars. Het zegt ook iets over Constant die omkijkt naar zijn Adolphe.
De schrijver zegt in zijn voorwoord dat hij zich met dit verhaal niet tracht te rechtvaardigen omdat dit in het algemeen een uiting is van een kleine geest. De ervaringen moeten geaccepteerd worden vindt hij nu hij ouder is.
Dat is echter niet zoals het boek begint (en was dit een van de ideeen die aangepast zijn in latere edities ?). Het begint met een excuus, een vader-zoon relatie die geen liefde toeliet en een vader die in een grap verspreidt dat een verhouding hebben niet erg is zolang het het huwelijk niet stoort; daarna is er een vriend die een vrouw versiert en dan wordt het vinden van een te versieren vrouw een doel op zich. Het is maatschappelijk aangeleerd gedrag is de boodschap. Ook binnen het verhaal is dat een ingelast achteraf perspectief. ‘Ellénore n’était plus un but: elle était devenue un lien,’ zij is een soort feitelijke verbinding geworden (hoofdstuk 4, p40). Het gevoel is voorbij als het doel bereikt is, maar dat is zelfs te veel gezegd, het gevoel was er eigenlijk al niet, het was alleen maar een doel wat bereikt moest worden.
In het voorwoord voor de derde druk (waarin ‘ideeen’ uitgewerkt zijn) vertelt Benjamin Constant dat hij bevestiging terughoort van mensen die zijn boek lazen, van een opportunisme in de liefde zouden we nu zeggen. Constant bekijkt hen alsof ze vooral zichzelf bedonderen, met het maatschappelijk contract dat toch te machtig is om te veranderen. Hij is nu ‘onverschillig’ ten opzichte van zijn boek- dat woordje intrigeerde me en ik las het daarna vaker terug in de briefwisseling met Belle van Zuylen- en hij wenst alleen maar dat het boekje onveranderd wordt herdrukt. In zijn eerste brief aan de uitgever achterin het boek - als getuige van het hem toegezonden verhaal - is hij minder onverschillig, daar zou het boek ook een les hebben kunnen zijn. De hele ontwikkeling van Benjamin Constant zit in voor en nawoord: van opportunisme binnen de regels van de samenleving, naar autonome gedachten en zich losmaken van regels, daarna naar een soort berusting over wat je eigenlijk kan veranderen. Mensen laten zich leiden door principes maar die zijn niet altijd dezelfde.
Informatie over zijn jeugdige connectie met de 27 jaar oudere Belle van Zuylen (vanaf 1786), zijn verblijf aan het hof van de Duitse keurvorst van Brunswijk (1788) en zijn latere verbintenis met de vurige Mme de Stael (1794) vindt men bij Victor E van Vriesland, die de romans Adolphe en het pas later uitgegeven Cecile bespreekt en plaatst in het leven van Benjamin Constant (onder ‘Nieuw dubbelportet van Benjamin Constant’, De nieuwe stem 1952, op internet onder DBNL).
Het essay van Vestdijk over Adolphe en de ‘collage’ bevat een schrijvers indruk en vergelijking met andere ‘collages’ in de literatuur (ook te vinden op internet onder DBNL, ‘Benjamin Constant en het medelijden’ Maatstaf 1967-68).
Er zijn de brieven van Benjamin Constant aan Belle van Zuylen die tonen hoe een jonge Benjamin Constant al rept over de onverschilligheid en ledigheid (de vergelijking met de radertjes van een klok die men niet tegenhoudt, geleend van iemand die hij tegenkwam) terwijl Belle van Zuylen hem een doel als mens voorhoudt omdat hij nu eenmaal mens is en niet anders kan. Uitgave bij van Oorschot ‘ Je bent een allerbeminnelijkste dwaas’, vertaald door Greetje van den Bergh).
Tenslotte heeft de vertaler Martin de Haan op zijn website ‘hofhaan’ ook nog een Nawoord geschreven in 1998, voor een schooleditie, met uitgebreide biografische gegevens oa over de politieke rol van Constant rond de machtswisselingen met Napoleon en het huis van Bourbon, maar ook met tekstverklaringen, en een voelbare sympathie voor Constant, een aanrader.
‘Adolphe’ lijkt namelijk vooral sentimenteel in de manier waarop men zichzelf en anderen bekijkt, terwijl er wel een verandering plaatsvindt in het voor en nawoord die ook doorwerkt als achteraf blik in het verhaal zelf.
Van het leven van Benjamin Constant is vrij veel bekend, uit zijn vaak samen met ‘Adolphe’ gepubliceerde autobiografie Le cahier rouge (de vertaler Martin de Haan en Victor van Vriesland doen een poging de geschiedenis te herleiden, maar ook Vestdijk lijkt hem op die manier te kennen, zie de verwijzingen onderin deze review). Tegelijkertijd is Benjamin Constant meer dan van zijn roman bekend als vertegenwoordiger van de Franse revolutie. Daarom is Constant als de onvrije persoon Adolphe misschien ook nog wel de moeite. En hij is bekend om zijn langdurige relatie met Belle van Zuylen, met wie hij een levenslange correspondentie voerde (zie referentie onderin). Zij figureert waarschijnlijk in ‘Adolphe’ als de oudere vrouw van wie hij als jongeman leert dogmatismen te bestrijden.
‘Adolphe’ gaat over de onoprechte relatie tussen Adolphe en Ellénore, die leidt tot grote smart van beide.
Het wordt verteld in een mengeling van gedetailleerde overweging en actieve gebeurtenis - over de motivatie van de Adolphe van toen, die zich bijv verzet tegen de adviezen van zijn vader en later de bevriende baron, en die zelf ook allerlei verzint om de relatie vol te houden. Het speelt zich af binnen een gereguleerde samenleving (Ellenore wordt maar deels geaccepteerd) waarbij de ‘werkelijke’ gevoelens dus steeds als overwinning op de samenleving worden gepresenteerd. Het lijkt dan voor de hoofdpersoon Adolphe dat hij het goede doet, maar hij beseft ook dat dat niet zo is.
Achteraf is de commentator (met de stem van de onbekende en van de uitgever) niet zo trots op wat hij deed, maar hij kan het toch vertellen want het staat in het licht van de autonome mens, die zich het liefst wil losmaken van maatschappelijke normen en daarmee de sympathie opwekt, ook van zichzelf overigens want dat is zijn norm.
Buiten deze twee perspectieven is er het perspectief van de lezer, of toehoorder van wie sentimentaliteit over het verhaal wel verwacht wordt (en ten minste wat sympathie).
Deze sentimentaliteit (en de verwachting van medeleven) maakt het boek ook weer anders dan de beleving van bijv de Spaanse Javier Marias in ‘Zo begint het slechte’ (2014) waarin een persoonlijke geschiedenis van de filmregisseur Muriel en zijn vrouw Beatriz ook een ‘collage’ blijkt aan het einde, en wiens relatie onmogelijk is vanaf het begin waar je als lezer echter geen vat op krijgt. De titel en beleving in Marias boek wijzen erop dat een slecht begin alleen nog maar meer slachtoffers gaat krijgen. Beter wordt het bij Marias niet, is vanaf het begin duidelijk.
Beter wordt het in Benjamin Constant’s boek ook niet, maar dat beseft de hoofdpersoon dan nog niet, eigenlijk wil deze Adolphe in de twee jaar die het verhaal duurt de verdere ellende voorkomen die hij heeft veroorzaakt als 22 jarige door de verleiding van de 10 jaar oudere Poolse hofdame Ellénore, van wie hij al vroeg beseft niet te houden, met een soort edelmoedigheid die hij van zichzelf denkt te hebben en die hij daarom zou moeten verdedigen. Ergens wordt gezegd uit respect voor de ‘heiligheid’ van de liefde die immers juist een persoon uittilt boven een samenleving en wanneer dat bedrogen uitkomt lijkt er ook niet meer een samenleving te zijn waarop men kan terugvallen. Het lijkt althans alsof Constant vooral hiernaar op zoek is, het spanningsveld tussen wat je zelf bedenkt en een samenleving die eisen stelt. Het uitgangspunt bij Benjamin Constant is anders dan bij Javier Marias, Adolphe heeft nog een soort hoop, die echter uitmondt in een medelijdend soort schuldbesef tegenover de ander maar wel met dezelfde ellende als die je bij Marias’ boek tegenkomt.
De (stijl)figuur van de symmetrie die Vestdijk er in zijn essay in zag, namelijk van het gebrek aan liefde bij de een die omslaat in medelijden voor de ander, is inderdaad zichtbaar, meer dan de helft van het boek vanaf hoofdstuk 4 gaat over dat medelijden (of mogelijk toch eerder schuldbesef) als resterend gevoel van verbinding. Het is de schrijver Constant dan ook echt te doen geweest om die tweede periode, waarin Adolphe niet opgeeft om Ellénore te ontzien, al kost het hem zijn maatschappelijk aanzien.
Het achteraf perspectief is hier mogelijk nog wel het meest interessant, het zegt iets over hoe men herinnert en het herinnerde ombuigt naar iets redelijks, aanvaardbaars. Het zegt ook iets over Constant die omkijkt naar zijn Adolphe.
De schrijver zegt in zijn voorwoord dat hij zich met dit verhaal niet tracht te rechtvaardigen omdat dit in het algemeen een uiting is van een kleine geest. De ervaringen moeten geaccepteerd worden vindt hij nu hij ouder is.
Dat is echter niet zoals het boek begint (en was dit een van de ideeen die aangepast zijn in latere edities ?). Het begint met een excuus, een vader-zoon relatie die geen liefde toeliet en een vader die in een grap verspreidt dat een verhouding hebben niet erg is zolang het het huwelijk niet stoort; daarna is er een vriend die een vrouw versiert en dan wordt het vinden van een te versieren vrouw een doel op zich. Het is maatschappelijk aangeleerd gedrag is de boodschap. Ook binnen het verhaal is dat een ingelast achteraf perspectief. ‘Ellénore n’était plus un but: elle était devenue un lien,’ zij is een soort feitelijke verbinding geworden (hoofdstuk 4, p40). Het gevoel is voorbij als het doel bereikt is, maar dat is zelfs te veel gezegd, het gevoel was er eigenlijk al niet, het was alleen maar een doel wat bereikt moest worden.
In het voorwoord voor de derde druk (waarin ‘ideeen’ uitgewerkt zijn) vertelt Benjamin Constant dat hij bevestiging terughoort van mensen die zijn boek lazen, van een opportunisme in de liefde zouden we nu zeggen. Constant bekijkt hen alsof ze vooral zichzelf bedonderen, met het maatschappelijk contract dat toch te machtig is om te veranderen. Hij is nu ‘onverschillig’ ten opzichte van zijn boek- dat woordje intrigeerde me en ik las het daarna vaker terug in de briefwisseling met Belle van Zuylen- en hij wenst alleen maar dat het boekje onveranderd wordt herdrukt. In zijn eerste brief aan de uitgever achterin het boek - als getuige van het hem toegezonden verhaal - is hij minder onverschillig, daar zou het boek ook een les hebben kunnen zijn. De hele ontwikkeling van Benjamin Constant zit in voor en nawoord: van opportunisme binnen de regels van de samenleving, naar autonome gedachten en zich losmaken van regels, daarna naar een soort berusting over wat je eigenlijk kan veranderen. Mensen laten zich leiden door principes maar die zijn niet altijd dezelfde.
Informatie over zijn jeugdige connectie met de 27 jaar oudere Belle van Zuylen (vanaf 1786), zijn verblijf aan het hof van de Duitse keurvorst van Brunswijk (1788) en zijn latere verbintenis met de vurige Mme de Stael (1794) vindt men bij Victor E van Vriesland, die de romans Adolphe en het pas later uitgegeven Cecile bespreekt en plaatst in het leven van Benjamin Constant (onder ‘Nieuw dubbelportet van Benjamin Constant’, De nieuwe stem 1952, op internet onder DBNL).
Het essay van Vestdijk over Adolphe en de ‘collage’ bevat een schrijvers indruk en vergelijking met andere ‘collages’ in de literatuur (ook te vinden op internet onder DBNL, ‘Benjamin Constant en het medelijden’ Maatstaf 1967-68).
Er zijn de brieven van Benjamin Constant aan Belle van Zuylen die tonen hoe een jonge Benjamin Constant al rept over de onverschilligheid en ledigheid (de vergelijking met de radertjes van een klok die men niet tegenhoudt, geleend van iemand die hij tegenkwam) terwijl Belle van Zuylen hem een doel als mens voorhoudt omdat hij nu eenmaal mens is en niet anders kan. Uitgave bij van Oorschot ‘ Je bent een allerbeminnelijkste dwaas’, vertaald door Greetje van den Bergh).
Tenslotte heeft de vertaler Martin de Haan op zijn website ‘hofhaan’ ook nog een Nawoord geschreven in 1998, voor een schooleditie, met uitgebreide biografische gegevens oa over de politieke rol van Constant rond de machtswisselingen met Napoleon en het huis van Bourbon, maar ook met tekstverklaringen, en een voelbare sympathie voor Constant, een aanrader.
1
Reageer op deze recensie